Geestelijke strijd (2)
P.C.H. Kleinbloesem | Geen reacties | 14-07-2016| 13:08
Vraag
Een tijdje geleden heb ik een brief 'Geestelijke strijd' geschreven, waar ik een ontzettend mooi antwoord op heb gekregen. Het gaf mij toen zoveel rust en blijdschap. Toch twijfel ik de laatste dag(en) of ik wel een echt een kind van God was en ben. Ik heb gemerkt dat ik steeds dingen vraag en doe, omdat ik anders bang ben om in de hel te komen. Dit probeer ik niet meer te doen, omdat we niet door goede werken zalig worden. Door dat ik dit heb gemerkt vraag ik mij nu af of ik echt wel een kind van God ben en was.
U zei in uw brief dat er altijd momenten zullen zijn dat je weer het eeuwige leven probeert te verdienen, maar je nog steeds een kind van God bent, ondanks je fouten. Als ik terug kijk in mijn leven zie ik dat ik vanaf jongs af aan zoveel van de Heere Jezus en God heb gehouden. Ook heb ik heel vaak gehad dat als ik Zijn Naam zie een warm gevoel van binnen krijg, maar toch heb ik zo wettisch proberen te leven. Ik vraag mij alleen nu af of ik het niet allemaal verzonnen heb en helemaal niet Gods kind ben. Zou u mij kunnen helpen?
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Antwoord
Beste vraagsteller,
Een kind van God kan zijn behoudenis nooit meer verliezen! Iemand die gerechtvaardigd is door het geloof, mag reikhalzend uitzien naar de toekomst!
De Heere Jezus zegt in Joh. 6:54: “Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage.” En in vs. 56 zegt Hij: “Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die blijft in Mij, en Ik in hem.” In de Nederlandse tekst kun je dat niet zien, maar in de grondtekst staan de werkwoorden van vs. 54 (eten en drinken) in een vorm die aangeeft dat het om een eenmalige handeling gaat. In vs. 56 echter staan diezelfde werkwoorden in een vorm die aangeeft dat het om een handeling gaat die je telkens weer moet doen. Dat is zo belangrijk: als iemand tot geloof komt, ontvangt hij voor eens en voor altijd het eeuwige leven. Die in Hem geloof HEEFT het eeuwige leven. Dat is de waarheid van vs. 54. Maar om in de Heere Jezus te blijven, moet je Hem natuurlijk telkens weer aan het hart drukken; iedere dag opnieuw moeten we Hem en alles wat Hij voor ons gedaan heeft ons opnieuw toe-eigenen. Dat is de waarheid van vs. 56.
Ik denk dat hierin een heel belangrijke boodschap voor je ligt. Het feit dat iemand na “aan zijn eind gekomen te zijn” en in Christus geloofd te hebben, toch weer wettisch gaat leven, enz., kan zijn behoudenis niet ongedaan maken! Hoe weet ik dat zo zeker? Omdat de Schrift dat getuigt! Omdat dus de Heere God daar Zelf getuigenis van geeft. Gerechtvaardigd ZIJNDE uit het geloof, hebben we vrede met God (Rom. 5:1). En wie zal dan ooit nog beschuldiging tegen ons inbrengen als God, de hoogste Rechter, ons voor eens en voor altijd heeft vrijgesproken (Rom. 8:33). Het antwoord is duidelijk: niemand! En de Heere Jezus heeft gezegd dat niemand Zijn schapen ooit zal kunnen rukken uit Zijn hand. Dat kan de duivel dus niet, maar dat kunnen wij zelf om zo te zeggen dus ook niet (door te zondigen, door wettisch te gaan leven of door wat dan ook...).
Beste vraagsteller, ik denk dat je meer en meer moet leren rusten op wat de Heere God zegt in Zijn Woord. En ik denk dat je er genoeg aan moet hebben om iedere dag weer als een zondaar (hoewel we dat in zekere zin niet meer zijn) al je ‘gerechtigheid’ alleen in Christus te zoeken én te vinden (Zijn vlees te eten en Zijn bloed te drinken).
Geloof je dat als het gaat over je behoudenis, je daar zelf echt niets aan kan bijdragen? Honderd procent gratis! Rom. 4:16 zegt: “Daarom is zij uit het geloof, opdat zij naar genade zij...” Weet je wat geloof is? Twee lege handen die je uitsteekt naar de hemel! Iedere keer komt toch weer de gedachte bij je op dat JIJ iets moet zijn. Maar nee, het wonder van het evangelie is dat ons alles GESCHONKEN wordt. Ik hoop en bid dat je steeds meer leert rusten in GENADE.
Je eindigt je vraag met te zeggen dat je je afvraagt of je wel een kind van God bent en met de vraag of iemand je kan helpen.
Weet je, niemand kan je natuurlijk onomwonden zeggen: jij bent een kind van God. Een dominee (of wie dan ook), moet altijd het woord ‘als’ gebruiken. Maar daarom zeg ik je: Als jij met Petrus en met ál Gods volk uiteindelijk niets anders kan belijden dan: “Heere, u weet alle dingen, u weet dat ik u liefheb” (ook al heb ik het er lang niet altijd naar gemaakt!), dan BEN je een kind van God. En dit is duidelijk: als je een kind van God bent, dan ben je dat voor altijd. Dat is wat God zegt. Zie de genoemde teksten, en nog véél meer! Lees ze, en zing die mooie Psalm, Psalm 56: “Ik heb het zelf uit Zijn mond, door het Woord, gehoord!”
God zegene je.
Hartelijke groet,
Ds. P. Kleinbloesem
Dit artikel is beantwoord door
P.C.H. Kleinbloesem
- Geboortedatum:13-10-1976
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Status:Actief