De wet met een hoofdletter
Ds. H. Peet | Geen reacties | 22-04-2020| 15:45
Vraag
In Romeinen 3:21 wordt tweemaal geschreven over de wet. De eerste keer met een kleine letter en de tweede keer met een hoofdletter (en de Profeten). Wat wordt er mee bedoeld dat er zonder die wet (met kleine letter) Gods gerechtigheid is geopenbaard waarvan door de Wet en de Profeten getuigd is?
Antwoord
Voor ik antwoord geef op je vraag is het wellicht goed om je erop te wijzen dat de grondtekst het verschil tussen hoofdletters en kleine letters niet kent. Het bezigen van hoofd- en kleine letters bevat dan ook feitelijk al een stukje interpretatie van de vertalers. Als je bijvoorbeeld de gewone Statenvertaling en de Herziene Statenvertaling met elkaar vergelijkt, zal je opvallen dat de Statenvertaling hier zoals je terecht opmerkt verschil maakt, terwijl de Herziene Statenvertaling dit niet doet.
De Statenvertalers zullen op deze manier tot uitdrukking hebben willen brengen dat het woordje ‘wet’ in beide gevallen niet helemaal dezelfde betekenis heeft en die nuancering wordt hier zeker terecht aangebracht. Het “zonder wet” waarvan in vers 21 sprake is, verwijst terug naar het vorige vers waar Paulus erop gewezen heeft dat uit werken van de wet niemand voor God gerechtvaardigd zal worden. Ook in vers 28 spreekt hij in dezelfde zin. Onder de oude bedeling gold: doe dit en gij zult leven. Paulus heeft in het voorafgaande duidelijk gemaakt dat de wet te kort schiet waar het gaat om ons behoud. Dat ligt niet aan de wet, maar aan de weerbarstigheid van ons zondaarsbestaan. Gods wet is wijs, heilig en goed (Rom. 7: 12). Wij zijn als zondaren echter zo vasthoudend in het kwaad bedrijven. De wet is niet bij machte om ons daarvan te weerhouden. Evenmin is ze in staat ons aan te sporen het goede te doen. De wet maakt het juist nog erger, omdat we denken dat juist de verboden vrucht de lekkerste is. De wet kan dan ook nooit een heilsweg zijn tot God! Redding hebben we van de wet niet te verwachten. De wet kan ons alleen maar ontdekken aan onze zonden. Zo is het dus onmogelijk voor God rechtvaardig te worden
De komst van de Heere Jezus Christus betekent hier de grote ommekeer. Hierop wijst het “maar nu” in vers 21. Nu is Gods gerechtigheid manifest geworden op een wijze waarbij we niet teruggeworpen worden op onze eigen wetsgehoorzaamheid, wat we zelf aan gerechtigheid bij God opbouwen door de wet te gehoorzamen. Zodoende dus zonder wet! Het is de reddende gerechtigheid in de Heere Jezus Christus, de verzoening die Hij aan het kruis tot stand heeft gebracht en waarin we mogen delen door het geloof (vers 22). Het is een gerechtigheid die we niet hoeven te verdienen maar die we uit genade mogen ontvangen. Christus heeft haar voor de zijnen verdiend en zij hoeven dan ook alleen maar de hand op te houden. In de weg van het geloof wil God ons aanzien in de Heere Jezus Christus en wil God Zijn gerechtigheid als de onze laten gelden. Zo kunnen we zonder enige bijdrage van onze kant recht voor God komen te staan en worden we ondanks ons verleden van verdere rechtsvervolging ontslagen. God pint ons niet langer vast op ons verleden, maar spreekt ons vrij van schuld en straf, geeft ons deel aan het eeuwige leven. Het gaat er bij de Heere genadig aan toe! Zondaren neemt Hij in genade aan. Het is een gerechtigheid die tot stand komt zonder wet, d.w.z. zonder werken der wet; wij verdienen haar niet!
Wat Paulus zo aan de Romeinen voorhoudt, is niet iets totaal nieuws. Daarop wijst de apostel aan het slot van vers 21 als hij zegt: “hebbende getuigenis van de Wet en de profeten.” Paulus bedoelt te zeggen: tijdens de oude bedeling was het ook al zo dat de gerechtigheid ontvangen werd in de weg van het geloof. Paulus brengt in die zin dan ook niets nieuws. De wet (hier dan in de betekenis van de vijf boeken van Mozes) en de profeten getuigen hier al van. Paulus wil zeggen: in het Oude Testament wordt al over deze dingen gesproken. In Rom. 4 zal hij dat verder aantonen, terwijl hij in Rom. 1:17 daarvoor al een aanzet gaf.
Ik hoop dat je zo duidelijk is geworden wat in beide gevallen met de aanduiding “wet” wordt bedoeld en waarom de Statenvertalers in het ene geval een hoofdletter en in het andere geval een kleine letter gebruiken.
Met een hartelijke groet,
Ds. H. Peet
Dit artikel is beantwoord door
Ds. H. Peet
- Geboortedatum:15-01-1964
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Sliedrecht (Eben-Haëzer)
- Status:Actief