Als dan-evangelie
Ds. D.W. Tuinier | Geen reacties | 19-08-2016| 07:59
Vraag
Aan een dominee van de Ger. Gem. Het doet me diep verdriet dat ik zo vaak een “als dan-evangelie” hoor, in plaats van dat de vastheid van het verbond -bijvoorbeeld al vanaf de kinderdoop als fundament wat God zelf gelegd heeft- wordt gepreekt. Het klinkt dan naar de kinderen als: wat zou het groot zijn als (!) de Heere je op het oog heeft, dan... Maar dat is een heel ander evangelie dan: de Heere heeft je op het oog.
Zijn we uit angst voor verbondsautomatisme dan de zuivere en zekere grondslag kwijt geraakt? Als ik 1931 lees dan voel ik dat dit heel anders is, en dit doet me heel veel pijn. Wat moet ik in deze tijd met een onzeker “als dan...” van de preekstoel? En een smeken of de Heere in het midden wil zijn. Zeker is dit oneindig groot als de Heere dit wil, maar nog groter is dat de Heere het in Zijn Woord zegt en als de dominee het al niet meer weet, hoe moet dan het kleine kind het geloven? Waar is dan het mogen staan op de vastheid van het Woord?
Ik heb gezegd het doet me diep verdriet, maar ik ben ook boos. Want Luther zegt ook: “Hier sta ik ik kan niet anders.” Laten we het kind en onze kinderen de ware zekerheid laten zien in Woord en prediking. En dat we hieruit zouden mogen leven. In plaats van: “Als de Heere je op het oog heeft, dan...” Die onzekerheid is niet naar het Woord. En ik vind dit heel erg. Hoop enorm dat dit mag worden meegenomen naar de synode. Alleen de vastheid en de zekerheid van de belofte is de enige grond en hoop voor de prediking.
Antwoord
Dank u wel voor uw vraag. U bent verdrietig, dat mag. U bent ook boos. Dat moet u niet zijn. Dat is niet vruchtbaar. Probeer uzelf dat voor te houden. U mag uw vragen hebben. U mag ze stellen. U krijgt antwoord. Maar niet boos zijn... Daarmee is niemand geholpen.
Nu mijn reactie op uw vraag. U hebt gelijk: van Gods kant ligt de rijke inhoud van de doop ruim. Van Zijn kant zijn de genadebeloften in Jezus Christus zeker en vast. Zo moet het ook worden gepreekt. Maar hoe meer u zich in dit sacrament verdiept, des te meer u er achter komt dat u vanuit u zelf blind bent. De grote rijkdommen, de vergeving van de zonden en de vernieuwing van uw hart en leven, door het bloed en de geest van Jezus Christus, het zijn schatten die in de doop verborgen liggen, moeten u worden geopenbaard. Het moet worden ontdekt. Daarvoor hebt u (en ik niet minder!) licht nodig, de bediening van Gods Geest. Blijft dat achterwege, dan blijft de betekende zaak, die in de doop verscholen ligt, bedekt. Dan zal er ook niet op een juiste wijze over worden gesproken. Valt er licht, ontdekkend en troostvol licht op Wie God is en wat Hij belooft en toezegt in de doop, op grond van het offer van Zijn Zoon en wat Zijn Geest toepast, dan kan daarover nooit te ruim en te groot worden gepreekt. Het kan zijn dat wij, uit angst voor een verbondsautomatisme wellicht te klein, te smal en te karig denken en spreken over de inhoud van de doop. Misschien houden wij onze kinderen wel te gemakkelijk ten doop? Het is nu eenmaal een gewoonte.. Als het niet meer is, onderschatten we de grote, onuitsprekelijk rijke betekenis en waarde van het sacrament. Daartegen waarschuwt het formulier.
Aan de andere kant: Pas op voor een overschatten van het sacrament.. De doop maakt niet zalig. Onmisbaar is het wonder van de levendmaking, de wedergeboorte, door Woord en Geest. Daarom moeten we altijd vragen: “Heere, leer ons/mij de waarde van de Doop op een rechte wijze verstaan en preken.” Daarbij moeten we ook leren dat we nergens recht op hebben. Vandaar dat Gods huis een bedelhuis blijft. Het is altijd een wonder, dat wonder wordt steeds groter, als God in Zijn Zoon, naar een mens omziet/ om blijft zien en Zijn genade belooft, toch.
Daarom: wees verlegen om het licht van Gods Geest. Zodat u de troost van de Doop op een rechte wijze verstaan zal. Het gebed om eerlijk makende en getrouw makende genade blijft nodig, in luisteren en spreken. Ik citeer wijlen ds. L. G. C. Ledeboer: “Wees werkzaam met uw doop. Als u het veracht, zal het eenmaal tegen u getuigen. Nog is het genadetijd. Laat uw/jouw gedoopte voorhoofd aan de HEERE zien. In uw doop hebt u grond om tot Hem te gaan.” Wijlen ds. G. van Reenen schrijft in zijn catechismusverklaring: “De HEERE is u in de doop tegemoet getreden. Het was alsof Hij Zijn hand op uw hoofd legde en tot u sprak: ‘Kindeke, Ik zweer u, dat Ik u niet zal afwijzen als u tot Mij komt! Op Mijn trouw verbond, al wat u ontbreekt, schenk Ik zo gij het smeekt, mild en overvloedig” (HC 27).
Tenslotte, uw laatste opmerking wat betreft de synode: leg uw vraag voor bij uw kerkenraad. Zij is het college dat met uw pijn en zorg iets kan doen, eventueel richting een bredere kerkelijke vergadering.
Pastorale groet,
Ds. D. W. Tuinier
Dit artikel is beantwoord door
Ds. D.W. Tuinier
- Geboortedatum:28-04-1964
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Kampen
- Status:Inactief