Zoon van God
Ds. A. de Lange | Geen reacties | 13-05-2019| 15:11
Vraag
In de evangeliën van Mattheüs, Markus en Lukas wordt Jezus regelmatig de “Zoon van God” genoemd door anderen. In het evangelie van Johannes noemt Jezus Zichzelf ook een aantal keren “Zoon van God.” In het Oude Testament worden mensen een aantal keren zoon/zonen van God genoemd. In Exodus 4:22-23 en Hosea 11:1 wordt Israël de zoon van God genoemd en in 1 Kronieken 28:6 en 2 Samuel 7:14 wordt Salomo de zoon van God genoemd. Deze personen zijn “zoon van God” in een figuurlijke zin en je als Jood zoon van God noemen lijkt dus absoluut geen godslastering te zijn.
Wat wordt er in de evangeliën bedoeld met “Zoon van God”? Refereert dit aan het Joodse begrip (iemand die in nauwe relatie met God staat) of bijvoorbeeld naar Jezus’ maagdelijke geboorte in Mattheüs en Lukas? Volgens mij wordt er nergens in het Nieuwe Testament meer gesproken over de maagdelijke geboorte (wat door de Joden opgevat zou kunnen worden als godslastering), dus wat is dan de godslastering voor Kajafas?
Antwoord
Feit is, zoals u in uw vraag stelt, dat “zoon van God” niet altijd “natuurlijke zoon van God” hoeft te betekenen. Het kan ook betekenen: “behorende bij.” Als zodanig hebt u gelijk wanneer u zegt dat het door Joden niet hoefde opgevat te worden als godslastering dat Jezus zei dat Hij Gods Zoon was. Het gaat echter in de evangeliën om meer dan dat Jezus enkel zegt dat Hij Gods Zoon is. Jezus optreden met volmacht, Zijn wonderen en gelijkenissen maken dat Kajafas Jezus de vraag stelt: Bent u de Christus, de Zoon van de Gezegende God? Het is opvallend dat “Zoon van de Gezegende” (eerbiedstaal voor “Zoon van God”) hier als nadere uitleg geldt van het messiasbegrip. Die twee staan dus in elkaars verlengde. Beslissend voor de inhoud van de begrippen is intussen niet wat ze elders in eerdere geschriften betekenen; beslissend is de lading die ze op deze plaats met betrekking tot deze persoon krijgen. We moeten dus niet zeggen: het begrip “Zoon van God” werd ook door anderen wel gebruikt en was dus niets bijzonders. Het is immers duidelijk dat in het conflict met het sanhedrin de messianiteit van Jezus in het geding is. In dat kader vraagt de hogepriester of Jezus de Zoon van God is. Dat wil zeggen: heeft Jezus werkelijk de bevoegdheid om krachtens een speciale relatie met God namens Hem op te treden? Het begrip “zoon” ondergaat dus een verdichting. (Ik geef hiermee dingen weer die ik vond in de Christelijke dogmatiek van van der Brink en van der Kooi).
Feit is dat de Joden Jezus (o.a.) beschuldigen van Godslastering. Achter die beschuldiging schuilt de ervaring en erkenning dat Jezus bovenmenselijke zaken doet, maar meteen ook de onwil en het onvermogen om Jezus als Messias en Zoon van God te erkennen (zodoende hebben ze Hem in hun afwijzing eerder al een verbintenis met Satan toegedicht).
Laat me ook nog dit zeggen: Er is een lijn van denken die minimaliserend met allerlei Bijbelse zaken omgaat. Alles wat wijst in de richting van Gods wondermacht, majesteit en heerlijkheid wordt zo ‘gewoon mogelijk’ uitgelegd. En zo gaat men dan ook met de persoon en het Zoonschap van Jezus om. We moeten het Bijbels getuigenis echter niet gaan minimaliseren maar als een door de Heilige Geest geïnspireerd geheel tot ons nemen. Zo is de kerk het getuigenis over Jezus Zoonschap ontvangen. Zodoende heeft ze in het getuigenis van Jezus over Zichzelf de volle diepte gehoord, namelijk dat Zijn bestaan als Zoon aan alle tijden vooraf gaat en Zijn achtergrond heeft in de diepten van het wezen Gods.
Juist die belijdenis van Jezus als de Zoon van God is zo’n rijke zegen. En dan is het geloof dat Jezus de Zoon van God is allesbeslissend. “Wie is het , die de wereld overwint, dan die gelooft, dat Jezus is de Zoon van God?” En: “Die de Zoon heeft, die heeft het leven; die de Zoon van God niet heeft, die heeft het leven niet” (1 Joh. 5:5, 12).
Ds. A. de Lange
Dit artikel is beantwoord door
Ds. A. de Lange
- Geboortedatum:06-03-1960
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Nieuw-Lekkerland
- Status:Actief