U zult uw naaste liefhebben
Ds. H. D. Rietveld | Geen reacties | 23-07-2016| 11:45
Vraag
In deze vragenrubriek zijn al verschillende keren vragen gesteld over “u zult uw naaste liefhebben als uzelf.” Hierbij ging het voornamelijk over “als uzelf.” Ik heb een vraag over het eerste deel: “u zult uw naaste liefhebben.” Hoe kan je liefde eisen? In de Tien Geboden lees ik bijvoorbeeld “u zult niet moorden” en “u zult niet stelen”. Dat snap ik nog, maar hoe kan je van iemand verlangen dat hij of zij liefheeft?
Antwoord
Om een goed antwoord te geven moeten we eigenlijk eerst nog een andere vraag stellen, namelijk: hoe kan God in Zijn wet eisen dat wij Hem liefhebben? En dan ook onze naaste? Daarom wil ik eerst deze voorvraag beantwoorden.
Inderdaad is het eisen van liefde op zichzelf wel vreemd. Welk kind krijgt van zijn ouders te horen: Jij moet me liefhebben? Liefde voor je ouders is immers vanzelfsprekend. Maar wanneer de relatie met je ouders grondig is verstoord heb je ze niet vanzelf lief. En dat is nu het probleem in onze relatie tot God. Onze verhouding met Hem is sinds de zondeval grondig verstoord zodat er geen mens meer is die vanuit zichzelf God liefheeft. Daarom laat de HEERE in dit gebod ons zien dat ons hart niet meer op Hem is gericht en dat we daarom schuldig staan tegenover Hem als de Schepper en Onderhouder én Verlosser van ons leven.
Terwijl God de Bron van alle liefde is heeft niemand Hem lief tenzij je daar hart voor krijgt. En dat is het werk van de Heilige Geest. Johannes schreef het al: “Hierin is de liefde, niet dat wij God lief hebben gekregen, maar dat Hij ons liefhad en Zijn Zoon zond als verzoening voor onze zonden. Wij hebben Hem lief omdat Hij ons eerst liefhad” (1 Joh. 4:10, 19). Paulus getuigt: “Ik leef door het geloof in de Zoon van God, die mij liefgehad heeft en Zichzelf voor mij heeft overgegeven” (Gal. 2: 20). En na zijn verraad vroeg de Heere Jezus tot drie maal toe aan Petrus: Heb je Mij werkelijk lief? (Joh. 21:15v.). Het gaat Hem dus echt om de liefde van ons hart.
Vanuit Gods wezen, Zijn volheid van liefde tussen de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, die ons mensen niet nodig heeft, heeft Hij ons geschapen. Adam en Eva hadden in het paradijs God vanzelf lief. En vanuit Zijn eenzijdige liefde heeft God Israël lief en het uit Egypte geleid. Het gebod om God lief te hebben kreeg Israël al in Lev. 19:18 en Deut. 6:5. Het zou ongepast zijn wanneer God Zelf zou moeten smeken om onze liefde, zoals bijv. een moeder moet doen wanneer zij haar kind verwaarloosd heeft. God heeft Israël altijd goed gedaan. Daarom begint Hij de Tien geboden ook met het vermelden van hun verlossing uit Egypte. Hij mocht dankbare wederliefde van hen verwachten.
Zoals de bekende tekst zegt heeft God Zijn liefde voor de wereld voor zondaren getoond in de overgave van Zijn eniggeboren Zoon aan het kruis (Joh. 3:16). Zijn gebod vraagt dan ook Hem lief te hebben met geheel ons hart, geheel onze ziel, geheel ons verstand en al onze kracht. Calvijn zei terecht: “Omdat God liefde vraagt, vraagt Hij van ons bereidwilligheid en vrijwilligheid. Hij vraagt niet naar de uiterlijke schijn van onze daden, maar naar de inwendige neiging van ons hart. Daarom is het geen harde eis, maar een gebod dat op onze innerlijke overgave aan Hem uit is.”
Zo is Gods liefdesgebod een oproep aan ons hart waarin Hijzelf de wederliefde legt. God mag van ons liefde eisen. Hij heeft er recht op en Hij is het zo waard. Er is immers niemand in de hele kosmos die ons meer liefheeft dan Jezus Christus zegt art. 16 van de Ned. Geloofsbelijdenis zo mooi. Nogmaals: het is de werking van de Heilige Geest die ons hart voor Hem in wint, zodat we tot ons verdriet moeten erkennen dat we de Heere niet dienen en liefhebben als wel zou moeten. Maar wanneer we dat inleven is het ook de Geest die ons dan van harte met David doet instemmen: God heb ik lief, ondanks alles waarin ik tekort schiet tegenover Hem (Ps. 116). Dat was ook de belijdenis van Petrus: “Heere. U weet alle dingen, U weet dat ik u liefheb” (Joh. 21:17).
Pas nu kom ik toe aan de beantwoording van de vraag. Vanuit deze liefde tot God is het geen wonder dat Johannes in 1 Joh. 4:11 eraan toevoegt: Geliefden, als God ons zo liefhad, moeten we ook elkaar liefhebben. Het eerste en het tweede gebod zijn namelijk niet los te koppelen. Eigenlijk gaat het daar in heel de eerste brief van Johannes over. Steeds wijst hij erop dat het gebod om God lief te hebben niet is los te maken van het gebod om elkaar lief te hebben ( 1 Joh. 3:10v, 23; 4:7-12, 16; 5:2v). Het gaat om de mentaliteit die je hebt als je zelf van Gods liefde mag leven. Dan heb je een open houding naar anderen toe van vriendelijkheid, begrip, belangstelling en ook opofferingsgezindheid. De innerlijke houding die de Zoon van God helemaal had. Hij gaf Zichzelf uit liefde voor God en voor zondaren. Johannes knoopt daar in steeds wisselende bewoordingen de vermaning aan vast dat ware gelovigen Zijn voorbeeld moeten navolgen.
Om het kort samen te vatten: het gebod om God en de naaste lief te hebben komt voort uit Gods eigen wezen en uit het offer van Christus voor zondaren. Paulus zegt het in één zin: De liefde is de vervulling van de wet (Rom.13:10).
Blijkbaar moet er toch een stukje dwang bij zijn, liefde-dwang. Voor het volbrengen van dit gebod zijn we aangewezen op de volmaakte liefde van Christus. Want wie kan er volmaakt aan voldoen?
Ds. H. D. Rietveld
Dit artikel is beantwoord door
Ds. H. D. Rietveld
- Geboortedatum:06-11-1947
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Nijkerk
- Status:Actief
Bijzonderheden:
emeritus