Zegen en vloek
Ds. W. Arkeraats | Geen reacties | 02-07-2019| 14:39
Vraag
In Exodus 23 en in Deuteronomium 29 staan (m.i.) twee angstaanjagende teksten.
Exodus 23:21: “Wees op uw hoede voor Zijn aangezicht en luister naar Zijn stem. Verbitter Hem niet, want Hij zal uw overtredingen niet vergeven, omdat Mijn Naam in het binnenste van Hem is.” Of vanuit het Engels vertaald: “Rebelleer niet tegen Hem.”
Deuteronomium 29:19-20: “En het zal gebeuren, als hij bij het horen van de woorden van deze vervloeking zichzelf in zijn hart zegent door te zeggen: Ik zal vrede hebben, ook wanneer ik mijn verharde hart (“mijn verharde hart” - letterlijk: “de verharding van mijn hart”) volg; de overvloed zal de dorst wegnemen, dat de HEERE hem niet zal willen vergeven; dan zal de toorn van de HEERE en Zijn na-ijver tegen die man ontbranden (“ontbranden” - letterlijk: “roken”) en alle vervloekingen die in dit boek geschreven zijn, zullen op hem rusten. De HEERE zal zijn naam van onder de hemel uitwissen.”
Het gaat mij om de uitspraken: “want Hij zal uw overtredingen niet vergeven” en “dat de HEERE hem niet zal willen vergeven.” Ik dacht dat de HEERE vol vergeving was en zelfs opzettelijke zonden vergeeft, maar deze teksten lijken dat zeer tegen te spreken. De Bijbel spreekt zichzelf niet tegen. Hoe dienen wij deze teksten dan te lezen?
Antwoord
Beste vriend of vriendin,
Bij het lezen van de Bijbel komen er nogal eens vragen in ons hart op. Ook wanneer we iets lezen dat in tegenspraak lijkt te zijn met een ander gedeelte uit Gods Woord. Zo breng je bovenstaande teksten ter sprake. Ze klinken heel donker. En dan te bedenken dat ik moeiteloos veel andere gedeelten kan noemen waar over straf en vloek gesproken wordt.
Je vraag wil ik tweeledig beantwoorden. Allereerst wil ik bovenstaande teksten in hun verband plaatsen en daarna wil ik de woorden straf en vergeving nader uitwerken.
Bovenstaande teksten staan in gedeelten van Exodus en Deuteronomium, waar over zegen en vloek gesproken wordt. Op zichzelf zijn deze duidelijk: de Heere belooft zegen aan hen die Zijn geboden onderhouden en spreekt van het oordeel over hen die Hem ongehoorzaam zijn. Soms zijn er mensen die brutaal zeggen: “Zelfs als ik zondig, zal ik vrede hebben”, maar dat is een ernstige misrekening.
Met deze woorden richtte de Heere zich in de eerste plaats tot Zijn volk Israël, toen het op het punt stond het beloofde land in te trekken. Daar werden zij echter door veel (ook geestelijke) gevaren bedreigd: het occultisme tierde er welig. Aantrekkelijke afgoden waren er te kust en te keur. Het was duidelijk: de duivel zou geen middel onbeproefd laten om Israël door middel van die goden van God los te weken. Als dat zou gebeuren en het volk alleen de afgoden zou dienen, dan zou de vloek van God het wel treffen. Dan zou het van de aardbodem worden weggevaagd en zou de beloofde Messias nóóit geboren kunnen worden! We weten hoe het soms langs de rand van de afgrond gegaan is. Daarom steeds weer die indringende roep tot bekering! Het was een zaak van leven of dood.
Maar wat was er verder aan de hand? In de tijd van Mozes waren er mensen die een vloek over iemand konden uitspreken, terwijl deze zich van niets bewust was. Bileam kon dat bijvoorbeeld óók. Dat waren magische vloeken die volkomen onschuldige mensen konden treffen. Een soort noodlot dus. Die vloek stond dan los van iemands handelen; die kon je even willekeurig treffen als een raket die vanuit de Gazastrook wordt afgeschoten.
De Heere zegt nu: “Zo doe Ik niet! Ik ben geen blind noodlot, Ik ben rechtvaardig en barmhartig.” Door Zijn wet te geven, roept Hij op tot een heilig leven en belooft Hij zegen! Maar die belofte heeft een diep ernstige keerzijde: als je God niet dient, als je voor eigen rekening leeft, dan is daar het oordeel. De Heere Jezus werkt dit zelfs uit richting het oordeel op de ‘jongste dag’. Maar anders dan bij die magische vloekuitspraken: er is altijd een weg tot bekering, tot belijdenis van zonden en tot vergeving!
Dat werk ik wat breder uit. In heel de Bijbel wordt gesproken over schuld, straf en genade. De vraag of wij in vrede met God kunnen leven, staat dus niet los van ons concrete handelen. Daarbij kunnen we alleen al denken aan Mattheus 25: het laatste oordeel - de scheiding tussen de gelovigen en de ongelovigen. Daarom klinkt in de Bijbel altijd weer de roep tot bekering: van Genesis tot Openbaring.
Alleen: als we naar de geboden van de Heere willen leven, komen we tot de ontdekking, dat we daar hopeloos in tekort schieten. Als dat je tot nood wordt, is de duivel er graag bij om je te doen geloven dat er geen hoop voor je is. Maar nu het wonder: dan mogen we met al die zonden, met heel die schuld, met héél ons onvolkomen en verbroken bestaan de toevlucht nemen tot Christus. Van Hem wordt beleden dat Hij de vloek op zich heeft genomen, ja zelfs tot een vloek is geworden!
Zo kan Hij ons van de vloek over de zonde bevrijden die we naar het rechtvaardig oordeel van God verdienen. De keerzijde is dat de vloek op ons blijft wanneer we in ongeloof en zonde volharden.
Zo zal duidelijk zijn dat tussen ‘de weigering’ van de Heere om te vergeven en Zijn belofte van genade en vergeving geen tegenstelling bestaat.
Heel mooi en duidelijk wordt dit verwoord in Psalm 103:
Hij zal Zijn volk niet eindeloos kastijden,
noch eeuwiglijk Zijn gramschap ons doen lijden.
Hij is het, die ons Zijne vriendschap biedt;
Hij handelt nooit met ons naar onze zonden.
Hoe zwaar, hoe lang wij ook Zijn wetten schonden,
Hij straft ons, maar naar onze zonden niet.
Ds. W. Arkeraats
Dit artikel is beantwoord door
Ds. W. Arkeraats
- Geboortedatum:09-08-1946
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Hardinxveld Giessendam
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Emeritus