Papieren leden van gemeente
Ds. H. Korving | Geen reacties | 09-01-2006| 00:00
Vraag
Hoe dienen we om te gaan met doop- en belijdende leden die in er in hun leven duidelijk blijk van geven geen interesse meer te hebben in de gemeente. Moet aan deze leden desnoods jaren pastorale arbeid worden besteed? Of is er ergens een grens bereikt waarbij deze leden hetzij onder stille censuur worden gezet en/of worden geconfronteerd met hun onverantwoordelijk gedrag en onchristelijke houding met het verzoek zich te onttrekken aan de gemeente? Het merkwaardige feit doet zich voor dat er in onze gemeente zo'n 10-12 van deze zogenoemde papieren leden zijn die soms al meer dan vijf jaar de samenkomsten verzaken. Zij willen echter niet worden geschrapt en zien hun lidmaatschap blijkbaar als een soort verzekering voor noodgevallen (bij ziekte en overlijden hoort er toch wel een dominee te komen?). Kernvraag is dus of -en zo ja hoe- de kerkelijke tucht hier kan worden toegepast?
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Antwoord
Beste vraagsteller,
Uw vraag legt de vinger bij een verdrietige werkelijkheid: niet alle leden van de kerk blijken trouwe leden te zijn. Dit roept ernstige vragen op.
Laat ik allereerst in het kort toelichten wat de kerk onder tucht of censuur verstaat. De kerkelijke tucht is duidelijk bedoeld als geneesmiddel. Het woord “tucht” is verwant aan het Duitse “ziehen”, trekken. De tucht wil de zondaar trekken om hem te behouden voor de kerk. Ja de tucht beoogt het behoud van de zondaar in de diepste zin van het woord. In de kerkelijke tucht zijn een aantal fasen onderscheiden: naast zelftucht ligt de tucht vooral op het terrein van het ambtelijke toezicht op de gemeente en is dus de taak van de ouderlingen. Een vermanend gesprek is tucht. Een vermanende preek is tucht. Een herhaald bezoek is tucht. Wat u in uw vraag met “pastoraat” aanduidt kon in de praktijk dus wel eens een vorm van tuchtuitoefening zijn.
Naast tucht door middel van vermaning, gebed en gesprek is er de tucht in de strikte zin van het woord. Hier onderscheiden we de eerste trap van de censuur (afhouding van het Avondmaal, echter zonder naam en zaak aan de gemeente bekend te maken). De tweede trap van censuur betekent dat aan de gemeente bekend wordt gemaakt dat de kerkenraad zich genoodzaakt zag de tucht op iemand toe te passen. De naam van de persoon wordt nu wel genoemd en ook de aard van de zonde. Tevens wordt verwezen naar de getrouwe pogingen om de persoon tot inkeer te brengen. Deze bekendmaking kan alleen plaatsvinden na positief advies van de classis. De derde trap van de censuur houdt in dat men aan de gemeente bekendmaakt dat de betreffende persoon na een bepaalde termijn van de gemeenschap der kerk wordt afgesneden, indien hij volhardt in zijn onbekeerlijk gedrag. De lengte van de termijn tussen de tweede en de derde trap van censuur en tussen de derde trap en de afsnijding staat ter beoordeling van de kerkenraad.
Om nu met uw laatste vraag te beginnen: of de kerkelijke tucht in de door u geschetste situatie van toepassing is: de kerken van de reformatie hebben in gehoorzaamheid aan de Schrift deze vraag met “ja” beantwoord. Wie zich als een ontrouw lid van de gemeente openbaart, doet de Heere verdriet en gaat in tegen Zijn gebod (het vierde gebod: gedenk de sabbatdag). Uitgangspunt voor de kerkelijke tucht is -waar het om belijdende leden gaat- dat de kerk deze belijdenis wel serieus neemt, maar de betrokkene niet (meer). De kerk oordeelt niet over het hart, maar wel over de levenswandel. Naar het oordeel der liefde worden degenen die de Naam van de Heere beleden hebben gehouden voor oprechte belijders. Als echter het leven weerspreekt wat men met de lippen heeft beleden, treedt er soort kortsluiting op. Je kunt het ook trouwbreuk noemen, te vergelijken met echtbreuk.
Toch dringt de vraag zich op hoe lang de kerk moet doorgaan met vermanen en hoeveel geduld men moet tonen met degen die hardnekkig de vermaningen naast zich neerleggen en geen verbetering van levenswandel tonen. Deze vraag moet door een kerkenraad onder ogen gezien worden en dat verschilt nogal van gemeente tot gemeente en van kerkverband tot kerkverband hoe men dit concreet gestalte geeft. .
Het lijkt mij verstandig dat een kerkenraad hiervoor een soort protocol opstelt en bepaalde termijnen afspreekt, zodat men in vergelijkbare situaties ook op een zelfde manier te werk gaat en niet bijvoorbeeld met het ene gemeentelid anders omgaat dan het andere. In het algemeen gesproken zal bij de uitoefening van de tucht een mengeling gevonden moeten worden van beslistheid enerzijds, waarbij de ernst van de zonde duidelijk onder de aandacht van de betrokkenen wordt gebracht, en geduld anderzijds, omdat je ook de tijd moet nemen om biddend uit te zien of het zaad van de vermaningen vrucht gaat dragen. Wanneer het geduld op is, is een vraag die elke kerkenraad voor zich moet beantwoorden. De stap om iemand onder de eerste trap van censuur te zetten.
Tot nu toe ben ik bij de beantwoording van uw vraag uitgegaan van belijdende leden. Ten aanzien van doopleden gelden in principe dezelfde regels en gedachten, met dit verschil dat doopleden natuurlijk niet van het avondmaal afgehouden kunnen worden, omdat zij niet gerechtigd zijn er aan deel te nemen.
De Christelijke Gereformeerde Kerken hebben tucht over doopleden als volgt omschreven.
Zij bestaat uit: a. ernstige en lankmoedige vermaningen. b. bekendmaking aan de gemeente dat de kerkenraad zich genoodzaakt zag de tucht toe te passen op een dooplid (naam wordt niet genoemd); de gemeente wordt opgewekt voor hem te bidden. c. bekendmaking van de naam van het dooplid en het stellen van een proeftijd. d. mededeling aan de gemeente dat bedoeld dooplid niet meer tot de gemeenschap van de kerk wordt gerekend. Hiervan heeft hij schriftelijk bericht ontvangen. e. de wederopname geschiedt door openbare belijdenis des geloofs, waaraan een proeftijd is voorafgegaan (Dordtse Kerkorde van de Chr. Geref. Kerken art. 77). Hoe andere kerken dit hebben geregeld is mij niet bekend, maar vermoedelijk in dezelfde lijn.
In uw vraag brengt u ook ter sprake de mogelijkheid dat de kerkenraad aan iemand vraagt zich te onttrekken aan de gemeente. Dit is in feite geen kerkelijke tucht, maar een manier om de tucht te omzeilen. In veel gevallen gaat het zo toe, dat tucht ook weinig zin heeft. Feitelijk heeft men zich al onttrokken aan de gemeente maar het moet nog formeel geregeld worden. Wie weigert als een getrouw lid van de gemeente mee te leven en toch graag op papier lid wil blijven, zal in een kerk die trouw wil blijven aan Gods Woord en de Dordtse Kerkorde onherroepelijk met de kerkelijke tucht in aanraking (moeten) komen. Het lichaam van Christus kent geen papieren leden. De kaartenbak van menige plaatselijke gemeente helaas vaak wel.
Ik hoop uw vraag hiermee voldoende te hebben beantwoord.
Met vriendelijke groet,
Ds. H. Korving
Dit artikel is beantwoord door
Ds. H. Korving
- Geboortedatum:01-12-1954
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Urk
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Ds. Korving ging in november 2021 met emeritaat.
Lees ook het artikel dat Refoweb met ds. Korving had n.a.v. zijn boek 'Taal en teken'.
En kijk/luister: