(Herziene) Statenvertaling: geen aanhalingstekens bij citaten
Gereformeerde Bijbelstichting | 1 reactie | 18-01-2019| 08:12
Vraag
Waarom heeft de Statenvertaling evenals de Herziene Statenvertaling geen aanhalingstekens bij citaten? Wellicht komen die niet in de grondtekst voor, maar datzelfde geldt ook voor hoofdletters en wellicht andere elementen die worden toegevoegd om het lezen te verduidelijken.
Twee voorbeelden ter illustratie. Volgens mij wordt het algemeen aangenomen dat Genesis 2:24 (“Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten...”) een bijschrift van Mozes is en niet bij de voorafgaande uitroep van Adam gerekend moet worden. Pasgeleden hoorde ik een preek over Jesaja 40:6. Ik dacht altijd dat de uitspraak “De mens is als gras...” een vervolg was op “Wat zal ik roepen?” Maar in deze preek werd dit uitgelegd als antwoord op de vraag van de stem die eerst zegt “Roept!”
Mijns inziens zouden deze en andere teksten gebaat zijn bij het gebruik van aanhalingstekens. Wat zou hierop tegen zijn? Of zijn er vertalingen waarin deze leestekens zijn toegevoegd?
Antwoord
Beste vraagsteller,
Aanhalingstekens kunnen ons onder andere duidelijk maken waar een directe rede begint en eindigt. Ze komen inderdaad in de oorspronkelijke handschriften van de bijbelschrijvers niet voor. Ook de Statenvertalers hebben ze in hun vertaling van de Bijbel niet opgenomen. Een directe rede is trouwens op meer manieren te accentueren dan via aanhalingstekens. Denk wat de Bijbel betreft aan de vele in- en uitleidende zinnen met een werkwoord als “zeggen”.
Er zijn inderdaad vertalingen van de Bijbel waarin de directe rede wél tussen aanhalingstekens staat, bijvoorbeeld de Nieuwe Bijbelvertaling. In de Naardense Bijbel, vertaald door ds. P. Oussoren, gebeurt dit soms. “In deze vertaling”, aldus de verantwoording die achterin is opgenomen, “wordt de directe rede ingeleid door een dubbele punt en beëindigd met een uitroepteken. De directe rede krijgt vorm in één (lange) zin, eventueel onderbroken door punt-komma’s of liggende strepen. Maar brieven en lange toespraken zoals in Job en de profeten, worden wél in zinnen opgedeeld. Alleen directe rede die niet duidelijk wordt ingeleid krijgt aanhalingstekens.”
Een bezwaar tegen het toevoegen van aanhalingstekens kan zijn, dat vertalers daarmee een stuk interpretatie in een vertaling leggen die in een verkláring thuishoort. Er is niet altijd eenduidigheid als het gaat over de vraag waar de directe rede afgegrensd dient te worden. Inderdaad, Genesis 2:24 wordt door sommigen beschouwd als een opmerking van de bijbelschrijver, terwijl anderen (onder wie de Statenvertalers) menen dat de woorden in dit vers van Adam zijn (zie kanttekening 6 bij Matthéüs 19:5). Een ander voorbeeld is Johannes 3:27-36. Het is duidelijk dat in de verzen 27 tot en met 30 Johannes de Doper aan het woord is. Maar heeft hij de woorden in de verzen 31 tot en met 36 ook gesproken? Volgens sommigen wel, maar volgens anderen neemt niet Johannes de Doper, maar de evangelist Johannes (de schrijver van het Johannesevangelie) hier het woord. Daarom staat het aanhalingsteken-sluiten in sommige bijbelvertalingen aan het einde van vers 30, maar in andere aan het einde van vers 36. In beide gevallen neemt de bijbelvertaler zijn interpretatie op in de vertaling. Een vertaling echter die geen aanhalingstekens gebruikt, laat die interpretatie over aan de uitlegger en de lezer. Een interpretatie die als het goed is biddend wordt gemaakt; biddend om het licht van de eerste Auteur en de beste Uitlegger van de Schrift: de Heilige Geest!
Met vriendelijke groet,
Drs. L. J. van Belzen,
wetenschappelijk medewerker GBS
Dit artikel is beantwoord door
Gereformeerde Bijbelstichting
- Kerkelijke gezindte:Divers
- Woon/standplaats:Leerdam
- Status:Actief
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Dat is wel duidelijk.
En waar het niet helemaal duidelijk is, staat dat er bij.