Leuenberger en Augsburgse Confessie
Ds. L.W.Ch. Ruijgrok | Geen reacties | 16-10-2003| 00:00
Vraag
Ik heb een vraag over Samen op Weg. Het gaat over de Leuenberger Confessie en de Augsburgse Confessie. Wat is hier niet goed aan?
Antwoord
Hoewel de Onveranderde Augsburgse Confessie ook voluit bijbelse elementen bevat, staat er in deze belijdenis helaas ook een aantal artikelen die minder bijbels zijn, ja zelfs enkele die in strijd zijn met het getuigenis van de Heilige Schrift. Vandaar dat onze vaderen rond de wording van onze kerk (Emden, 1571) geweigerd hebben om dit belijdenisgeschrift te aanvaarden als uitdrukking van het gemeenschappelijke geloof. Wie zich uitgebreid op de hoogte wil stellen van de achtergronden van dit belijdenisgeschrift, alsook van de bezwaren die ertegen in gebracht kunnen worden, verwijs ik naar de brochure van ds. C. J. P. van der Bas, "De Augsburgse Confessie" (Heerenveen, 2000). Hieronder noem ik alleen een aantal kernbezwaren. Elementen waarbij het getuigenis van de Augsburger strijdt met dat van de Schrift.
1. Allereerst wordt in deze belijdenis gesteld dat de doop "heilsnoodzakelijk" is. Hoewel we met de Augsburgse Confessie het voluit bijbelse recht van de kinderdoop bepleiten, gaat dit toch duidelijk te ver. In art. IX van deze belijdenis lezen we zelfs dat een mens zonder gedoopt te zijn niet gered kan worden. Letterlijk staat er: "Vervloekt worden de Anabaptisten die de kinderdoop verwerpen en ervan overtuigd zijn dat kinderen zonder Doop gered worden" (art. IX).
2. Ook wat de visie op de tegenwoordigheid van Christus in het H. Avondmaal betreft, wijkt deze belijdenis af van het bijbels-gereformeerde spoor. Het voert te ver om in het bestek van deze vragenbeantwoording de hele avondmaalskwestie uit de doeken te doen. Maar in ieder geval wordt in de Onveranderde Augsburgse Confessie de gereformeerde visie op het H. Avondmaal verworpen (art. X), terwijl in deze confessie een visie op het H. Avondmaal wordt voorgestaan die op haar beurt in de gereformeerde belijdenisgeschriften wordt afgewezen (NGB art. 35, Heid Cat. zo. 29). Van fundamenteel belang is hierbij dat we niet vergeten dat aan dit verschil in visie op het H. Avondmaal een verschil in visie op de twee naturen van Christus ten grondslag ligt.
3. Op grond van de Heilige Schrift geloven en belijden we de volharding der heiligen (Rom. 8:30v, 11:29, Filip. 1:5 enz.). In de Augburgse Confessie wordt dit geloof in de volharding der heiligen echter veroordeeld: "Vervloekt worden de Anabaptisten die ontkennen dat degenen die eenmaal gerechtvaardigd zijn de Heilige Geest kunnen verliezen". Een uitspraak die eveneens in volstrekte tegenspraak is met de gereformeerde belijdenis (NGB art. 16, alsook het geheel van de Dordts Leerregels). Wie echter de volharding der heiligen loochent, loochent ook Gods verkiezing. En dat raakt het hart van het heil.
4. We geloven en belijden op grond van de Heilige Schrift dat Christus slechts twee sacramenten heeft ingesteld: de Heilige Doop en het H. Avondmaal (vgl. Heid. Cat. vr. en antw. 68, NGB art. 33). De Onveranderde Augsburgse Confessie daarentegen handhaaft de biecht als derde sacrament (art. XII) en stelt bovendien dat men slechts dan tot het H. Avondmaal kan worden toegelaten als men "van tevoren (in de biecht) onderzocht en gehoord is" (art. XXIV en XXV). Hoezeer we het nut en de zegen van een persoonlijke belijdenis van zonde aan een ambtsdrager erkennen, menen we op grond van de Heilige Schrift toch dat dit niet kerkelijk verplicht kan worden gesteld om deel te krijgen aan de vergeving der zonden en de verzekering daarvan.
5. We geloven op grond van de Schrift dat er een diepe kloof is tussen de kerk van Rome en die van de Reformatie. Daarom kunnen we ook niet voor onze rekening nemen wat art. XXI van de Onveranderde Augsburgse Confessie ten aanzien van dit verschil belijdt: "Het hele meningsverschil betreft slechts een klein aantal misbruiken die zonder duidelijke toestemming in de kerken binnengeslopen zijn".
2. De Leuenberger Konkordie
Ook ten aanzien van dit geschrift zijn -meer nog dan tegen de Augsburgse Confessie- velerlei bezwaren in te brengen. Zonder volledig te zijn wil ik in ieder geval de volgende elementen noemen:
1. Het eerste bezwaar betreft het in de LK beleden Schriftgezag. In I,4 en II,12 staat dat "leer en leven" en "alle kerkelijke verkondiging" genormeerd moet worden door kernmomenten uit het belijden. In II,12 bijv. staat "dat het enige Heilsmiddelaarschap van Jezus Christus het centrum der Schrift is en dat de boodschap der rechtvaardiging als de boodschap van Gods vrije genade, de maatstaf van alle kerkelijke verkondiging is". We menen echter dat de hele Schrift norm en maatstaf is voor alle kerkelijke arbeid en verkondiging en niet een (willekeurige) selectie uit de Schrift. Als je de hele Schrift als norm laat vallen, ga je uiteindelijk zelf bepalen wat waarheid is met alle ontbindende gevolgen van dien. Bovendien wordt voor het Schriftverstaan in deze Konkordie helaas ook een wettige plaats ingeruimd voor de schriftkritische bijbelbeschouwing (1,5). Een visie die nadrukkelijk strijdt met de Schrift Zelf, alsook met wat beleden wordt in de art. 2 t/m 7 van de NGB.
2. Ten aanzien van Gods verkiezing zegt de LK in III,24: "Over de verkiezing kan daarom alleen gesproken worden met het oog op de roeping tot het heil in Christus". Volgens deze stelling heeft de verkiezing dus alleen betrekking op de roeping tot het heil, maar niet op de aanvaarding ervan. Dit achten we in strijd met wat de Bijbel over Gods verkiezing zegt. In de Bijbel is het niet alleen verkiezing als ik geroepen word, maar is het ook verkiezing als ik op deze roep in geloof en bekering mag antwoorden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ook Remonstranten zich van harte kunnen vinden in de door de LK gepresenteerde visie op Gods verkiezing. Bovendien wordt in III, 25 nadrukkelijk afstand genomen van wat zowel de NGB als de DL belijden ten aanzien van de "verwerping van eeuwigheid" als daarin verklaard wordt: "Het getuigenis van de Schrift aangaande Christus maakt het ons onmogelijk een eeuwig raadsbesluit Gods tot uiteindelijke verwerping van bepaalde personen of van een volk te aanvaarden". Bij dit alles moeten we bedenken: een andere visie op Gods verkiezing leidt ook tot een andere Godsleer, tot een andere visie op de algehele verdorvenheid van de mens, tot een andere visie op het werk van Christus en een andere visie op het werk van de Heilige Geest. Kortom, het raakt alles. Zelfs de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof alleen functioneert dan niet meer. Want als het geloof niet voortkomt uit Gods verkiezing, maar op de een of andere manier toch mÃjn bijdrage is aan het heil, dan draag ik toch zelf weer een steentje bij en is het niet langer alles genade. Het op rechte wijze belijden van Gods verkiezing raakt de kern van het Evangelie, zoals reeds Luther in zijn controverse met Erasmus duidelijk maakte.
3. Voorts tast de LK ook de inhoud en het gezag van de belijdenis zelf aan en dus de officiële leer der kerk. Vgl. de volgende uitspraak: "Waar zodanige overeenstemming tussen kerken bestaat, raken de verwerpingen in de reformatorische belijdenissen de huidige stand van de leer dezer kerken niet meer" (III,20 en 26). Alsof de verwerping der dwalingen niet ook alles te maken heeft met de inhoud van wat beleden wordt. In plaats van de verwerping door de belijdenis komt nu de verwerping door de LK.
4. Op dit punt plaatsen we ook kritische kanttekeningen bij de uitspraak dat de kerken geleerd hebben om "het fundamentele getuigenis van de belijdenissen der reformatie te onderscheiden van hun denkvormen die historisch bepaald zijn" (I,5). Vorm en inhoud van de belijdenis dienen dus te worden onderscheiden, maar wie bepaalt wat fundamenteel is en wat historische vormgeving? De theologische en kerkelijke praktijk leert dat wat voor de één fundamenteel is, voor de ander slechts historische vormgeving is. Kortom, op deze wijze wordt het relativisme ten opzichte van de belijdenis als spreekregel van de kerk niet tegengegaan, maar juist bevorderd.
Eén aansprekend voorbeeld: het "fundamentele getuigenis" van de reformatie is in de ogen van de aanhangers van de LK dat het in het huwelijk gaat om "een relatie in liefde en trouw". Dat zo'n relatie er echter alleen kan zijn tussen man en vrouw is in hun ogen echter de "historisch bepaalde denkvorm". Aanhangers van de LK zeggen dan: wij weten nu gelukkig meer. We weten dat zo'n "relatie in liefde en trouw" er ook kan zijn tussen twee mensen van hetzelfde geslacht en daarom moeten ook die verbintenissen in de kerk gezegend kunnen worden.
Ds. L. W. Ch. Ruijgrok
Dit artikel is beantwoord door
Ds. L.W.Ch. Ruijgrok
- Geboortedatum:16-12-1955
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Waarder/Driebruggen
- Status:Inactief