Bijbelse visie op de roeping van predikanten
Ds. C. Harinck | Geen reacties | 09-10-2018| 15:54
Vraag
Aan een dominee van de Ger. Gem. Er zijn al veel vragen over roeping van predikanten gesteld. Toch wil ik er nog een aan toevoegen. Op het blog 9Marks las ik het artikel 'The Church Needs Fewer Men Who Feel “Called” to Ministry'. De auteur stelt dat er minder gezocht moet worden naar een subjectieve roepingservaring zoals de profeten die hadden. Het gaat volgens hem om een streven of verlangen naar het ambt, omdat het predikantsambt een variant is op het ambt van ouderling (in het Engels teaching elder (predikant) & ruling elder (ouderling)). Hij geeft vijf indicatoren om te beoordelen of iemand het predikantsambt moet nastreven:
1. Liefde voor je gemeente;
2. Je karakter is in lijn met hetgeen beschreven is in Titus 1&1 Timotheus 3;
3. Je hebt gaven om te onderwijzen;
4. Je voelt het gewicht en belang van het zijn van herder van de gemeente;
5. Dit wordt bevestigd door ervaren predikanten en je lokale gemeente, waarbij het gaat om een beoordeling over langere tijd omdat karaktertrekken niet op het eerste gezicht te doorgronden zijn.
Deze visie komt mij Bijbels over (en ook niet per se in strijd met wat bijv. a Brakel hierover schrijft), maar tegelijk is dit bij ons anders. Wat is de juiste Bijbelse visie op de roeping van predikanten: in lijn met Titus 1 en 1 Timotheus 3 of in lijn met de roeping van profeten (waar het predikantsambt mee vergeleken wordt)?
Antwoord
Beste vraagsteller,
Het is een gevoelig onderwerp wat je aankaart. We moeten alles in de kerk volgens de Schrift inrichten. Zo bevat de Bijbel ook aanwijzingen over wie er de kerk in de ambten moeten dienen. We komen dan vooral terecht bij 1 Tim. 3 en Titus 1. De punten die je in dat artikel vond kloppen dus.
Uit de kerkgeschiedenis weten we dat de christenen opmerken dat iemand genade en gaven bezat en die persoon aanwezen om hen te dienen. Denk maar aan Ambrosius. Het volk riep om hem.
De kerk heeft aan de andere kant een verantwoordelijkheid voor wie zij, wat men noemde, de katheder openstelde. Denk maar aan 1 Tim. 6 over een andere leer dan van de apostelen. In de reformatie heeft men dan ook de toets en de beslissing bij de classis gelegd. Wij hebben een curatorium. Zij moeten dus onderzoeken of iemand aan de normen beantwoordt die de Bijbel aan de dienaar van het Woord stelt.
Nu denk jij dat er naar andere genaden en kwaliteiten wordt gekeken dan die Brakel, dat artikel en de Bijbel noemt. Indien dat zo was, zou dit wel een grote dwaling zijn en een gedachte bevatten dat wij het beter weten dan God. Je hebt vooral moeite met het roepingsbesef. Dat zou vergeleken worden met de roeping van de profeten. Inderdaad over zo'n roeping spreekt de Bijbel niet voor predikanten. Wel gaat het over een aanstelling en een roepingsbesef uit Titus 1:5 en Hebr.5:4. Dat roepingsbesef moet in het hart liggen. De drang om Christus te verkondigen is daar een bewijs van. Je moet een opdracht van God hebben en een drijfveer. En vanzelfsprekend moet men zelf bekeerd zijn en Christus kennen. Een blinde die de blinden leidt is volgen Jezus catastrofaal. Verder kan iemand die zich innerlijk gedrongen voelt tot het predikambt zo worstelen met zijn onbekwaamheid en zo hoog opzien tegen dit ambt, dat de Heere meestal zo goed is daarin te bemoedigen met een woord uit de Schrift of anderzijds. Dit noemt men dan de roeping. Maar overeind blijft staan wat de Schrift zegt over de vereiste genade en kwaliteiten. Je kan een geweldige roeping bespreken, maar die God echt roept bekwaamt hij ook.
Het onderzoek blijft mensenwerk. Uit de vrucht moet blijken of iemand echt van God is geroepen. Het kan dus gebeuren dat iemand met een indrukwekkend verhaal aangenomen wordt die God niet heeft geroepen. En het kan ook gebeuren dat iemand schuchter en bedeesd is en afgewezen wordt, die toch door de Heere is geroepen. Daarom moet zowel de persoon, die meent geroepen te zijn als ook de onderzoekers, God bidden om de verlichting door Zijn Geest om hierin niet te dwalen. De criteria van de Bijbel moeten altijd de doorslag geven en geen andere motieven of zaken. Ik zou wel eens willen horen van een curatoriumlid, zonder dat hij tijd krijgt zich voor te bereiden op het antwoord, welke criteria hij aanlegt.
Laten we vooral geloven dat de Heere regeert. En laten we uitzien naar jonge mannen met de genade van God en de kwaliteiten van de Geest om de kerk te dienen.
Ds. C. Harinck
Dit artikel is beantwoord door
Ds. C. Harinck
- Geboortedatum:09-04-1933
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Kapelle
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Emeritus
Bekijk ook: