Gemeente(n) uit jood en heiden
Ds. H. D. Rietveld | Geen reacties | 13-12-2017| 09:46
Vraag
Naar aanleiding van Efeze 2:11-22. Bedoelt God één gemeente uit jood en heiden of twee aparte gemeenten:één uit de Joden en één uit de heidenen?
Antwoord
Als je de hele brief leest bedoelt Paulus de nieuwe eenheid van de gemeente van Christus duidelijk te maken. Hij was als apostel met name ook voor de heidenen uitgezonden (Hand. 9: 15; 13:42-47). Door zijn verkondiging kwamen zowel joden als heidenen tot geloof in Jezus als de door God gezonden Messias. Zo ontstond er een geheel nieuwe situatie.
Op het bekende apostelconvent in Jeruzalem werden er, geleid door de Heilige Geest, uitspraken gedaan om de verhouding tussen christenen uit de joden en uit de andere volken in de praktijk in goede banen te leiden (Hand. 15:23-29).
In Ef. 2 schetst Paulus de nieuw ontstane situatie waaraan iedereen nog moest wennen. Beide groepen vormen samen één gemeente, één lichaam van Christus. Hij heeft de vijandschap tussen de joden en de andere volken weggedaan; een vijandschap veroorzaakt door de wetten van God waardoor joden opvallend anders leefden (v. 15). Een vijandschap die zich echter ook uitstrekte tot God (16). Antisemitisme en haat jegens de God van Israël vallen vaak samen! Maar in Christus zijn ze nu één, verzoend met God en met elkaar. De gelovigen uit de heidenvolken zijn geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten van God (19). Ze horen er dus helemaal bij en vormen met het joodse volk een geestelijke eenheid. Ze worden mede gebouwd tot een tempel, een woonplaats van God in de Geest.
Het is m.i. volstrekt in strijd met de grote lijn die Paulus voor ogen staat wanneer we een groot onderscheid blijven maken tussen gelovigen uit de joden en de heidenvolken. Vaak wil men dan ook voor de toekomst (eindtijd, hemel) een blijvend onderscheid zien. Nadere bijbelse gegevens over de eenheid van de Nieuwtestamentische gemeente met Israël zijn bijv. 2 Kor. 6:16-18 waar Gods belofte voor Israël (“Ik zal in hun midden wonen en en zij zullen Mij tot een volk zijn”; Ex. 29: 45; Lev. 26: 12; Jer. 31: 33 e.a.) zonder meer op de Nieuwtestamentisch gemeente wordt toegepast. Hetzelfde zien we in 1 Petr. 2: 9, waar de aanduiding van het joodse volk in Ex. 19: 6 (“Een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk Gode ten eigendom”) nu ook voor de gelovigen uit de heidenvolken geldt. Diezelfde geestelijke eenheid tekent Paulus ook in de hoofdstukken 9-11 in de brief aan de Romeinen. De ene olijfboom (symbool voor Israël) krijgt nieuwe takken ingeplant, waardoor die deel krijgen aan dezelfde wortel. De Nieuwtestamentische gemeente is geen intermezzo, maar blijft eeuwig bestaan: Israël en de volken erbij. In Openb.15:3 zingen de verlosten uit de hele wereld zowel het lied van Mozes als van het Lam. Van een bijzondere rol voor Isräel in de “eindtijd” lezen we in heel het boek Openbaring niet, al wordt alles wel in oudtestamentische symboliek voorgesteld.
God is nog steeds bezig om de gemeente uit joden en heidenvolken te verenigen, al is dat in onze tijd (nog) niet zo duidelijk waar te nemen. De (vaak verdeelde) kerken hebben over het algemeen niet (meer) zo’n grote belangstelling voor Israël (dat ook erg verdeeld is en in grote mate geseculariseerd). Andersom geldt dat ook, al is dat de laatste tijd wel wat veranderd. De Messiasbelijdende joden zitten precies in het spanningsveld tussen kerk en synagoge maar vormen ook geen eenheid. Vandaar dat wat Paulus in Ef. 2 beschrijft een geloofsvisie is en na 20 eeuwen nog geen realiteit.
Maar er is heel wat gaande in het Midden Oosten. Dat heeft zijn weerslag op het leven van joden, moslims en christenen. We mogen verwachten dat dit grote veranderingen gaat teweegbrengen.
Laten we ook goed in het oog (en hart) blijven houden dat Paulus zowel in Rom. 11 als in Ef. 2 spreekt in de tegenwoordige tijd: Wij hebben beide toegang door één Geest tot de Vader (18); het hele gebouw wast op tot een heilige tempel in de Heere (nl. Jezus) (21); op Wie ook u mede gebouwd wordt enz. De Heere werkt dus nog steeds aan het uitvoeren van Zijn raad, al blijft het voor ons moeilijk precies alles te duiden. Hoe onnaspeurlijk zin Gods wegen, schreef Paulus dan ook al in diepe verwondering en verwachting (Rom. 11:33).
Ds. H. D. Rietveld
Dit artikel is beantwoord door
Ds. H. D. Rietveld
- Geboortedatum:06-11-1947
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Nijkerk
- Status:Actief
Bijzonderheden:
emeritus