Schuldgevoelens over zondig verleden
ds. D.M. Elsman | 3 reacties | 23-10-2014| 12:07
Vraag
Ik ben al wat ouder, gedoopt en belijdenis gedaan. Na een diepe geestelijke crisis de kerk de rug toegekeerd. Toen heb ik me schuldig gemaakt aan een zondig leven. Dat ligt nu achter mij, maar de schuldgevoelens zijn zeer sterk! Ik zit al weer jaren in de kerk, maar soms denk ik: ze moesten eens weten, niemand weet er van. Maar God heeft het gezien en gehoord en dat drukt me te neer. Nu staat er in Ps. 103:6: “Zo ver het west verwijderd is van het oosten zo ver heeft hij om onze ziel te troosten, van ons de schuld en zonde weggedaan.” Maar ook staat in de bijbel dat we verantwoording moeten afleggen van onze zonden. Hoe krijg ik (ondanks veel bidden daarom) een gevoel van vergeving? De schuld is zwaar!
Antwoord
Beste vriend, bedankt voor je vraag. Wat je schrijft over jezelf doet denken aan de verloren zoon uit Lukas 15, die zijn vaderlijk huis de rug had toegekeerd, maar door genade tot inzicht bewogen werd en terugkeerde. Om zijn zonden voor zijn vader te belijden met gevoelens van onwaardigheid (vs.21). Zijn broer beschuldigde hem van hoererij (vs.30).
Je vraagt: hoe krijg ik een gevoel van vergeving? Laat me dan eerst vragen naar je gevoel. Het vluchten tot Hem gaat altijd samen met een gevoel van zonde en de dood die je hebt verdiend. Het besef dat je buiten de Zoon verloren bent. Gods Geest werkt in ons hart een droefheid over de zonde, zodat wij deze willen ontvluchten en ertegen willen strijden.
Het wezen van de zonde is dat zij doorwerkt ten verderve tenzij en totdat zij is beleden en van haar kracht beroofd onder het dierbaar Bloed van de Heere Jezus Christus. Onbeleden zonden werken smet en schuld. Zij maken onrein en bezwaren ons geweten. De HEERE verlost van de macht en heerschappij van de zonde en Hij verlost ook van de schuld van de zonde.
Daarbij moeten wij beseffen dat ook als de zonde(daad) is beleden én vergeven, deze in de gevolgen nog kan doorwerken. Als David zijn zonde met Bathséba voor God beleden heeft mag hij vergeving ontvangen. Toch zal hun kind sterven en niet meer in het leven terugkeren; dat moeten David en Bathséba hun hele verdere leven blijvend herinneren (2 Samuël 12: 13 en 14). En ook de dood van Uria kan niet meer ongedaan worden gemaakt. Ook al weet David zich door de HEERE vergeven – elke keer als hij aan zijn gruweldaad heeft gedacht zal het door zijn ziel gesneden hebben. Daarbij kreeg hij van de profeet Nathan te horen dat het zwaard niet van zijn huis zou wijken. De HEERE kan het zo beschikken dat de zonden ons wel alle (!) vergeven zijn, maar wij toch nog vaak herinnerd moeten worden aan de wrange vruchten ervan omdat de HEERE ons wil leren hoe hard en ondankbaar de ongehoorzaamheid aan Hem is.
Misschien verklaart dit een deel van je gevoel; als je je zonde herinnert die je niet eens benoemen durft van schaamte. Weet dan dat er geen mens is in wie niet de kiem van die vreselijke zonde aanwezig is; allen hebben wij gezondigd en derven de heerlijkheid Gods. Maar het is niet de grootte of zwaarte van je zondenpak, noch de verschikkelijkheid ervan, die je weerhouden moeten om tot Hem te gaan.
Als de HEERE in Zijn Woord zegt: ‘Roep Mij aan in de dag der benauwdheid. Ik zal er u uithelpen, en gij zult Mij eren’ (Ps.50: 15), dan is maar één ding nodig: dat wij slechts aanroepen, aanroepen in geloof.
Als de Heere Jezus in Johannes 6: 37 zegt: ‘Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen’, dan is het enig nodige, dat wij tot Hem komen met heel onze zondenlast. Hij vraagt niet hoe groot of hoe zwaar je zondenlast is, maar eenvoudig om met je zondenlast tot Hem te komen; dat is dus met heel je verzondigde en verbeurde leven.
Hij kan en wil de oprechte belijder, die in verslagenheid in zichzelf tot Hem komt, vrijmaken van elke zondenlast. En ook al heelt Hij de wonden en zelfs de littekens in onze ziel, toch kan een herinnering aan de zonde nog als een zwaard snijden; om ons blijvend de ernst en verschrikkelijkheid ervan voor ogen te stellen, opdat wij steeds meer gaan roemen in Zijn onbegrijpelijke genade. Van ons uit is het in dit aardse leven nog herinnering, maar van de HEERE uit mag je de belofte horen: ‘Zo ver het west verwijderd is van ’t oosten, zo ver heeft Hij om onze ziel te troosten, van ons de schuld en zonden weggedaan’.
Zing het dan maar:
Vaste Rots van mijn behoud, als de zonde mij benauwt, laat mij steunen op Uw trouw, laat mij rusten in Uw schaûw, waar het Bloed door U gestort, mij de bron des levens wordt.
[Zie ook Psalm 85: 1 ber. en vr/antw.21 van de Catechismus]
Van harte wens ik je die onbegrijpelijke en heerlijke genade van de HEERE toe – kleinmakend in onszelf, maar grootmakend in Hem!
D.M. Elsman
Dit artikel is beantwoord door
ds. D.M. Elsman
- Geboortedatum:16-04-1961
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Rijssen
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Bekijk ook:
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Van Jezus werd gezegd; Hij eet met zondaren, tollenaren en hoeren.... Wat een wonder!
Van ons uit is het in dit aardse leven nog herinnering, maar van de HEERE uit mag je de belofte horen:
‘Zo ver het west verwijderd is van ’t oosten, zo ver heeft Hij om onze ziel te troosten,
van ons de schuld en zonden weggedaan’.
Het 'eertijds' van een zondaar kan grote gevolgen hebben voor de rest van zijn leven.
Er kunnen tijden zijn dat dat naar de achtergrond mag raken en de blijdschap van vergeving overheerst.
Maar dat kan zo maar weer bestreden worden, en komt het weer op je af.
Maar het weten dat je mag schuilen achter het bloed van Christus, dat geeft de kracht om er (met Hem) doorheen te gaan.