Kinderen des toorns
G.A. Terlouw | Geen reacties | 14-08-2014| 08:09
Vraag
Aan een panellid uit de Ger. Gem. Via het RD en deze site nam ik kennis van het artikel van ds. Van de Brink over de doop en dat de doop de inlijving in het lichaam van Christus verzegelt. Ook stelde hij dat er alleen gedoopt mag worden als er verondersteld wordt dat iemand bij het lichaam van Christus hoort. Dit met een beroep op de oudvaders. In onze gemeenten wordt er geleerd dat de doop een teken van het verbond is en dat dit betekent dat je op het erf van het verbond opgroeit. Ook Calvijn geeft aan dat in de kinderharten al een kiem van de werking van de Geest aanwezig is. Het schatboek van Ursinus schrijft in de conclusie of men ook kinderen mag dopen, dat wij kinderen als wedergeborenen moeten beschouwen. Hoe verhoudt dit zich met het feit dat wij kinderen des toorns zijn, zoals zo vaak wordt gezegd? En hoe verhoudt dit zich met de uitverkiezing en verwerping?
Antwoord
Beste vragensteller,
Naar aanleiding van het artikel van ds. G. A. van den Brink stel je een heleboel vragen. Om die allemaal uitputtend te beantwoorden zou wel heel veel ruimte vragen. Ik beperk me tot de hoofdgedachten, waarbij ik recht wil doen aan wat ik lees als de intenties van ds. Van den Brink.
Is de doop de verzegeling van de inlijving in Christus? Wanneer je het artikel van ds. Van de Brink nog eens leest, dan zegt hij heel duidelijk dat hij geen veronderstelde wedergeboorte aanhangt. Het is wat verwarrend dat hij vervolgens toch een beetje een lans daarvoor lijkt te breken. Maar dat laat ik maar rusten.
Blijkbaar gaat ds. Van den Brink ervan uit dat een gedoopt kind toch wedergeboren moet worden. Maar wat betekent dan de inlijving in Christus? De schrijver grondt zich op 1 Kor. 12:13. Daar staat: “Want ook wij allen zijn door een Geest tot een lichaam gedoopt; hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot één Geest gedrenkt.” Wanneer je de kanttekeningen op deze tekst naleest, lees je dat het gaat over de Geest van de wedergeboorte. Calvijn tekent hierbij aan dat het niet zozeer over de uiterlijke doop gaat, maar “opdat echter niemand zoude denken, dat dit door het uitwendig teeken geschiedt, zoo voegt hij erbij, dat het een werk des Heiligen Geestes is.”
Als we Calvijn en de kanttekeningen lezen, dan is deze tekst als onderbouwing voor het standpunt van ds. Van den Brink niet sterk. Toch heeft de schrijver wel een zeker punt. De HC, zondag 27, vraag en antwoord 74, zegt dat de jonge kinderen alzowel als de volwassenen in het verbond Gods en in Zijn gemeente begrepen zijn, met verwijzing naar Gen. 17:7. Het is heel leerzaam om te lezen wat Calvijn over de tekst gezegd heeft. “En daarom is niets zekerder, dan dat God Zijn verbond sluit met Abrahams kinderen, die van nature uit hem zouden voortkomen. Misschien werpt iemand mij tegen dat dit volstrekt niet past bij het voorafgaande gevoelen, waarin ik gezegd heb, dat zij door God als wettige kinderen Abrahams gerekend worden, die door het geloof in Zijn lichaam ingeplant, één huisgezin met hem uitmaken. De oplossing is echter gemakkelijk, zo wij slechts enige onderscheiden trappen van de aanneming tot kinderen stellen, welke men uit onderscheiden Schriftuurplaatsen kan opmaken.” Tot zover Calvijn.
Hij zegt daarmee dat alle nakomelingen van Abraham, kinderen van het verbond zijn. Tegelijk zegt hij dat er soorten kinderen des verbonds zijn. Calvijn verwijst dan bijvoorbeeld naar Matth. 8:11,12. Daar worden de ongelovige Joden, “kinderen des Koninkrijks” genoemd, die uitgeworpen zullen worden in de buitenste duisternis. Ook verwijst hij naar Rom. 9:8: “niet de kinderen des vleses, die zijn kinderen Gods; maar de kinderen der beloftenis worden voor het zaad gerekend.”
Samenvattend, zou je kunnen zeggen, dat bij de doop de inlijving in Christus verzegeld wordt. Maar dan wel bedenkend dat de Bijbel spreekt over twee soorten van kinderen des Koninkrijks.
Staat dit op gespannen voet met de doop is een teken en zegel van Gods verbond?
De Doop is inderdaad het teken en zegel van Gods verbond. Lees het doopformulier: “overmits de Doop een zegel en ontwijfelbaar getuigenis is, dat wij een eeuwig verbond der genade met God hebben” en “dat de Doop een ordening Gods is, om ons en ons zaad Zijn verbond te verzegelen.” Dit is met andere woorden gezegd, wat hierboven al is opgemerkt. Er zijn tweeërlei kinderen des verbonds.
Op de catechisatie heb je misschien geleerd over het wezen en de bediening van het verbond, of over het wezen en het erf van het verbond. De onderscheiding wezen en bediening komt van Olevianus, één van de opstellers van de HC, in zijn boek “Een nieuw verbond.” Als het gaat over het wezen van Gods genadeverbond, dan zegt hij: “Het Koninkrijk van Christus, waar wezenlijk al diegenen zijn, die zich bekeren, in Christus geloven en in Zijn Naam gedoopt zijn. Benevens hun kinderen, tenzij dat deze, groot geworden zijnde, de aangeboden weldaad door ongeloof verwerpen.” Een bladzijde verder schrijft hij over de bediening van dat verbond: “Het Koninkrijk van Christus in deze wereld, is een bediening der zaligheid. Hierdoor vergadert Koning Christus Zelf, uitwendig door het Evangelie en de Doop, Zich een volk of zichtbare kerk, waaronder vele geveinsden vermengd zijn, die Hij tot de zaligheid roept. En deze zaligheid, waartoe Hij roept, bedient en deelt Hij ook Zelf uit, in en aan degenen, welke Hij in die vergadering uitverkoren heeft.”
Misschien een beetje moeilijk. Ik probeer dat te verduidelijken. Je kunt het vergelijken met een rivier. Het water beweegt zich door de bedding van de rivier. Bij laag water zie je een brede bedding en een smalle strook water. Die bedding is de kerk, met alle kerkgangers, de gedoopte kinderen en ouderen. Maar het wezenlijke is de waterstroom: dat zijn de mensen die tot geloof en bekering gekomen zijn, de mensen die wedergeboren zijn. Dat gebeurt in de kerk, in die brede bedding, van de bediening van Gods verbond der genade.
Als dominee Van den Brink dit bedoelt, staat dat dus helemaal niet op gespannen voet met de doop als teken en zegel van Gods verbond.
Hoe verhoudt zich dit tot “kinderen des toorns”, zoals zo vaak wordt gezegd?
Laten we eerst eens zien waar die uitdrukking vandaan komt. Deze woorden staan letterlijk in Efeze 2:3. Ons doopformulier neemt deze woorden over, helemaal aan het begin. Dit hoort voluit bij de leer van de Heilige Doop. Dit is namelijk hoe wij van nature zijn, in zonden ontvangen en geboren en daarom kinderen des toorns, en dat wij in het rijk van God niet kunnen komen, tenzij wij van nieuws geboren worden. Dit leert ons de ondergang en besprenging met het water, enz. Zo staat het er met ons voor als we geboren worden. Daarna gaat het formulier spreken over de grote genade van God, juist voor zulke mensen! Deze woorden golden ook voor Abraham en ook voor Zijn kinderen, voor het hele volk Israël en ook voor ons. En richt God met zulke mensen een verbond op, en noemt Hij zulke mensen, “kinderen des Koninkrijks.” Tot zulke mensen komt Hij met Zijn Woord, waarin Hij spreekt over genade. Zulke mensen laat Hij dopen, om Zijn beloften van Zijn verbond daarmee te verzegelen. Dat sluit elkaar dus niet uit, hier wordt juist het wonder van Gods genade zo groot.
Hoe verhoudt zich dit tot verkiezing en verwerping?
Gods verbond is met de christelijke gemeente en Zijn beloften rusten op hun kinderen. Daarom dopen we en daarop is de verwachting voor onze kinderen gebaseerd. Er rusten beloften op de gedoopte kinderen der gemeente. Dat lezen we heel duidelijk in HC, vr. en antw. 74. Wij willen dit graag kloppend maken met Gods verkiezing. Maar wij kunnen dat niet kloppend maken, dat hoort tot het verborgen heiligdom, waarvan geldt: “maar de uitverkoren hebben het verkregen en de anderen zijn verhard geworden” (Rom. 11:7).
Wat is de leer van de Gereformeerde Gemeenten?
Het is je misschien opgevallen dat ik Calvijn geciteerd heb en Olevianus. In de Gereformeerde Gemeenten weten we ons gebonden aan de Heilige Schrift en onze belijdenisgeschriften. We weten ons verbonden aan de reformator Calvijn. Daar liggen onze wortels. Nu is er in de loop der eeuwen heel veel geschreven over de leer van de verbonden. Daarmee is het lang niet altijd allemaal zoveel duidelijker geworden. Soms worden verschillende woorden gebruikt, die hetzelfde willen zeggen. Soms worden dezelfde woorden gebruikt, maar met verschillende bedoelingen. Daarom kan ik deze vragen ook wel begrijpen. Ook binnen onze gemeenten is daarover geschreven. Nu is het gevaar groot dat we over deze zaken vooral verstandelijk gaan redeneren en in theologische discussies terecht komen, die ons niet dichter bij de Heere brengen.
Tenslotte
Jij bent gedoopt. Daarmee bevestigt de Heere de belofte van het Evangelie (HC vr. en antw. 66), “namelijk dat Hij ons vanwege het enige slachtoffer van Christus, aan het kruis volbracht, vergeving der zonden en het eeuwige leven uit genade schenkt.” Is dat jouw gebed: Heere, doe zo ook aan mij?
G. A. Terlouw
Dit artikel is beantwoord door
G.A. Terlouw
- Geboortedatum:26-11-1958
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Middelburg
- Status:Inactief