Wanneer weet je of het echt van de Heere is?
Ds. R.H. Kieskamp | Geen reacties | 17-02-2016| 13:26
Vraag
Ik ga en ben de afgelopen door een hele moeilijke tijd gegaan. Ik vraag de Heere steeds om antwoord op mijn vragen. Mij de weg te wijzen die ik moet gaan. Na een gebed lees ik meestal een stukje uit de bijbel. Tot twee keer las ik toen een tekst wat voor mij als antwoord op mijn vraag voelde. Ik kreeg daarna rust in me. Alleen die rust was zo snel weer weg. En ben steeds zo bang dat ik me die woorden toe eigen. Ik heb het daar zo moeilijk mee. Wanneer weet je nu of het echt van de Heere is?
Antwoord
De eigenlijke vraag is: Wanneer weet je nu of het echt van de Heere is? Om deze vraag goed te beantwoorden wil ik onderscheid maken tussen twee zaken. Gaat het om ons eeuwig heil van Gods genade in Christus? Of gaat het om antwoord op concrete zaken van ons leven?
De vraagsteller heeft een moeilijke tijd achter de rug. Gaat het daar om geestelijke nood van verlossing door het bloed van Christus, of gaat het om licht inzake concrete zaken op het levenspad? Beide soort problemen kunnen er zijn en mogen er ook zijn. Ondertussen is er wel verband tussen beide. Zijn we niet klaar met de eerste vraagstelling en kennen we Jezus nog niet als onze Heiland, dan wordt het vinden van antwoord op de tweede vraagstelling ook moeilijker. In ieder geval is helder dat we kind van God worden op het moment dat we met onze zonde en verlorenheid leren schuilen bij het bloed van het Lam. En God wordt dan onze hemelse Vader, die als een Vader voor ons wil zorgen, ook in alle dingen van het concrete leven.
Als eerste wil ik in dit opzicht antwoord geven op de vraag hoe we zeker kunnen weten dat we kind van God zijn. Daar zou ik op willen antwoorden dat het dan nodig is om het buiten onszelf te zoeken, bij de Heere en zijn genade in Christus. In onszelf is het niet te vinden, hoe we ons innerlijk ook afzoeken en aftasten. Het heil ligt buiten ons en daarom moeten we het ook buiten onszelf zoeken, bij God, bij Christus die ons roept, die ons tot zijn heil nodigt en die ons zijn genade belooft. De vraag hierbij is of we God vertrouwen en of we de beloften van het evangelie betrouwbaar achten. Hier hangt ook mee samen de vraag of we vinden de genade van God waardig te zijn of juist niet.
Wie denkt het waardig te zijn is als een farizeeër en zal ook niet werkelijk verlegen zijn om die genade. Wie daarentegen, gelet op eigen zonde en schuld, zijn onwaardigheid erkent, denkt daar anders over. Die zal naar genade verlangen, zal het zoeken, vindt geen rust tot hij het gevonden heeft bij Hem die alleen echte rust kan schenken, namelijk Jezus Christus. Al is er wel een valkuil, namelijk deze dat we denken zo onwaardig te zijn dat het voor ons niet kan. En de duivel doet daar graag een schepje bovenop door ons in te fluisteren dat we te slecht zijn en dus ons eerst moeten verbeteren om voor Jezus acceptabel te zijn. De duivel wil dus een farizeeër van ons maken. Wie echter werkelijk om genade verlegen is doorziet de list van de duivel, vlucht tot Christus door op Hem te vertrouwen en leert zich gewonnen geven aan de genade van God.
Wanneer weten we nu zeker dat het echt van de Heere is? Dat weten we zeker wanneer we radicaal vertrouwen op de genade van Christus en daarin op de beloften van het evangelie. Bovendien komt daar nog iets bij. In dat radicale vertrouwen komt de Heilige Geest ook mee door te getuigen met onze geest dat we kind van God zijn. Het woord van God wordt dan voor ons een kracht van God tot zaligheid. We weten het zeker. Daarom zegt de catechismus ook dat geloven een zaak is van zeker weten en vast vertrouwen. Of we die zekerheid altijd even sterk voelen en ervaren is weer een apart verhaal. Wel is ondubbelzinnig waar dat die zekerheid altijd weer terugkomt in de weg van vertrouwen op de Heere alleen.
Nu het antwoord op het tweede, namelijk zekerheid te mogen vinden in concrete levensvragen. Omdat we met het eerste zijn klaar gekomen kennen we de verborgen omgang met God door Christus en hebben we geleerd ook alles van concrete noden in zijn handen te leggen. Dat kan een hele worsteling zijn, al gebeurt het ook dat we het zo maar ineens kunnen overgeven. Wanneer die overgave ons rust geeft en het wordt bevestigd met een bijbelwoord, geldt in het algemeen dat we het er op mogen en moeten houden dat het van God is. En met God komen we nooit bedrogen uit.
Dan de zin: “Ik ben zo bang dat ik me die woorden toeëigen.” Ten eerste antwoord ik daarop dat het juist Gods bedoeling is dat we ons zijn woorden toeëigenen. Alleen, uiteraard niet op goedkope gronden waarin we onszelf centraal stellen. Als we echter werkelijk in nood zijn en we vluchten tot de Heere en Hij helpt ons door ons rust te geven, dan mogen we dat niet enkel accepteren, we moeten het zelfs, willen we God niet te kort doen. Al maar bezig blijven met de vraag of we ons niet vergissen, kan betekenen dat we het veel te veel in onszelf zoeken in plaats van buiten ons zelf. Jezus zegt niet voor niets dat wie zijn leven zal willen verliezen, het juist zal vinden.
Tot slot nog de vraag of iemand die Jezus niet kent als Heiland, toch mag vragen om en rekenen op hulp en bijstand van God in concrete noden? Dat mag zeker en God wil het ook dan geven, op zijn tijd. Ondertussen blijft des te meer nodig vooral ook eeuwig heil te zoeken tot we gevonden hebben. Dat geeft des te meer ruimte om alles met God te delen en ons door zijn Vaderhand te laten leiden.
Ds. R. H. Kieskamp
Dit artikel is beantwoord door
Ds. R.H. Kieskamp
- Geboortedatum:11-11-1935
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Lienden
- Status:Inactief
Bijzonderheden:
Dominee Kieskamp is op 29 april 2021 overleden.