Transsubstantiatie tijdens de eucharistie
Ds. H. D. Rietveld | Geen reacties | 19-05-2020| 10:06
Vraag
Ter verdediging van de transsubstantiatie tijdens de eucharistie verwijzen katholieke apologeten graag naar oude kerkvaders, zoals Ignatius van Antiochië (een leerling van Johannes) en Justinus de Martelaar. Ignatius zegt in zijn brief aan de Romeinen bijvoorbeeld: “Ik verlang naar het brood van God, wat is het vlees van Jezus Christus, die uit het zaad van David was; en als drank verlang ik Zijn bloed, dat onvergankelijke liefde is.” Welke gevolgen heeft dit voor de gereformeerde avondmaalsvisie? En wat zijn de tegenargumenten?
Antwoord
De instellingswoorden van Christus “Dit is Mijn lichaam, dit is Mijn bloed” hebben een eeuwenlange interpretatiegeschiedenis gekend. Immers hoe heeft Hij het bedoeld? Wat is de werking van deze tekenen? Hoe is Hij er aanwezig?
Uit de kerkgeschiedenis blijkt dat de bezinning op het wezen en het gebruik van het Heilig Avondmaal een lange ontwikkeling heeft doorgemaakt. De geschriften van de kerkvaders uit de eerste eeuwen getuigen van uitspraken en gedachten met een spontaan karakter. Het ging hen om de versterking van het geloof zoals Christus zei: doe dat tot Mijn gedachtenis. Dat blijkt uit het aangehaalde citaat van Justinus de Martelaar (die leefde van ongeveer100-150). Maar wat bedoelt hij precies met de woorden: “Ik verlang naar het brood van God, het vlees van Jezus Christus” en: “als drank verlang ik naar Zijn bloed”? Bedoelde Justinus een geestelijke drank? Dacht hij echt dat Christus in het brood aanwezig is? We kunnen alleen zeggen dat hij het brood en de wijn als versterking van zijn geloof nodig had. Maar de eigenlijke werking ervan heeft hij niet helder uitgelegd.
Wat gebeurt er wanneer ik brood en wijn tot mij neem? Hoe is Christus daar aanwezig? Verandert het brood inderdaad wezenlijk in het lichaam van Christus en de wijn in Zijn bloed? En hoe versterkt het dan mijn geloof? Dat leggen de kerkvaders niet nader uit. Daarover ging dus de latere, verdere doordenking in de kerk.
De term transsubstantiatie kwam pas duidelijk in beeld toen Thomas van Aquino met behulp van de filosofie van de Griekse wijsgeer Aristoteles met de verklaring kwam dat wanneer de priester de instellingswoorden van Christus herhaalt, brood en wijn metterdaad in het lichaam en bloed van Christus veranderen terwijl ze voor onze zintuiglijke waarneming brood (ouwel) en wijn blijven. In theologenlatijn: de substantie veranderde terwijl de accidentie/species hetzelfde bleef.
De andere kerkvader die de vraagsteller noemt is Ignatius van Antiochië, die rond 115 is gestorven. Hij vermaande zijn gelovigen zich te verenigen rond de ene eucharistie: “Er is immers één vlees van onze Heere Jezus Christus en één beker om zich te verenigen met Zijn bloed.” Maar een verdere uitleg van de werking geeft hij niet. Wel zei hij dat het ene brood dat de gelovigen breken “een geneesmiddel tot onsterfelijkheid is, een tegengif tegen de dood.” Deze woorden werden later letterlijk opgevat alsof wie ervan eet echt onsterfelijk is. Maar het ligt meer voor de hand dit als een geestelijke vergelijking van het geloof op te vatten: wie door het geloof met Christus is verbonden heeft het eeuwige leven en mag het Avondmaal beleven als een voorsmaak van het eeuwige bruiloftsmaal van het Lam.
Deze misvatting geeft wel aan dat we de woorden van de eerste en tweede generatie kerkvaders (geestelijke leidinggevenden) niet als uitgewerkte dogmatische definities van het Avondmaal moeten lezen. Die ontstonden pas in latere eeuwen. Op concilies werden theologische concepten beoordeeld en als officiële kerkleer aanvaard of juist afgewezen.
Daar komt nog bij dat de Avondmaalsopvatting in de kerk van het oosten er weer anders uit kwam te zien dan in het westen van Europa waar de uiteindelijk door de Rooms Katholieke kerk vastgestelde Avondmaalsleer de overhand kreeg (het bekende concilie van Trente (1545-1563): Christus is lichamelijk aanwezig en de eucharistie is noodzakelijk om het heil deelachtig te worden. Zijn offer wordt namelijk door de instellingswoorden van de priester tegenwoordig gesteld en zo krijgen de gelovigen er deel aan, want het sacrament werkt alleen als het door een wettige priester bediend wordt. Zo kan een automatisme ontstaan: als ik het sacrament maar krijg zit het goed.
Hiertegen zetten de reformatoren zich af. Helaas konden, zoals bekend Calvijn, Luther en Zwingli niet tot overeenstemming komen. Globaal aangeduid: Luther bleef teveel vasthouden aan de lichamelijke aanwezigheid van Christus (zoals vuur in roodgloeiend ijzer), terwijl Zwingli brood en wijn vooral als tekenen zag om ons geloof in Christus uit te drukken. De visie van Calvijn vinden we samengevat in wat we lezen in de Heidelberger Catechismus Zondag 28- 30 en in artikel 35 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Afgewezen wordt dat Christus lichamelijk in brood en wijn aanwezig is en dat de kracht van Zijn kruisoffer er niet doorheen werkt, maar dat het tekenen zijn (niet meer maar ook niet minder) van Christus’ offer. Hijzelf blijft in de hemel, maar is door Zijn Geest aanwezig om op aarde met Zijn gemeente de maaltijd te hebben. Daarom zegt het Avondmaalsformulier: heft de harten omhoog, waar Christus is.
De bewoordingen uit de evangeliën en de eerste brief van Paulus aan de Korinthiërs bevatten een geestelijk geheimenis dat niet door theologische doordenking volledig is te bevatten en te verwoorden. De eerste kerkvaders hadden in hun onbevangenheid en spontaniteit gelijk: laten we maar niet te veel uitvinden “hoe het zit”, maar gelovig de toevlucht nemen tot Christus (na gepaste zelfbeproeving). Hij heeft Zelf bevolen (“doet dat”!) dat de gelovige deelname aan deze gedachtenismaaltijd van Zijn verzoeningsoffer ons zwakke geloof als zondaar ten goede komt. Dan past ons alleen maar ootmoed en ontzag en verwondering om zoveel genade!
Ds. H. D. Rietveld
Lees ook: 'Lichaam en bloed van Christus'
Dit artikel is beantwoord door
Ds. H. D. Rietveld
- Geboortedatum:06-11-1947
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Nijkerk
- Status:Actief
Bijzonderheden:
emeritus