Geen belijdenis vanwege baard
J.P. van den Brink | Geen reacties | 15-03-2018| 13:16
Vraag
Bij mijn gemeente volg ik de belijdeniscatechisatie. Nu heeft de kerkenraad mij aangesproken op het dragen van een baard omdat dit volgens hen in strijd is met de identiteit van onze gemeente. Omdat zij geen enkele Bijbelse grond hadden voor het afscheren van mijn baard, heb ik dit geweigerd. Dit resulteert erin dat ik geen belijdenis mag afleggen binnen de gemeente. Mag een gemeente van de Ger. Gem. zomaar iemand weigeren voor de belijdenis zonder hier een Bijbelse grond voor te hebben?
Antwoord
Toen ik deze vraag binnen kreeg, was mijn eerste reactie: moet ik deze vraag niet maar eens een keer gewoon teruggeven? Over dit onderwerp zijn we nu toch eindelijk wel eens een keertje uitgepraat? Als je in Refoweb het zoekwoord: baard ingeeft, krijg je een paar heel goede antwoorden o. a. 'Snorren en baarden verboden' van ds. Vreugdenhil of een authentiek (maar mijn bescheiden mening in zijn toepassing enigszins discutabel) standpunt van ds. Heikamp, die het hanteren van het scheermes elke morgen motiveert onder verwijzing naar Jesaja 50:6, waar geprofeteerd is dat men bij Christus de baardharen tijdens zijn bespottingen hebben uitgetrokken. Het scheren van de baard door oprechte christenen zou daarmee gemotiveerd worden uit de navolging van Christus in Zijn lijden.
Bij nalezing van jouw vraag vond ik er echter een element in, wat mij niet losliet. Je houdt zeer principieel vast aan jouw christelijke vrijheid en je vraagt je af of een kerkenraad iemand mag weigeren belijdenis te laten doen zonder dat hier een Bijbelse grond voor is. En eigenlijk is dit een vraag die simpel zou beantwoord kunnen worden met: Nee, dat mag een kerkenraad natuurlijk niet. De kerkenraad dient zich te laten leiden door de Bijbel en niet door wat mensen vinden. Zij mogen geen inzettingen van mensen leren, maar alleen die zaken, die op Gods Woord gegrond zijn (zie ook HC vraag 91).
Nu, dit antwoord zal je wel meevallen. Zeker als dat komt van een ouderling uit de Ger. Gem., die vierkant achter je gaat staan. Het is toch van de zotte. Er zijn zoveel Bijbelse voorbeelden van kinderen van God die een baard hebben gedragen en door de profeet Jesaja wordt geschreven hoe het afscheren van de (hoeken van de) baard een teken van rouw en boete is, dus in het gewone leven droegen mensen in de Bijbel gewoon een baard. En wat te denken van grote namen uit de kerkgeschiedenis, Calvijn (de reformator) met zijn karakteristieke sik, ds. Bogerman (voorzitter van de synode te Dordrecht (1618/1619), waarop de reformatorische belijdenisgeschriften als belijdenisgeschriften van de kerk zijn aanvaard) met zijn imposante volle baard en om niet meer te noemen, uit de kring van predikanten van de Ger. Gem: ds. H. A. Minderman, met een baard van een gedistingeerde gentleman.
Wat denkt de kerkenraad wel, dat zij deze regel voor het doen van belijdenis meent te mogen voorschrijven? Zij gaat hiermee echt buiten haar boekje, nee laten we het maar heel scherp en duidelijk stellen: hiermee gaat zij buiten haar Boek!
Zo. Dat moet maar eens worden gezegd! Wat is er in onze kring een hang naar uiterlijke dingen, die het wezen van het Christen-zijn nog niet eens raken. Laten we daar toch eens mee ophouden! Dat verheffen van bijzaken tot hoofdzaken.
Toch bevredigt dit antwoord mij niet helemaal, hoewel ik er in de grond natuurlijk wel achter sta. Voor 100 procent! Er kwam echter bij mij een verhaal in de herinnering, waar ik een paar parallellen in zag met jouw vraag en dat wil ik graag met je delen. Ik geef het verhaal in eigen woorden weer, dus je moet me maar vergeven als het hier en daar misschien niet helemaal klopt; het gaat om de les.
Er was een jonge man die belijdenis wilde doen. Het was een zeer serieuze jonge man die niets liever wilde dan zijn leven in te richten volgens de Bijbelse richtlijnen. Daar was hij heel principieel in. Hij leidde een zeer voorbeeldig leven. Menigeen uit zijn belijdenisgroep zou er een puntje aan hebben kunnen zuigen. Er was echter een gezaghebbend Leraar, die bezwaar maakte tegen zijn belijdenis. De jonge man was namelijk zeer rijk en die rijkdom zou niet passen bij de identiteit van het Koninkrijk van God. Hij stelde als eis, dat de jonge man zijn rijkdommen zou moeten verkopen en de opbrengst verdelen onder de armen. Ik weet niet precies wat die jonge man vond en dacht van die eis van die gezaghebbende Leraar, omdat het verhaal daar niets over vertelt. Maar ik kan mij zo voorstellen dat de eerste reactie van die jonge man was: wat zullen we nou hebben. De Bijbel verbiedt toch geen rijkdom? Belooft God geen rijkdom en welvaart als we Zijn geboden houden en in Zijn inzettingen wandelen? En zijn er geen bekende kinderen van God geweest die een grote rijkdom hadden? Abraham, Job, koning David en om niet meer te noemen de puissant rijke koning Salomo, wiens gelijke er niet was in de toenmalige wereld? Hoewel ik veel respect heb voor deze Leraar, met deze eis gaat Hij echt Zijn Boek te buiten! Toch?
Kortom, de jonge man weigerde principieel zijn rijkdom, zijn christelijke vrijheid, op te geven. Hij ging bedroefd heen, want het speet hem wel, aan hem lag het niet, hij had graag belijdenis gedaan, maar hij werd kennelijk op on-Bijbelse gronden afgewezen door een gezaghebbend Leraar. Het resultaat was dat hij geen belijdenis heeft gedaan. Het verhaal vermeldt niets hoe het verder met deze jonge man is gegaan. In de tijd waarin dit verhaal speelt waren er gelukkig nog niet zoveel verschillende kerken, dus ik denk dat het onwaarschijnlijk is dat hij zich bij een andere kerk heeft aangesloten om het probleem te omzeilen zoals dat in onze tijd helaas wel kan. Wel weet ik (van horen zeggen) dat de bewuste Leraar veel van die jonge man gehouden heeft en dat Zijn merkwaardige eis dus niet voortkwam uit heersdwang, maar uit oprechte liefde.
Ik hoop dat je de moraal van dit verhaal begrijpt. Ik ben het met je mening over het dragen van baarden op basis van de Bijbelse gegevens helemaal eens. En toch: in jouw specifieke geval (en begrijp mij goed: dit is geen algemene regel die ik voor alle baarddragende christenen zou willen of mogen voorschrijven, net zoals de eis van de Leraar hierboven niet op alle belijdeniscatechisanten kan worden gelegd, want ik weet (ik heb het ook maar van horen zeggen, hoor, dus pin me er niet op vast!) dat de Leraar uit het verhaal in Zijn gemeente best wel rijke mensen had die daar lid waren; er komen namen naar boven als Jozef van Arimathea, Lydia, er mocht zelfs een rijke minister van financiën belijdenis doen en gedoopt worden. Er is een ouderling in Zijn gemeente met wel vijf talenten in zijn bezit, en eentje met twee talenten, die allebei met die bezittingen goede zaken hebben gedaan, en naar verluidt hun bezittingen daardoor hebben verdubbeld!), maar in jouw persoonlijke situatie, in de context van de identiteit van jouw gemeente (toch een deel van Gods Koninkrijk?) zou ik willen zeggen: Scheer je baard af, doe belijdenis en oefen je erin om Jezus’ voetstappen te drukken. Daar zul je blijdschap in mogen ervaren! En geen chagrijn, als je je op moet gaan zitten winden over wat wettische christenen allemaal wel dan niet vinden. Daar moet je leren boven te staan. En ik haast mij erbij te zeggen, dat ik mij goed voor kan stellen dat de eis die jouw kerkenraad aan jou stelt niet voortkomt uit wetticisme of uit heersdwang, maar uit oprechte liefde en in hun verantwoordelijkheid om de vrede in de gemeente te dienen.
Dat is misschien niet makkelijk voor jou om je dat voor te stellen, zeker niet als je jong bent en zelf ook een beetje zwart-wit denkt, maar wel bevrijdend van allerlei klein-kerkelijke discussies. Tenzij die baard in jouw ogen een principiële zaak zou zijn. Maar dat is-tie toch hopelijk niet?
Ik hoop dat ik met dit antwoord een element heb kunnen toevoegen aan deze “harige” kwestie, zoals ds Heikamp dat zo kernachtig uitdrukte, waardoor deze zaken onder ons niet blijven kriebelen en jeuken.
En jonge vriend: Ik hoop dat je blijft leren wat goeds je moet doen om zalig te worden. Dat is geen optelsom van Bijbelse waarheden, een lijstje wat klopt of waarin nog wat ontbreekt. Want de optelsom van onze lijstjes is altijd verlies, ook al heb je een levensbeschrijving die klinkt als een klok. Kijk maar naar Paulus, wat kon hij allemaal opnoemen. Maar hetgeen mij gewin was, dat heb ik om Christus’ wil schade geacht (Filippenzen 3:7).
Een teer leven, aan de voeten van de Zaligmaker, waarin jij je leven verliest (je haren èn je streken) en het Leven vindt in Hem, die Zich overgegeven heeft voor onze zonden. Lees ook maar eens de aanbeveling van Paulus aan Timotheus: Verwerp de ongoddelijke en oudwijfse fabelen; en oefen uzelven tot godzaligheid. (...) Bedenk deze dingen, wees hierin bezig, opdat uw toenemen openbaar zij in alles (1 Timotheüs 4:7, 15).
Gode bevolen!
J. P. van den Brink
Dit artikel is beantwoord door
J.P. van den Brink
- Geboortedatum:10-06-1960
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Eindhoven
- Status:Inactief