Behoefte aan troost in preek
Ds. E. Gouda | 1 reactie | 02-11-2015| 10:05
Vraag
Ik heb zo gigantisch veel behoefte aan troost... Troost in een preek. Natuurlijk ook vermaning, maar volgens mij bestaat onze preek uit 70 procent vermaning en 30 procent liefde en troost. Kan er nu niet een keer een preek compleet uit Gods geborgenheid bestaan? God blijft zo aan me trekken, zo vreemd. Alles laat me koud, maar God houd me vast... Zo wonderlijk eigenlijk, maar ik wil zo graag geborgenheid en liefde in een preek!
Antwoord
Beste vragensteller, ieder mens heeft behoeft aan troost. Wat is troost? Van Dale geeft bij “troost” de volgende omschrijving: bemoediging bij verdriet. Troost veronderstelt met andere woorden “verdriet”. Je schrijft dat je zelfs “gigantisch” veel behoefte aan troost hebt. Gigantisch betekent “reusachtig groot” of “enorm”. Wat je in je schrijven weergeeft is voor mij echter onvoldoende om te peilen wat er achter je vraag schuilgaat. Is er een bepaalde aanleiding waarom je “gigantisch veel behoefte aan troost” (nodig) hebt? Wat versta je zelf onder troost? Waarom denk je juist troost nodig te hebben? Je koppelt het hier aan de prediking. Waarom? Vervolgens spreek je dan over “geborgenheid” en verderop over “liefde”. Nu sluit het een het ander niet per se uit, maar we hebben hier wel te maken met verschillende woorden die niet allemaal een-op-een samenvallen.
Wat ik wel gaandeweg ontwaar is dat je sterk verlangt naar troost, geborgenheid en liefde. Nogmaals: Waar komt dat vandaan? Ik ken je persoonlijk niet, dus is het lastig om een goed beeld te kunnen vormen van je concrete (levens)situatie. Want je ‘Sitz im Leben’ zegt misschien wel iets over je honger naar wat je opschrijft. Ik bespeur wellicht eenzaamheid. Misschien ook verwarring of verstarring of beiden.
Je schrijft dat God aan je blijft trekken. Dat is ook zo, want God klopt op de deur van je hart (vgl. Op. 3:20). Toch laat alles je aan de andere kant weer “koud”. Dat is niet gering wat je schrijft. Hoe moet ik “koud” opvatten en oppakken? Ik mis met andere woorden de context oftewel het totaaloverzicht om goed te kunnen ingaan op je schrijven. Aan dingen die algemeen opgeschreven worden heb je niet zoveel. Ik begrijp ook dat het soms lastig is om dingen met anderen te delen. Toch denk ik dat het in jouw geval wijs is om het wel te doen. Neem een (geestelijk) wijs iemand in vertrouwen, wellicht je predikant, een ambtsdrager of gemeentelid die je echt op weg kan helpen met je vragen die je hebt en de dingen waar je mee zit en loopt. Als de concrete situatie in kaart gebracht is kan ook het juiste medicijn aangereikt worden. Want het gaat er niet om dat ik mezelf een medicijn voorschrijf... (ook in het gewone leven schrijft de arts medicijnen voor), maar dat uiteindelijk God door middel van Zijn Woord en het gepredikte Woord mij een medicijn aanreikt wat ik nodig heb. En dat medicijn kan wel eens bitter in de mond zijn maar uiteindelijk een verkwikking voor de ingewanden en daarom toch zoet en goed. En tussen twee haakjes: troost kun je pas dan ontvangen als je (bevindelijk) weet wat verdriet is.
Ik wens jou de begeerde troost toe, die niemand geeft dan de grote Trooster bij uitstek; Jezus Christus door de Heilige Geest. Hij troost het hart, dat schreiend tot Hem vlucht! Vlucht tot Hem. En wees getroost. En leef getroost. Want deze troost is ook de enige troost in het leven en sterven (HC 1). Te weten... ik ben van Hem, Die mij kocht met Zijn bloed en verloste uit de heerschappij van de duivel. En op deze Hervormingsdag (31/10) zingt het daarom (opnieuw) in mijn ziel...
Eens was ik een vreemd’ling voor God en mijn hart.
Ik kende geen schuld en ‘k gevoelde geen smart.
Ik vroeg niet: “Mijn ziele, doorziet gij uw lot?
Hoe zult gij rechtvaardig verschijnen voor God?”
Al sprak daar een stem uit de heilige blaân
van ‘t Lam, met de zonden der wereld belaân,
ik zocht bij de kruispaal geen veilige wijk,
‘k stond blind en van verre, in mij zelven zo rijk.
Ik deed als Jeruzalems dochters weleer,
ik weend’ om de pijn van mijn lijdende Heer’,
maar dacht er niet aan, dat ik zelf door mijn schuld
Zijn kroon had gevlochten, Zijn beker gevuld.
Maar toen mij God Geest aan mij zelf had ontdekt,
toen werd in mijn ziele de vreze gewekt.
Toen voeld’ ik wat eisen Gods heiligheid deed.
Daar werd al mijn deugd een wegwerpelijk kleed.
Toen vlucht’ ik tot Jezus. Hij heeft mij gered!
Hij heeft mij verlost van het vonnis der wet!
Mijn heil en mijn vreugd’ en mijn leven werd Hij.
Ik boog m’, en geloofd’, en mijn God sprak mij vrij!
Nu ken ik die waarheid, zo diep als gewis,
dat Christus alleen mijn gerechtigheid is.
Nu tart ik de dood, nu verwin ik het graf.
Nu neemt mij geen satan de zegekroon af.
Nu reis ik getroost onder ‘t heiligend kruis
naar ‘t erfgoed hierboven, naar ‘t Vaderlijk huis.
Mijn Jezus geleidt mij door d’ aardse woestijn.
“Gestorven voor mij!” zal mijn zwanenzang zijn.
Voor altijd geborgen door Zijn Liefde en in Zijn Liefste!
Wat een troost!
Met vriendelijke groeten,
Ds. E. Gouda
Dit artikel is beantwoord door
Ds. E. Gouda
- Geboortedatum:25-12-1968
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Nieuw-Lekkerland
- Status:Actief