Toelaten zondeval
Ds. H. Peet | Geen reacties | 23-08-2003| 00:00
Vraag
Waarom heeft God mensen geschapen die in staat waren verkeerde dingen te doen? Hij wist toch van te voren dat de zondeval zou plaatsvinden? Waarom is de zondeval toegelaten? Is dat Gods wil geweest of heeft hij het toegelaten? In de catechismus staat dat er geen haar van je hoofd kan vollen zonder de wil van je Hemelse vader! Dus volgens de catechismus wil God ook dingen die in onze ogen 'slecht' zijn?
Antwoord
De vragen die je stelt hebben te maken met de verhouding van God tot het kwaad in deze wereld. Daarmee betreden we een terrein met vele voetangels en klemmen. Een terrein ook waarbij we onherroepelijk stuiten op de grenzen van ons denken en ons niet anders rest dan te buigen voor Gods souvereiniteit.
Allereerst zou ik je willen aanraden eens artikel 13 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis te lezen. Daar wordt beleden dat Gods bestuur over alle dingen gaat, ook over het kwade zonder dat Hij daarmee de veroorzaker van het kwade zou zijn. Augustinus heeft het treffend op één noemer gebracht toen hij zei dat ook alles wat tegen Gods wil ingaat niet buiten Zijn wil omgaat. Je voelt wel hoezeer we hier komen aan de grens van ons denken.
Hoe is nu de verhouding van God tot de zondeval? Heeft God die dan toch misschien op de één of andere manier gewild? Eigenlijk vraag je dan: wil God iets dat Hij niet wil? De vraag alleen al geeft aan dat we deze kant beslist niet op moeten. Het is zaak hier duidelijk te zijn. God heeft de zondeval niet gewild. God verafschuwt het kwade. God kan niet anders dan de zonde haten. God zou geen God meer zijn als Hij het kwade niet zou haten. Hij kan het kwade niet willen, Hij kan het alleen maar verafschuwen. Hij heeft Adam en Eva uitdrukkelijk verboden van de boom van kennis van goed en kwaad te eten (Gen. 2:16 en 17). God heeft de mens niet geschapen om in zonde te vallen, maar om met Hem te leven, Hem te kennen, ja Hem eeuwig te loven en te prijzen (HC zondag 3). Dat stond God voor ogen en niks anders. Er zat echt niet één of ander addertje onder het gras. Het zou betekenen dat we de Heere van onzuivere bijbedoelingen zouden betichten.God is een licht en gans geen duisternis is in Hem (1 Joh. 1:5). Je mag dan ook nooit zeggen dat God -op welke wijze dan ook- gewild heeft dat het kwade in deze wereld zou binnendringen. Hij wil het kwade juist niet.
Ook uit het slot van zondag 1 mag je dergelijke conclusies beslist niet trekken. Dat er niets gebeurt zonder Zijn wil (ook artikel 13 NGB gaat over de voorzienigheid!) betekent niet dat dingen toch gewild heeft die in onze ogen -trouwens in de Zijne nog veel meer!- slecht zijn zoals je schrijft. God is met Zijn wil bij het kwade anders betrokken dan bij het goede. In het goede heeft Hij behagen, het kwade haat Hij met een volkomen haat. Toch gaat ook het kwade gaat niet buiten Zijn wil om. We kunnen er niet meer van zeggen dan dat de Heere het toelaat, dat Hij het geschieden ervan niet verhindert hoewel Hij dat stellig zou kunnen. Dat is echter iets totaal anders dan dat Hij er op de één of andere manier achter zou staan. Die gedachte moeten we verre van ons werpen.
Uiteraard roept dit meteen in volgende vraag op. Waarom houdt God dat dan niet tegen? Waarom heeft God het kwade in de wereld toegelaten terwijl Hij de macht had er meteen korte metten mee te maken? Ik kan er niet meer van zeggen dan dat God de zonde heeft kunnen toelaten omdat het Hem nooit zou kunnen verhinderen om Zijn uiteindelijke bedoelingen met deze wereld te bereiken.
De bekende dogmaticus Herman Bavinck zegt: God zou de zonde niet gedoogd hebben indien Hij ze niet op absoluut heilige en souvereine wijze had kunnen regeren. God heeft de zonde kunnen toelaten omdat Hij zo machtig is dat Hij deze vreselijke macht tegen wil en dank kan gebruiken voor Zijn doel. Wat ten kwade gedacht wordt, kan God aanwenden ten goede (Gen. 50:20). Juist in Gods regeren over de zonde schitteren de deugden van Gods rechtvaardigheid en barmhartigheid. Nu de zonde in de wereld een feit is, leren we God kennen van een kant die anders voor ons verborgen zou zijn gebleven: Zijn weergaloze ontferming en genade, Zijn onbegrijpelijke zondaarsliefde. Het geeft ons nog meer stof om God te verheerlijken. Dit geeft er ons een klein beetje zicht op waarom God de zonde in deze wereld heeft kunnen toelaten. Tegelijk blijft hier veel voor ons verborgen, waarin we ons ook verder niet verdiepen moeten omdat we daarmee alleen maar vastlopen. Dan doen we er goed aan de woorden van Deut. 29: 29 ter harte te nemen dat de verborgen dingen voor de Heere zijn en de geopenbaarde voor ons en onze kinderen. We moeten hier niet proberen verder te begrijpen maar God, God laten zijn!
Nog één vraag blijft over: waarom heeft God de mens zo geschapen dat hij vallen kon. God heeft de mens zo geschapen omdat Hij een echt 'tegenover' wilde hebben. God wilde niet door robots gediend worden die voorgeprogrammeerd waren om te gehoorzamen. Je voelt wel aan: dat heeft met echte liefde niks te maken. God wilde mensen hebben die er elke keer weer vrijwillig voor zouden kiezen met Hem te leven. Dan moest er uiteraard ook iets te kiezen zijn. Juist door elke keer weer de boom van kennis van goed en kwaad voorbij te lopen, zou de mens er blijk van geven het bepalen wat goed is en wat kwaad aan God te willen overlaten. Steeds weer zou de mens er zo voor kiezen voor God te buigen. Zo wilde God het hebben.
Nee, laten we nu niet zeggen: had God de boom van kennis van goed en kwaad daar nu maar niet neergezet... Dan geven we God de schuld. God had de mens toegerust met de gaven die nodig waren om gehoorzaam te blijven. En zeker in het paradijs gold toch dat Gods geboden niet zwaar waren. Van alle geboden mocht gegeten op slechts één na. Wat is dat toch dat de mens toch ook nog van die ene boom wilde eten? Dat de mens zei: het paradijs is pas echt een paradijs als ik niet van alle bomen op één na mag eten, maar juist van alle bomen. Hoe ongerijmd is dat!
Hoe onredelijk is de zonde. God maakte het de mens toch niet moeilijk om te gehoorzamen? Hij gaf hem te leven in een paradijs. Wie Gen. 3 eerlijk leest, kan alleen maar zichzelf beschuldigen en God zeker niet. Hoe onbegrijpelijk dat de mens God vaarwel gezegd heeft. De mens draagt hiervoor de volle verantwoordelijkheid. Hij heeft het kwade in Gods goede schepping binnengehaald en daarmee God onstelbaar veel verdriet aangedaan. Natuurlijk heeft God dit van te voren zien aankomen dat het fout zou lopen. Je kunt je dan alleen maar verwonderen dat God toch aan deze wereld begonnen is, waarvan Hij wist dat Hij er zoveel moeite mee krijgen zou!
Nu hebben we het steeds over de vraag hoe het kwaad in deze wereld kwam en je mag zeker dat wat de Schrift erover zegt proberen na te gaan. Ik heb ook geprobeerd dat boven een klein beetje te doen. Als we nu maar niet vergeten dat er nog een belangrijker vraag is: hoe komt het kwaad weer de wereld uit? Of dichter bij huis: hoe word ik van mijn eigen schuld bevrijd. Uiteraard kan ik dan alleen maar verwijzen naar het kruis van Golgotha. Daar buigt Gods eigen Zoon onder de last van de zonde. Veel is niet te begrijpen als het gaat om het ontstaan van het kwade in deze wereld. Maar nog veel minder is de weg te begrijpen die de Heere ging om het kwaad uit deze wereld te bannen. Het brengt ons in aanraking met het kruis. Dat is nog minder te vatten! Daar mag ook ik bevrijd worden van de schuld die me alleen maar met schrik vervullen kan. Wie daarvan weet, kan er niets van begrijpen. Die kan het alleen maar als een wonder beleven. Die kan alleen maar heel klein worden om te aanbidden. De eerste Adam bracht de schuld in de wereld, de twee Adam draagt de schuld weg. Belangrijker dan alles te doorzien is het zien op deze Zaligmaker!
Dit artikel is beantwoord door
Ds. H. Peet
- Geboortedatum:15-01-1964
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Sliedrecht (Eben-Haëzer)
- Status:Actief