Vuur altaar moest altijd branden
Ds. B. J. van de Kamp | Geen reacties | 25-04-2016| 08:06
Vraag
Zo fijn, jullie antwoorden. Dank! Een andere vraag: In Leviticus 6:13 staat dat het vuur van het altaar altijd moest blijven branden. Maar als de Israëlieten verder reisden door de woestijn dan was dat toch niet mogelijk? Kunt u dit uitleggen?
Antwoord
Beste vraagsteller of vraagstelster,
De uitdrukking in de Bijbel voor “altijd” heeft niet de betekenis zoals bij ons: het mag geen seconde uit zijn. De lampen op de kandelaar branden ook altijd. Dat betrof de periode tussen zonsondergang en zonsopkomst. Maar ze moet in de tabernakel staan. Als de tabernakel was ingepakt kon ze daar niet staan. Dus ook niet branden. De context werd dan meegenomen. Wel was er de wolkkolom en vuurkolom als teken van Gods aanwezigheid.
Of men vuur bij zich had zoals ook water etc. wordt niet ergens expliciet zo verteld. Wel weten wij dat de mensen ook in die tijd heel vernuftig waren als het ging om het meevoeren van vuur of het aanleggen van een vuur.
Belangrijkste is dat God nooit iets tot het uiterste eist wat niet normaal is op te brengen. Het gaat niet om de letter maar om de geest van de instellingen. Over dat punt zie je ook de strijd gaan tussen Jezus en de Farizeeën. Denk aan de Bergrede. Het gaat om de intentie van het hart.
Ik hoop hiermee de vraag te hebben beantwoord.
Hartelijke groet,
Ds. B. J. van de Kamp
Dit artikel is beantwoord door
Ds. B. J. van de Kamp
- Geboortedatum:21-11-1950
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Hierden
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Emeritus