Begin van de kerk
Ds. A.K. Wallet | 17 reacties | 16-01-2016| 12:51
Vraag
Aan ds. Wallet. In Mattheüs 16:18 zei de Heere: “En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen dezelve niet overweldigen.” Wanneer begon de kerk te bestaan? Zelf denk ik dit: de toekomstige tijd van het werkwoord geeft aan dat het bouwen van de Kerk nog niet begon toen Jezus deze woorden uitsprak. Hij zei niet “Ik heb Mijn Kerk gebouwd”. Nee, het bouwproject was nog niet begonnen en dus was de Kerk nog toekomstig. Wat zegt de Bijbel hier over?
Antwoord
Beste vrager,
Een goede vraag. Wanneer begon de kerk? Allereerst moet we er acht op geven dat Jezus niet zegt dat Hij op Petrus de gemeente zou bouwen, maar op deze Petra. Dat is de vrouwelijke vorm van Petrus en betekent dus ook rots. Maar hier wil het zeggen dat Christus op de belijdenis van Petrus de gemeente zal bouwen. Petrus had beleden: “Gij zijt de Christus de Zoon van de levende God.” Op die belijdenis, op dat fundament zal de gemeente gebouwd worden. In de kerkbrief aan Efeze schrijft Paulus dat de kerk gebouwd wordt op “het fundament van apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste hoeksteen.” Dat wil zeggen op alles wat op de leer en het leven van Christus gegrond is. Zonder deze Petra, deze belijdenis zal er geen kerk zijn. Maar waar deze belijdenis , is er ook de kerk. Al is dat niet altijd direct zichtbaar in een imposant gebouw, maar er zijn levende stenen van die kerk,die belijdende christenen heten te zijn.
Historisch gezien spreken we van de stichting van de chr. kerk op Pinksteren bij de uitstorting van de Heilige Geest. Daar kwam de Geest wonen in de kerk. We zeggen dan ook wel dat Pinksteren de verjaardag van de kerk is. Toch belijden we ook dat de kerk ouder is dan Pinksteren. Onze Ned, Geloofsbelijdenis spreekt uit: “Dat deze kerk er geweest is van het begin der wereld af en er zal zijn tot aan het einde toe.” We dienen daarbij niet te vergeten dat ook de gelovigen onder het oude verbond zalig zijn geworden door Christus. Jezus zegt dat Abraham de dag van Christus gezien heeft. En de bouw gaat nog door totdat Christus wederkomt. Zo gaat de bouw van de kerk verder dwars tegen het woeden van de satan in Heerlijk als wij mogen belijden dat wij er een levend lid(steen) van mogen zijn.
Hartelijke groeten en de zegen van Christus toegewenst,
Ds. A. K. Wallet
Dit artikel is beantwoord door
Ds. A.K. Wallet
- Geboortedatum:17-06-1939
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Schoonrewoerd
- Status:Inactief
Bijzonderheden:
emeritus
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Waarom stel je überhaupt dit soort vragen als je de antwoorden zo goed weet?
het is voor mij dan ook een vraag om de mensen er mee aan het denken te zetten, je hoort over het onderwerp zelf in de kerk niks.de opname van de gemeente behoord daar ook onder en het duizendjarig rijk
en ook daar kun je veel leren op de site van marc verhoeven
en de site bijbels perspectief.
Anders gezegd, je kunt nog beter in de fluctuerende optiehandel je geld beleggen dan hier iets concreets over zeggen. Als God ons hier een helder zicht op had willen geven, dan zou Hij dat ook vast wel in Zijn Woord onwederlegbaar omschreven hebben en dit niet hebben overgelaten aan allerlei zelfbenoemde profeten en verklaarders met tientallen verschillende uitleggingen. Het leidt alleen maar af van waar het werkelijk om gaat: geloof, bekering en heiliging. Dat is al een strijd genoeg (Luk. 13:24; 1 Kor. 9:24; Ef. 6:13; Fil. 1:27; Kol 2:6; 1 Tim. 1:18; 1 Tim. 6:12; 2 Tim. 2:5 en vele teksten meer).
Al dat gefilosofeer over wederkomsten en duizendjarig rijk is nu precies waar Paulus voor waarschuwt in Titus 3:9. Je kunt beter goede werken gaan doen, zegt hij in vers 14. En wie Jezus' wederkomst iedere dag verwacht, heeft geen duizendjarig rijk meer nodig.
Als we ons op de Schrift beroepen, dan moeten we ons baseren op teksten die uitdrukkelijk over het ontstaan van de Gemeente spreken en niet op teksten die met dat feit niets te maken hebben, zoals bijv. Ps 71:17. De teksten die te maken hebben met het ontstaan van de Gemeente, laten namelijk zien dat de Kerk niet bestaat vanaf het begin van de wereld, maar pas vanaf de Pinksterdag genoemd in Hd 2.
T e n e e r s t e zei Jezus Christus tegen Petrus: “Op deze rots z a l Ik mijn Gemeente bouwen” (Mt 16:18). De Gemeente was toen dus nog “toekomstmuziek”.
T e n t w e e d e lezen we in 1 Ko 12:13 dat de Gemeente ontstaan is door de doop met de Heilige Geest. Naar het woord van Johannes de Doper zou Christus met de Heilige Geest dopen (Mt 3:11) en blijkens Hd 1:5 zou dat pas gebeuren ‘niet vele dagen hierna’ , dat is kort na de hemelvaart van Christus. Opnieuw blijkt dus dat de Gemeente zelfs nog niet bestond toen Christus op aarde was.
T e n d e r d e wordt in Ef 2:14-16 naar voren gebracht dat de Gemeente ontstaan is nadat de middelmuur van de omtuining weggebroken is. Toen pas werden Jood en Heiden in één lichaam (dat ziet op de Gemeente , het Lichaam van Christus) met God verzoend.
T e n v i e r d e is er het getuigenis van Ef 2:20 dat de gemeente gebouwd is op het fundament van apostelen en profeten . Voordat de apostelen in hun functie als apostelen optraden en de profeten van de nieuwe bedeling (vgl. Ef 3:5) hun werk aanvingen, kon er dus van een Gemeente of Kerk geen sprake zijn. De idee dat de Kerk van het begin van de schepping af bestaat, mist dus elke bijbelse grond.
Natuurlijk waren er vanaf Adam mensen die in God geloofden, maar we moeten onferscheid maken tussen geloven en tot de Kerk behoren. De gelovigen van de Oude Bedeling dienden God, maar ze vormden niet zoiets als de Kerk.
Vele kerkelijke theologen sleutelen niet aande hierboven genoemde teksten maar stellen dat je ze niet zo letterlijk moet nemen als zou er vóór de tijd dat Christus op aarde kwam geen kerk geweest zijn.
Soms komt men met een tegenargument en beroept men zich op Hd 7: 38 waar Stefanus het heeft over “de vergadering in de woestijn”. Het woord daar met “vergadering weergegeven is hetzelfde woord “ecclesia:” dat in Mt 16:18 wordt gebruikt om de gemeente aan te duiden. Dus zo zegt men: “ in de oude tijd vormde Israël de kerk.. Dit argument snijdt echter geen hout, want het grondwoord duidt een verzameling van mensen aan, maar zegt daarmee niet dat deze verzameling ook de Kerk van Jezus Christus vormt. Dit blijkt duidlijk uit Hd 19: 32 en 41 waar hetzelfde woord “ecclesia” gebruikt wordt om de volksvergadering in Efeze aan te duiden.
Terloops merk ik nog op dat volgens Ef 3: 3, 5, 9; Ko 1: 24-27 en Rm 16:25-27 de verborgenheid van de Gemeente in de oude bedeling zelfs niet bekend gemaakt is.
Als we ervan overtuigd zijn dat de Kerk niet vanaf Adam op aarde bestaat zullen we ook openstaan voor de gedachte dat de Kerk niet vanzelfsprekend tot aan de jongste dag op aarde zal bestaan. Zoals er een vóór-christelijke tijd op aarde was, zo kan er ook een na-christelijke tijd komen.
Omkgekeerd zal iemand die gelooft dat de Kerk van Adam af bestaat moeilijk openstaan voor de gedachte dat Israël nog een geestelijke toekomst heeft want in zijn denken is de tijd dat God Israël als volk erkende een gepasseerde fase van het kerkbestaan.
Over de eerste twee artikelen die in deze rubriek over de Gemeente zijn geplaatst zal weinig verschil van mening bestaan. Met dit artikel is dat anders. Er zijn namelijk twee meningen over het ontstaan van de Gemeente of Kerk. De ene mening luidt dat de Kerk bestaat vanaf het begin van de wereld ofwel van Adam af. De andere opvatting luidt dat de Kerk pas bestaat vanaf de Pinksterdag genoend in Hd. 2. Dit verschil van opvatting is niet maar een theoretische kwestie die verder van weinig belang is, maar heeft verstrekkende konsekwenties. We willen echter eerst beide opvattingen omschrijven.
Wat zegt de catechismus?
De eerste mening staat verwoord in zondag 21 van de Heidelbergse Catechismus en luidt dat de Zoon van God Zich uit het ganse menselijke geslacht een gemeente heeft uitverkoren en die door zijn Geest en Woord vergadert ' van het begin der wereld tot aan het einde'. Bij deze zinsnede wordt verwezen naar Ps 71: 17, 18; Js 59: 21 en 1 Ko 11: 26.
Artikel 27 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis spreekt in dezelfde zin over de Gemeente en wel met de woorden: 'Deze Kerk is geweest van den beginne der wereld af, en zal zijn tot het einde toe'. In dit artikel worden geen teksten aangehaald om deze opvatting te ondersteunen, maar wel wordt hiervoor het volgende argument aangevoerd: 'gelijk daaruit blijkt, dat Christus een eeuwig Koning is, dewelke zonder onderdanen niet zijn kan'.
Schrale onderbouwing
Wij vinden de onderbouwing van wat we de kerkelijke opvatting kunnen noemen erg zwak, maar dan moeten we niet vergeten dat in de tijd dat deze belijdenisgeschriften werden opgesteld er eigenlijk geen andere mening was waartegen men zich moest verdedigen. Dat is dus een excuus, maar het neemt niet weg, dat de onderbouwing inderdaad heel erg zwak is.
De teksten die men aanhaalt bij zondag 21 zeggen namelijk niets over de vorming van de Gemeente, laat staan over het tijdstip van haar ontstaan.
Het argument dat in art. 27 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis wordt aangevoerd heeft natuurlijk alleen waarde als bewezen kan worden, dat het koninkrijk en de kerk twee identieke grootheden zijn. Dat is niet het geval: we hoeven daarvoor de gelijkenis van het koninkrijk der hemelen betreffende het onkruid onder de tarwe (Mt 13: 24-30) maar te vergelijken met het voorschrift aan de gemeente gegeven in 1 Ko 5: 11-13. In het koninkrijk mag men het onkruid niet uittrekken en wegdoen, maar in de gemeente moet men hem die niet deugt uit de gemeente bannen.
Het ontstaan van de Gemeente volgens de Schrift
We laten nu de kerkelijke opvatting verder rusten en bepalen ons bij rechtstreekse Schriftgegevens die over het ontstaan van de Gemeente spreken. Er zijn een viertal bijbelgedeelten die daarover een helder licht laten schijnen, te weten: Mt 16: 18; 1 Ko 12: 12,13; Ef 2: 14-16 en 2: 18-22. Laten we ze stuk voor stuk eens bekijken:
A. Ik zal mijn Gemeente bouwen.
Als antwoord op de belijdenis van Petrus dat Jezus de Christus is, de Zoon van de levende God, zegt de Heer o.a. 'Op deze rots zal ik mijn Gemeente ( Grieks: 'ecclesia') bouwen'. Twee dingen vallen op en wel dat de Heer over het bouwen van de Gemeente spreekt als een toekomstige zaak: Hij spreekt niet over: Ik heb gebouwd, ook niet over: Ik ben bezig te bouwen. Evenmin spreekt Hij over: Ik zal de Gemeente een andere vorm geven of Ik zal de Gemeente uitbreiden, nee Hij zegt: Ik zal mijn Gemeente bouwen. Met andere woorden: die Gemeente waarop de Heer doelt was er dus nog niet!!
Het tweede punt is dat de Heer spreekt over mijn Gemeente. Stefanus heeft het er over dat Mozes in de vergadering in de woestijn was (Hd 7: 38). Hier staat hetzelfde woord 'ecclesia' dat we ook in Mt 16: 18 aantroffen. Maar eenzelfde woord duidt niet altijd op eenzelfde zaak. Dat blijkt duidelijk als we Hd 19: 32 en 41 opslaan. Daar treffen we ook het woord 'ecclesia' aan, maar daar slaat het duidelijk op een volksvergadering in Efeze. De Kerk of Gemeente is een vergadering, maar iedere vergadering van mensen vormt niet de Gemeente die de Heer bedoelt als Hij spreekt over 'mijn' Gemeente.
B. Door één Geest tot een lichaam gedoopt
In 1Ko 12: 12,13 schrijft Paulus dat de gelovigen één lichaam vormen omdat ze allen door één Geest tot één Lichaam zijn gedoopt. Dat geldt voor Joden en Grieken, voor slaven en vrijen.De vraag is nu wanneer die doop heeft plaatsgevonden. Daarover licht Hd 1: 5 ons in en wel in die zin dat de Heer vlak voor zijn hemelvaart tegen de discipelen zei: 'Gij zult met de Heilige Geest gedoopt worden niet vele dagen hierna'. En in vers 8 zegt Hij dat ze kracht zullen ontvangen als de Heilige Geest over hen komt. Welnu, Hd 2 geeft de vervulling van deze belofte. Toen werd de Heilige Geest uitgestort en werd de Gemeente gevormd door de doop met de Heilige Geest.
We weten dat de Geest van God al werkte in gelovigen vóór de tijd waarop Hd 2 slaat, zelfs had de Heer zijn discipelen de Geest al ingeblazen als 'levensbeginsel' (Jh 20: 22), maar dat betekende niet de doop tot één lichaam, want die doop zou pas plaats vinden na de hemelvaart van de Heer. Let ook op Mt. 3: 11 waar Johannes de Doper van de Heer zegt, dat Hij met de Heilige Geest zal dopen. Hier wordt ook de toekomende tijd gebruikt. Het moest op het moment dat Johannes sprak nog plaatsvinden.
C tot één nieuwe mens geschapen
In Ef 2: 11 en 12 geeft Paulus aan wat de positie van de Efeziërs was toen ze nog niet tot geloof in Christus waren gekomen. Ze misten alle voorrechten die Israël had en waren zonder God en zonder hoop in de wereld. Ze waren veraf. Maar in Christus zijn ze nabij gekomen. Nu zijn ze 'beiden één gemaakt'. Het woord beiden slaat kennelijk op Israël en de volken (let op vers 11). De scheidsmuur die er tussen beiden was (de wet van de geboden en inzettingen) is te niet gedaan en daardoor is die scheidsmuur weggebroken. De gelovige uit Israël en de gelovige uit de volken zijn in Christus tot één nieuwe mens geschapen.
Er is om zo te zeggen op geestelijk gebied een nieuw menstype ontstaan: de mens in Christus, ofwel 'de christen'. Dat niet alleen: beiden zijn ook in één lichaam met God verzoend. Dit ene lichaam ziet net als in 1Ko 12: 12,13 op de Gemeente, het Lichaam van Christus. Het belangrijkste in dit gedeelte is dat er gesproken wordt over een nieuwe mens. Er is dus iets nieuws ontstaan op grond van het werk van Christus dat er vóór die tijd nog niet was !!
D Gebouwd op het fondament van apostelen en profeten
In Ef.2: 19 zet Paulus het onderwijs waarmee hij begonnen was in vers 11 voort, alleen gaat hij over op een ander beeld. In plaats van over het lichaam spreekt hij nu over het huis. Zoals vers 11-16 aansluit bij 1Ko 12: 12,13, zo sluit dit gedeelte aan bij Mt 16: 18.
Na gezegd te hebben dat Christus gekomen is en vrede verkondigd heeft aan hen die veraf waren (de volken) en aan hen die nabij waren (Israël) en dat nu beiden in één Geest de toegang hebben tot de Vader, vervolgt hij met de stelling dat de gelovigen uit de volken nu geen vreemdelingen en bijwoners meer zijn (zie vers 11,12), maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God en dat ze opgebouwd zijn op het fundament van apostelen[ en profeten, terwijl Jezus Christus zelf de hoeksteen is. Er is nu een huis dat goed is samengevoegd en opgroeit tot een heilige tempel in de Heer.
Voor het onderwerp van het ontstaan van de gemeente is de uitdrukking 'opgebouwd op het fondament van apostelen en profeten van veel belang. Zolang de apostelen en profeten nog niet waren opgetreden (hij doelt hier niet op de profeten van het OT, maar op die van de nieuwe bedeling (let op de volgorde en zie 3: 5) kon de Gemeente nog niet ontstaan zijn.
Spreken over de kerk van Adam af, of over de Oudtestamentische kerk is dus niet in overeenstemming met wat de Bijbel over het ontstaan van de Gemeente zegt.
Zonder dit hier verder uit te werken kan aan dit onderwerp nog toegevoegd worden dat in het Oude Testament het wezen van de Gemeente zelfs niet bekend gemaakt is. Zie hiervoor de volgende Schriftplaatsen: Ef 3: 3, 5 ,9; Ko 1: 24-27 en Rm 16: 25-27
Het belang van het onderwerp
In het begin van dit artikel heb ik erop gewezen dat het onderwerp van het ontstaan van de Gemeente of Kerk maar niet een theoretische kwestie is, die verder weinig belang heeft voor ons geloofsleven. Dit wil ik kort toelichten:
a. Als de Gemeente pas ontstaan is als iets totaal nieuws op de Pinksterdag dan kunnen we de Gemeente niet automatisch zien als een verlengstuk van Israël en zaken van de Oudtestamentische bedeling zonder meer overbrengen op het terrein van de gemeente.
b. Dit bewaart ons ook voor de gedachte dat de Kerk in de plaats van Israël is gekomen en we alle profetieën van het OT op de Gemeente moeten betrekken waarbij we Israël geen geestelijke toekomst meer toekennen.
c. Als de Gemeente niet vanaf het begin van de schepping op aarde bestaat dan kunnen we openstaan voor de gedachte dat de Gemeente evenmin tot op de jongste dag op aarde zal bestaan. De toekomst visie van de gemeente heeft er dus alle mee te maken.
Er zouden wel meer dingen te noemen zijn maar dit zijn een paar belangrijke consequenties van de opvatting dat de Kerk pas bestaat vanaf de Pinksterdag en hiermee wil ik dit artikel afsluiten.
Daar kun je alleen onderuit als je je in een rare bocht wringt zoals hier:
"T e n v i e r d e is er het getuigenis van Ef 2:20 dat de gemeente gebouwd is op het fundament van apostelen en profeten. Voordat de apostelen in hun functie als apostelen optraden en de profeten van de nieuwe bedeling (vgl. Ef 3:5) hun werk aanvingen, kon er dus van een Gemeente of Kerk geen sprake zijn."
Onder profeten wordt dus volgens hem verstaan profeten van de nieuwe bedeling. Als er met die nieuwe profeten wordt verwezen naar de apostelen dan staan die apostelen dus dubbel genoemd ('het fundament van apostelen en profeten'). Dat zou nogal vreemd zijn. Het meest voor de hand liggende is dan ook dat het om de profeten uit het OT gaat.
Coby je zei eerder: "Ik vind het alleen heel belangrijk dat predikanten er bekendheid aan brengen en wil graag antwoorden uitlokken. Het is voor mij dan ook een vraag om de mensen er mee aan het denken te zetten."
Misschien moet je dan je eigen website starten. Ik vind het in elk geval weinig chic.
in heel veel kerken wordt dat niet geleerd.
God heeft met israel een aparte bedoeling.er zou veel over uit te leggen zijn maar ik zou zeggen lees er boeken over .je weet dat het volk weer een eigen staat heeft .De Heere heeft daar duidelijk nog een bedoeling mee.het duizend jarig vrederijk. maar ook dat wordt in de kerken niet beleden. heel jammer!! maar gelukkig zijn er veel dominees die het wel gaan zien!