Want zovelen Hem hebben aangenomen
R. J. Jansen | 1 reactie | 24-05-2016| 12:47
Vraag
“Want zovelen Hem hebben aangenomen heeft Hij macht gegeven om kinderen van God te worden.” Wat betekent dit? Als je Jezus aanneemt en in Hem gelooft, ben je op dat moment toch een kind van God? Of moet je na je bekering nog heel wat doen om een kind van God te WORDEN?
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Antwoord
Waar het geloof is, daar is ook onmiddellijk deze toegang. Als je met een echt geloof op de Heere Jezus hebt gezien, daalt ook die vrede met God in je hart. Want als de Trooster, de Heilige Geest, de gerechtigheid van de Heere Jezus openbaart, dan heb je aan die gerechtigheid genoeg. Dan weet je in je geweten: deze gerechtigheid is voor mij en nu heeft God niets meer tegen mij! Nu is er geen verdoemenis, voor degene die in Christus is (Rom.8:1). Nu is mijn Rechter verzoend! Nu kan ik Hem in de ogen zien, omdat ik door het geloof in Zijn hart heb gezien. O wonderlijke verzoening. Vrede bij God!
Het kan wel zijn dat door dwaalleer degenen die dit kennen (nog) niet openlijk durven zeggen: ik ben een kind van God. Zij zitten misschien verstrikt in de gedachte dat een zien en geloven in Christus nog niet genoeg is om een kind van God te zijn. Zij hebben misschien de woorden niet om die vrede te verwoorden, maar ze kennen die vrede en die toegang wel! We komen in de apostolische brieven tegen dat dit soort mensen vermaand wordt om te staan in de vrijheid die ze ontvangen hebben (Gal. 5:1). Dat ze gewezen worden op de gerechtigheid van Christus waardoor ze door God tot kinderen zijn aangenomen (Gal. 3-5).
Helaas zijn er ook veel gelovigen die deze vrijmoedige toegang, dit kindschap niet beoefenen doordat zij in zonde leven (ook de zonde van het ongeloof). Zij hebben de Heilige Geest bedroefd. En de Heilige Geest is de Geest der aanneming (Rom. 8:15). Als de Heilige Geest wijkt, dan wijkt ook hun vrijmoedigheid, hun zekerheid door God te worden aangenomen. Dan zien ze niet meer de gerechtigheid van Christus, maar hun eigen ongerechtigheid. En met die vuile kleren kun je niet tot God gaan... dan wordt het misschien wel heel donker in hun hart en rijst daar de bange vraag of ze wel kinderen van God zijn. Zij hebben wel de ‘macht’ kinderen van God te zijn, maar zij leven daar niet uit. Wanneer was er deze vrijmoedigheid? Toen zij op Christus zagen! Dat weten ze wel. Toen was er een “vrede die alle verstand te boven gaat” (Fil. 4:7). Maar als het geloof niet in beoefening is gebruiken ze hun ‘macht’ niet en missen ze de vrede van het kindschap. Zij hebben dan geen kinderhart, maar hun God heeft wel een Vaderhart. Onbegrijpelijk trouwe Liefde! En Hij zal hun door kastijdingen (Hebr. 12) terug brengen om opnieuw als een verloren zondaar te zien op Christus... en de vrede die ze kennen, opnieuw te smaken.
Maar even terug naar je vraag, want nu ik gezegd heb dat ieder die gelooft ook een kinderrecht heeft ontvangen, moet ik ook uitleggen wat dat geloven en aannemen dan inhoudt. Helaas bestaat daarover ontzettend veel verwarring, waardoor velen menen een kind van God te zijn, terwijl ze het (nog) niet zijn. Daarom moet ik je waarschuwen om deze tekst niet los te maken van het verband van de tekst en van het geheel van Gods Woord.
Als in Johannes 1:12 staat “zovelen Hem aangenomen hebben” betekent dit niet dat jij Christus uit eigen beweging kunt aannemen. Dat denken veel mensen. “Een mens kan geen ding aannemen zo het hem uit de hemel niet gegeven is” (Joh. 3:27). Het Evangelie maakt juist duidelijk dat jij en ik Christus en het aanbod van Zijn genade niet hebben aangenomen, omdat wij de duisternis liever hadden dan het Licht (Joh. 3:19). Juist degenen die in Christus roemen belijden met schaamte over vroeger: “Hij had geen gedaante nog heerlijkheid, als wij Hem aanzagen, zo was er geen gestalte dat wij Hem zouden begeerd hebben” (Jes. 53:2b).
Daarom weten allen die Christus hebben aangenomen dat de heerlijkheid van Christus aan hen werd geopenbaard, dat staat nota bene in Joh. 1:14 “en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd”! Wij hebben het gezien! Terwijl wij en alle mensen Hem eerst verworpen hadden. Dat is louter genade! Wij hadden geen oog voor Christus, maar God “is Degene Die in onze harten geschenen heeft om te geven verlichting der kennis van de heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus” (2 Kor. 4:6). Dus God openbaarde. God scheen. God maakte de blinde ziende! En wij zagen Hem en hebben Hem aangenomen. Dat aannemen is een ander woord voor geloven. Het geloof neemt aan wat God geeft. Ja als je echt ziet, kun je alleen maar aannemen. Dat zijn twee kanten van dezelfde zaak. Ontvangen en dan aannemen. Zien en dan geloven. Dat zei de Heere Jezus Zelf: “dat een iegelijk die den Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe” (Joh. 6:40).
Christus zegt dus zelf dat het aanschouwen vooraf gaat aan het aannemen. En dat het er beide moet zijn. Wie heeft echt op Jezus gezien? Die Hem gelooft, die Hem aanneemt. Dan is er door Hem vrede met God en de toegang tot God. En dat is zo’n groot wonder... ja. Daarom staat in 1:13 “uit God geboren.” Dan ben je wederom geboren, als je Christus heerlijkheid hebt gezien. “Niet uit de wil des vleses.” Inderdaad. Dat wil geen mens uit zichzelf. Dat kon ik ook zelf niet. Ik kon mezelf die vrede niet geven... ik kon zelf mijn zondenlast niet wegnemen... maar God openbaarde Zijn Zoon in het Woord. In de belofte van het Evangelie (vgl. Rom. 10:8-10). En toen zag ik zo’n heerlijkheid in de Heere Jezus en nam ik Hem aan omdat God Hem gaf! Hem ontvangen als mijn Verzoening bij God (Rom.3:25). Dan smaak je de vrede, een voorsmaak van de hemel. Vrede met God... eeuwige liefdesogen... vol ontferming en genade... o die liefde van God!
En ja, degenen die dat kinderrecht hebben ontvangen, zijn vaak ontrouw en zeggen dan: “De Heere heeft mij verlaten en de Heere heeft mij vergeten.” Maar Hij zegt vanuit Zijn Vaderlijk hart: “Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten, dat zij zich niet ontferme over de zoon haars buiks? Ofschoon dezen vergaten, zo zal Ik toch u niet vergeten” (Jes. 49:14-15).
Beste vriend(in), is Christus jou geopenbaard, zodat je Hem moest aannemen? Zodat je niet anders kon dan geloven? Daartoe laat God het Evangelie preken. Want zo openbaart Hij de heerlijkheid en algenoegzaamheid van de Heere Jezus. Genoeg aan het Lam!
Tot die dag dat je de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft ben je een verwerper van het Licht en een liefhebber van de duisternis. Geloof je dat? Dat zegt het Woord. Als je dat niet gelooft, kun je ook het Evangelie niet geloven. Daarom laat de Heilige Geest je door het Woord en in je hart eerst de duisternis zien... om je het Licht te openbaren. Hoor het Woord en je ziel zal leven! Zie het Lam en je zonden zijn weggedragen!
Ontvang een hartelijke groet van,
Kand. R. J. Jansen
Dit artikel is beantwoord door
R. J. Jansen
- Geboortedatum:04-02-1987
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Scherpenisse
- Status:Inactief
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Maar zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven;
Welke niet uit den bloede, noch uit den wil des vleses, noch uit den wil des mans, maar uit God geboren zijn." (Joh. 1:11-13, SV)
Het woord 'aangenomen' is niet fout, maar ik ben er persoonlijk geen fan van, want er ontstaat enorme verwarring door, omdat het, naar mijn mening, té eenzijdig de actie van de mens impliceert, terwijl een woord als 'ontvangen' gevoelsmatig dichter ligt bij hoe deze tekst bedoeld is. Tekstverwijzingen (Jes. 56:5, Rom. 8.15, 2 Petr. 1:4, 1 Joh. 3:1) leiden ook allemaal naar het werk dat God in mensen volbrengt (geven, ontvangen, geschonken, geroepen, gegeven).
De King James gebruikt het woord 'recieved', en dat doet meer recht aan de context.
Het geloof is overigens, net als bekering en wedergeboorte, ook een gave van God uit genade:
"Want u is uit genade gegeven in de zaak van Christus, niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden;" (Filippensen 1:29)
"Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave; Niet uit de werken, opdat niemand roeme." (Efeziërs 2:8-9)