Onbekeerde opa en oma
Ds. G. Kater | 9 reacties | 22-05-2014| 13:36
Vraag
Mijn opa en oma zijn oud en ziek. Ze hebben heel hun leven in de kerk gezeten. Onlangs, toen ik op bezoek was, zeiden ze (uit zichzelf) dat ze onbekeerd zijn, maar dat de Heere wel goed voor hen zorgt. Ik vind het heel erg om te zien dat ze waarschijnlijk niet lang meer te leven hebben en zo openlijk kunnen zijn in het zeggen dat onbekeerd zijn. In een brief die ik van hen kreeg, werd geschreven dat ze niet weten of ze wel bij de schare mogen horen die zalig zal worden. Ik heb hier op proberen te antwoorden door stukken uit het Nieuwe Testament aan te halen (rechtvaardiging door het geloof in de Heere Jezus), de mogelijkheid van zalig worden die gekomen is door Pasen etc. Ik vind het moeilijk om regelrecht het gesprek aan te gaan. Heeft u tips hoe ik hiermee moet omgaan? Ik ben erg begaan met hun zielenheil.
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Antwoord
Beste vriend(in),
In je vraag proef ik bewogenheid met het zielenheil van je opa en oma die beide oud en ziek zijn, en dat doet mij goed. Want wat is het inderdaad bijzonder aangrijpend wanneer mensen hun leven lang onder Gods Woord geleefd hebben, en toch openlijk belijden nog onbekeerd te zijn. Jij vindt het vervolgens moeilijk om hierover met hen in gesprek te gaan, en dat kan ik best begrijpen, juist omdat het jouw eigen grootouders zijn die heel dicht bij je staan.
Tegelijkertijd voel je wel de drang om hierover met hen te spreken, maar vraag jij jezelf af hoe je dit het beste kunt doen. In de hoop jou te helpen, en zonder de pretentie te hebben volledig te zijn in mijn antwoord, wil ik je graag enkele dingen aanreiken.
Het is erg belangrijk dat een gesprek over deze zaken op een natuurlijke manier ontstaat, en ongedwongen is. Wanneer dit niet het geval is zal er waarschijnlijk ook geen echt inhoudelijk gesprek op gang komen, maar een hoogstens vormelijk uitwisselen van bekende waarheden. Soms zijn er in een gesprek aanknopingspunten om het gesprek op een natuurlijke wijze te sturen naar het onderwerp waarover je met hen spreken wilt. Denk aan een gesprek over de preek van afgelopen zondag, of aan een gesprek over iemand in je omgeving die overlijdt, enz. We kunnen ook denken aan een gesprek over een bepaald boek -of krantenartikel- met een geestelijke inhoud. Je kunt ook zelf een dergelijk goed boek cadeau geven om daar, nadat zij het gelezen hebben, op terug te komen in een gesprek.
Sprekend over deze dingen kunnen we proberen om 'af te dalen' naar de diepste vragen van het hart, en ons persoonlijk staan tegenover de HEERE. Als we daar direct in het gesprek mee beginnen lopen we het gevaar dat mensen zich af sluiten door een gebrek aan vertrouwen, het is belangrijk dat ons gesprek geleidelijk naar die diepte 'toegroeit'. Wanneer we in het gesprek eerst iets van ons eigen hart bloot geven (bijv. wat de preek met mij deed, welke gedachten dit sterfgeval mij gaven, enz) maakt dit de drempel voor de ander lager om zich ook te uiten. Op deze wijze kan er mogelijk toch een gesprek ontstaan over onze persoonlijke verhouding t.o.v. de HEERE; hoewel dit tegelijkertijd nooit maakbaar wordt.
Juist in het gesprek met je grootouders in deze situatie is het belangrijk om sterk te laten doorklinken dat de HEERE in Zijn Woord ons roept tot geloof en bekering. Iedere keer als Hij met Zijn Woord tot ons komt, hetzij thuis, in de kerk, of waar dan ook, spreekt Hij ons hoogst persoonlijk daarin aan. Hij wijst ons er enerzijds op wie wij van nature zijn als zondaar voor God, op de noodzaak van onze wedergeboorte, en Hij waarschuwt ons daarbij ook ernstig als we verder leven (en sterven!) buiten Christus. Maar Hij wijst ons er anderzijds ook op dat Hij in Christus' offer een vergevend God wil zijn voor zulke mensen, en Hij nodigt ons daarbij ook welmenend en indringend om tot Hem te komen. Daarbij is er niemand die kan zeggen te veel of te lang gezondigd te hebben, want het bloed van de Heere Jezus Christus reinigt immers van alle zonden; en Christus is daartoe machtig en gewillig.
Zolang we leven in de genadetijd komt de HEERE iedere keer met deze evangelienodiging tot ons hart, ook tot jouw opa en oma, nog steeds. Daarom zegt Gods Woord: Heden, zo gij Mijn stem hoort...
Zo mogen we in het gesprek proberen om het Woord van de HEERE te laten doorklinken, maar dat kan nooit zonder het aanhoudend gebed. Het gebed om de Heilige Geest, die onze gebrekkige woorden kan en wil gebruiken om de ogen van andere mensen te openen voor Gods Woord. En ook wanneer er op geen enkele manier een gesprek hierover met je grootouders mogelijk is, is diezelfde Geest machtig hun ogen daarvoor te openen. Daarom wil ik, naast al het voorgaande, je allereerst en allermeest aansporen tot dagelijks gebed voor je grootouders, opdat ze Gods genade zullen leren kennen.
Tot slot; ik hoop dat je zo enkele handvatten gekregen hebt waar je wat aan hebt in het contact met je opa en oma.
Ik eindig met een vraag: je bent bewogen met het zielenheil van je grootouders, en dat is heel goed, maar hoe is het met jou persoonlijk? Heb jij persoonlijk de HEERE al leren kennen in de Heere Jezus Christus, in Zijn vergevende genade voor zondaren? Laat -met alle terechte zorg voor je grootouders- deze vraag wél de éérste vraag in jouw leven zijn, als je hierop nog een ontkennend antwoord geven moet! Zoek de HEERE, terwijl Hij te vinden is; roept Hem aan, terwijl Hij nabij is.
Met hartelijke groet,
Ds. G. Kater
Dit artikel is beantwoord door
Ds. G. Kater
- Geboortedatum:10-07-1978
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Arnemuiden
- Status:Actief
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Wat kan ik je goed invoelen. Ik heb hetzelfde gehad met ooms en tantes etc.
Wat ik zou doen is het volgende.
1. Eerlijk met hen zijn, en zeggen dat het zo niet kan.
2. het boekje van Charles Spurgeon over: rondom de Enge poort kopen en of hun laten lezen, of bij hun voorlezen. Je schaamt je misschien in het begin, maar dat raak je zo gewend.
3. Als ze heel slecht er aan toe zijn, en niet veel kunnen hebben, gewoon telkens bij één tekst stilstaan. Telkens bijvoorbeeld: allen die hem aangenomen hebben, hij heeft hij macht gegeven kinderen van God te worden. Of een andere tekst. En dan elke keer als je komt, telkens dezelfde tekst aan hen doorgeven.
4. Bid elke dag, het liefst met iemand anders erbij, misschien 5 minuten voor je opa en oma. Ik heb gelezen van George Muller, een man van geloof in de 19e eeuw, dat hij 52 jaar lang bad voor twee mensen, ELKE DAG. Hij wist, als God zegt: bid en ik zal geven, dat zijn gebed zou verhoord worden. Na zijn dood zijn deze twee mensen tot bekering gekomen. Verder wil ik ook wat neerschrijven over Hudson Taylor, over het bidden voor anderen. Zijn moeder worstelde ook voor hem. Ter bemoediging!
Bekering
Hudson weet uit ervaring dat gebed een machtig middel is; of beter gezegd: dat God een gebedverhorend God is! Een belangrijke ervaring hierin is, wanneer hij ongeveer zeventien jaar is, in 1849.
Op een dag heeft hij niets te doen en zit hij in de boekenkast van zijn vader te snuffelen, met de bedoeling een interessant boek te vinden. Hij vindt niets.
Opeens ziet hij een bundeltje evangelietraktaten. Ze zien er aantrekkelijk uit. Hij denkt: er staat vast wel een mooi verhaal in, en als het preekgedeelte begint, stop ik.
Hij begint ongeïnteresseerd te lezen en in wanhoop gelooft hij in ieder geval niet dat er voor hem nog zaligheid is, als er al zoiets als zaligheid bestaat! Hij heeft er ook geen zin in om ernstig te worden.
Van binnen is het al enige tijd niet alleen vol ongeloof, maar ook opstand tegen God. Door het lezen van een pamflet - een tijdje geleden, 'toevallig' achtergelaten door een vriend, behaagt het God om een overtuiging zijn zondige en gevaarlijke toestand thuis te bezorgen... Zijn zonden kwellen hem al een tijd; het ongeloof wordt hem een steeds zwaardere last. Maar hij kan (én wil) het niet afschudden - net als Christen in de 'Christenreis' het zondepak niet van zich af kan schudden. Meer en meer leert hij zijn eigen boze hart kennen. In die weken groeit zijn onrust. Iedereen in huis merkt het, maar niemand kan hem helpen. Met zijn vier jaar jongere zus, Amalia, praat hij er in die tijd nog het meeste over. En zij gaat dagelijks drie keren voor zijn redding bidden.
Op het moment dat Hudson nu zo ongeïnteresseerd zit te lezen, is zijn moeder voor een paar weken bij kennissen meer dan honderd kilometer van huis. Die dag, na het middageten, staat zij op van de eettafel met een intense hunkering naar de bekering van haar jongen. En omdat ze die middag vrij is, voelt ze dat ze een bijzondere gelegenheid heeft om voor hem met haar God te pleiten en te worstelen. Ze gaat naar haar kamer, draait de deur op slot en besluit die kamer niet te verlaten voordat haar gebeden verhoord zullen zijn.
Uur na uur worstelt die liefhebbende moeder voor haar jongen, totdat ze ten slotte niet langer kan bidden, maar zich gedrongen voelt om God te loven en te prijzen voor het wonder, waarvan ze door de Geest weet dat is gebeurd: de bekering van haar enige zoon!
Terwijl zij zo uur na uur aan de Troon der genade worstelt om zijn bekering, zit hij zelf te lezen in dat pamflet, en terwijl hij daarin leest, wordt hij getroffen door de zin: "Het volbrachte werk van Christus."
Dan komen met kracht de woorden:
"Het is volbracht"
hem voor de geest. Hij denkt: wát is er volbracht? En direct antwoordt hij zelf: een volle en volkomen verzoening en voldoening voor de zonde. De schuld is betaald door de Plaatsbekleder; Christus is de Verzoening voor onze zonden, en niet voor de onze alleen, maar ook voor de zonden van de hele wereld.
Dan komt de gedachte in hem op: als het hele werk volbracht is, en de hele schuld betaald is, wat is er dan voor mij nog te doen? En zo daagt de vreugdevolle overtuiging - door de Heilige Geest in zijn ziel geworpen - dat er in de hele wereld voor hem niets meer te doen is, dan op zijn knieën te vallen en deze Zaligmaker en Zijn zaligheid aan te nemen, en Hem voor eeuwig te prijzen.
Een paar dagen later vertelt hij het aan zijn zus, onder voorwaarde dat ze er met niemand over praat; wat ze belooft. Wanneer zijn moeder thuiskomt, is Hudson de eerste die haar ontmoet, om haar het blijde nieuws van zijn bekering te vertellen. Tot zijn grote verbazing zegt ze: ik weet het, mijn jongen; ik ben er al die dagen al blij om. Dan vraagt hij: heeft Amalia haar belofte verbroken? Maar moeder vertelt hem dat ze het niet weet door menselijke bekendmaking, maar dat Gods Geest Zelf het haar heeft doen weten.
Je zult het met me eens zijn, schrijft hij vele jaren later, dat het heel vreemd zou zijn als ik niet zou geloven in de kracht van het gebed.
En dit is niet alles. Korte tijd later pakt hij een boekje van de tafel, in de veronderstelling dat het van hem is, omdat het precies op zijn boekje lijkt. Wanneer hij het opent, blijkt 't het dagboek van zijn zus te zijn. Zijn oog valt op een paar regels, waar zijn zus heeft geschreven dat ze dagelijks zal bidden totdat God haar broer zal hebben bekeerd. De datum van het dagboek is precies een maand voordat het metterdaad gebeurt.
Dit alles werkt eraan mee dat hij vanaf het begin van zijn geestelijk leven er zeker van is dat Gods beloften erg reëel zijn en dat gebed werkelijk iets uitwerkt bij God, zowel voor onszelf als voor anderen.
Bijbel lezen is belangrijk, maar ook hoe je Bijbel leest is belangrijk.
- Lees je het als een dagelijkse plicht, als een dagelijks ritueel, of lees je het echt biddend en zoekende.
- Lees je om de boodschap te begrijpen of lees je het om er teksten uit te plukken en uit hun context toe te passen.
- Met wat voor een bril op en door wat voor filter lees je Bijbel.
- Lees je de hele Bijbel of alleen telkens weer bepaalde gedeelten, (bv bepaalde psalmen of bepaalde OT gedeelten), die je dan op een wijze toepast die niet in lijn is met wat de Bijbel zegt.
Dat zijn allemaal belangrijke punten.
Bovendien zijn er nogal wat mensen die heel erg vast zitten aan een bepaalde dominee van vroeger (of van nu) of een bepaalde oudvader. De woorden van zo iemand worden dan vaak gesteld boven wat de Bijbel zegt. Eigenlijk blokkeert dat de boodschap van de Bijbel. Mensen horen wel wat, maar filteren gelijk alles uit wat niet past in hun denkbeeld. Al het andere wordt gelijk weggeschoven of zelfs niet opgemerkt.
Ik zie vanuit de Bijbel ook maar twee dingen die je kunt doen (en moet doen). Eigenlijk wat ds Kater ook al heeft gezegd:
1) Elke keer weer komen met de Bijbel. Voorlezen, uitleggen, benadrukken. Wijzen op waarom Christus is gekomen. Komen met Zijn woorden en Zijn beloften. Zijn Woord is een tweesnijdend zwaard. Onze woorden kunnen daar niets aan verbeteren. Waar mogelijk, probeer het een beetje in andere woorden te zeggen, zodat het niet als iets bekends het ene oor in gaat en het andere uit, zo van 'dat weet ik al wel', maar dat het een misschien een beetje een nieuw licht werpt op de dingen.
2) Bidden dat God hen licht geeft, en hun de ogen opent. Zoals Ryle ook al zei is dat erg belangrijk. God verhoort graag gebeden. Denk bv aan de gelijkenis van de vriend te middernacht (Luk 11) en gelijkenis van de onrechtvaardige rechter (Luk 18).
Daarbij ook:
3) Getuigen van je eigen geloof, zo concreet mogelijk, en ook waarom je dat gelooft (vanuit de Bijbel) en wat het betekent. Inhoud is hier heel belangrijk, niet de vorm.
4) Waar mogelijk gebruik maken van mensen waar ze zich enigzins mee kunnen identificeren. Iemand uit de rechter flank zal niet snel open staan voor wat een evangelisch iemand zegt, maar als je iemand kan vinden uit dezelfde hoek is de aansluiting misschien makkelijker.
Je opa en oma weten niet of ze wel bij de schare mogen horen die zalig zal worden. Ze missen dus de zekerheid. Zekerheid is niet het geloof zelf, maar een vrucht van het geloof. Naar de mate het geloof geloofd(sterk/zwak), naar die mate is ook de zekerheid(sterk/zwak). Verder zegen ze, dat God goed voor hen zorgt. Dat weten ze dus wel met redelijke tot grote zekerheid. Ze hebben dus een (redelijk)sterk geloof, wat zich richt op een zorgende God. Dit is mogelijk een aanknopingspunt. Vertel bv. dat God nu niet alleen voor het tijdelijk leven zo goed voor hen zorgt, maar ook voor hun eeuwig zielenheil heeft gezorgd, door de zending van Zijn Zoon. Jezus zei in Joh. 14:1 “Gijlieden gelooft in God , gelooft ook in Mij”.
Verder nog een aantal praktische tips:
- Grootouders vinden het doorgaans fijn dat hun kleinkinderen komen. Bezoek ze zo veel als mogelijk is.
- Pas bij je bezoeken je kleding aan en als je uit de Bijbel leest, gebruik dan een vertaling die zij gewend zijn. Dit geldt ook voor de liederen/psalmen. Doe zoals Paulus: wordt bij de Joden/zwakken, als een Jood/zwakke.
- Laat jouw geloof vooral blijken uit de werken. Ze zijn oud en ziek, ze kunnen wel wat hulp gebruiken.
-Kom bij zielenvragen/raadsels niet direct met een pasklaar antwoord. Daal een eens mee af in hun ellende. Denk dat het Evangelie ook voor jouw bedekt was, totdat God het je openbaarde.
-Ga ze niet verwijten en mogelijke oorzaken benoemen, waarom hun geloof zo zwak gebleven is al die jaren.
Sterkte.
Maar zijn deze vele mensen eigenlijk wel zo hopeloos of denken anderen dat van hen? Vreemd, dat ze dan wel jarenlang onder die mogelijk moedeloosmakende prediking blijven zitten. Blijkbaar willen ze niet van hun hopeloosheid af. Volgens mij voelen ze zich prima thuis onder de prediking: de mens kan er niets aan doen en God moet het doen. Heerlijk toch, dan is het de schuld van de prediking, de dominee, de ouderling want die belemmerd je in jou komen tot Christus.