De maagdelijke geboorte van Jezus
Ds. H. D. Rietveld | Geen reacties | 02-03-2016| 09:38
Vraag
Ik heb een vraag n.a.v. Jesaja 7:14. Mattheus 1:22-23 verwijst naar Jesaja 7:14 voor de maagdelijke geboorte van Jezus. O.a. de Joden zeggen dat “maagd” uit vers 14 (almah in het Hebreeuws) door “jonge vrouw” vertaald dient te worden. Voor het specifiek aanduiden van een maagd zou in het Hebreeuws het woord “betulah” gebruikt worden, zoals in Lev. 21:3, Deut. 22:19, Deut. 23:28, Eze. 44:22. Daarnaast zou de zoon uit vers 14 niet om Jezus handelen, maar om een zoon in Achaz' tijd (6-7 eeuwen voor Jezus) als teken van verlossing (van Syrië en Israel) voor Achaz. Immanuel (God met ons) heeft dan dus te maken met bovenstaande verlossing. In de optiek van o.a. de Joden is vers 14 uit z'n verband gerukt, mede omdat vers 16 weer aansluit bij vers 13. Hoe dienen we hier tegen aan te kijken?
Antwoord
Waar gaat het om in dit teken dat Jesaja noemt? Een nog jonge, zwakke vrouw die haar sterk geloof in Israëls God toont door het eerste kind dat zij zal baren de naam Immanuël te geven. De vader van dit kind wordt niet eens vermeld. Of het nu een van de vrouwen van Achaz is geweest of de vrouw van de profeet of van iemand anders (want de uitleggers verschillen daarover) doet niet zo ter zake. Tegelijk is ook het jongetje zelf een levend teken dat God Zijn Woord waarmaakt. Voordat dit jongetje de kleuterleeftijd zou bereikt hebben en een beetje besef van goed en kwaad zal kennen, dus binnen een paar jaar, zullen de twee koningen die nu nog Juda bedreigen hun eigen land verwoest zien door het leger van Assyrië. Al bleef de toekomst voor Juda ook niet gunstig, zoals uit het vervolg van Jes. 7 blijkt.
Wie deze jonge vrouw is geweest kan niemand overtuigend aantonen. Het meest waarschijnlijk is het een jonge vrouw geweest die nog geen kinderen had gekregen, want dat is inderdaad de betekenis van het Hebreeuwse “almah”. De Messiasbelijdende Jood David Stern heeft in zijn commentaar erop gewezen dat in het Oude Testament de betekenissen “almah” en “betulah” nogal eens inwisselbaar zijn. In Gen. 24: 16 wordt Rebekka als toekomstige bruid van Izak eerst met “betulah”, maar in v. 43 met “almah” aangeduid. En in Ex. 2:8 wordt de negenjarige Mirjam “almah” genoemd, terwijl ze zeker nog “betulah” was! In Joël 1:8 is de “betulah” die om de man van haar jeugd moet wenen beslist geen maagd meer. Met andere woorden: we zullen de betekenissen niet al te strikt moeten nemen.
Het is wel opvallend dat de Septuagint, de door joden indertijd vastgestelde Griekse vertaling van het Oude Testament, in Jes. 7 het woord “parthenos” heeft dat inderdaad met “maagd” moet worden vertaald. Dat woord heeft Mattheüs onder de inspiratie van de Heilige Geest gewoon overgenomen. Het paste wel heel letterlijk op Maria’s situatie. Later is om deze vertaling tussen joden en christenen altijd wel twist geweest.
De nadruk lag bij Jesaja’s boodschap dus niet zozeer op een maagdelijke geboorte. Ook de tijdelijke verlossing die God gaf heeft voor Achaz niet zo lang geduurd. Daarom was deze “kleine verlossingsgeschiedenis” slechts een voorteken van de veel grotere verlossing die met de geboorte van de Zoon van God uit de maagd Maria zou plaats vinden.
We zullen moeten concluderen dat Mattheüs onder inspiratie van de Heilige Geest de profetie heeft gelezen met het oog op de wonderlijke geboorte van Christus uit de maagd Maria. In een bange tijd had zij hetzelfde sterke geloof als de jonge vrouw in Jesaja’s tijd. Zij geloofde het woord van de engel, hoewel ze geen omgang met een man had. En later kon haar Zoon, Die de eeuwige verlossing heeft aangebracht, bij Zijn hemelvaart zeggen: Ik ben met u (Immanuël).
Ds. H. D. Rietveld
Dit artikel is beantwoord door
Ds. H. D. Rietveld
- Geboortedatum:06-11-1947
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Nijkerk
- Status:Actief
Bijzonderheden:
emeritus