Deur van de genade gesloten
Ds. A.K. Wallet | 1 reactie | 04-07-2013| 13:33
Vraag
In een boek van Bunyan staat dat de deur van de genade voor sommige mensen gesloten is voordat zij sterven. In het boek staat ook dat God verbiedt dat voor zulke mensen nog tot Hem gebeden zou worden. Hierbij wordt verwezen naar Jeremia 7:16, Judas:22 en 1 Johannes 5:16. Hoe kun je weten voor wie God de deur der genade heeft gesloten en voor wie niet? Hoe moet dit alles opgevat worden? Wat mag je wel bidden en wat niet voor mensen die stervende zijn?
Antwoord
Beste vrager,
Ik weet niet precies in welk boek van Bunyan je dit gelezen hebt. Maar omdat je de teksten er bij genoemd hebt, zal ik proberen een uitleg te geven. In het algemeen geldt: Bidt voor elkaar (Jac. 5:16). Daar doe je altijd goed aan. Bunyan was zelf een vloekbeest, zozeer zelfs dat een goddeloze buurvrouw hem moest terecht wijzen. Toch heeft de Heere in zijn hart gewerkt en hem in plaats van vloeken, bidden geleerd.
Toch noem je enkel teksten waaruit iets anders blijkt. Een tekst heeft haar betekenis in de omgeving waarin zij staat, dat moeten we nooit vergeten. De eerste die je noemt is Jer. 7:16, waar de Heere zegt tot Jeremia: "Bid niet meer voor dit volk." We komen dit verbod om te bidden meer tegen bij Jeremia. Waarom mag hij niet bidden? Zeker mag hij wel om bekering bidden, maar niet dat het goed zal gaan met het volk. Niet om afwending van de oordelen van God, terwijl het volk in onbekeerlijkheid voortgaat. Je kunt toch niet voor mensen bidden dat zij zegen zullen ontvangen, terwijl zij voortgaan in hun zondige leven?
De tweede tekst is 1 Johannes 5:16: "Er is een zonde tot de dood, voor die zeg ik niet dat hij zal bidden." De schrijver zal hier doelen op de dwaalleraars, die hij antichristen noemt en valse profeten, die in feite de ondergang van de leden van de gemeente op het oog hebben. Zij zijn kinderen van de duivel (3:10). Zij verachten God en de menswording van de Zoon van God (4:2,3; 5:6). We moeten voor hen niet ten gunste bidden, maar wel dat hun mond zal leren zwijgen, opdat zij de gemeente niet zullen misleiden. Deze zonde heeft ook te maken met de zonde tegen de Heilige Geest, waarvoor geen vergeving is (zie o.a. Matth. 12:31 en Hebr. 6:4).
Wel moeten wij heel voorzichtig zijn om te oordelen. In Hebr. 6 gaat het over mensen die de hemelse gaven gesmaakt hebben. Het zijn mensen die aan het Avondmaal gezeten hebben, maar later afvallig worden en zelfs het chr. geloof gaan bestrijden. Deze mensen zijn echt over de grens gegaan. Ze zijn zeker geen ware gelovigen geweest, want die kunnen niet afvallen. Nochtans, het is veiliger voor hen te bidden (voor hun bekering) dan het na te laten. Maar je begrijpt wat er bedoeld wordt.
De derde tekst is Judas:22. "En ontferm u (zich) over sommigen, en ga daarbij met onderscheid te werk." Hier wordt gedoeld op verscheidenheid in het pastoraat. Al naar gelang de omstandigheden hebben we mensen te behandelen. Met ontferming bewogen zijn is een eerste vereiste. Er zijn bijvoorbeeld ook mensen die in de zonde leven (vs. 23). Zorg er dan voor dat u niet met hen mee gaat doen in de zonde. Haat de rok die van het vlees bevlekt is. Houdt afstand van de ongerechtigheid waarmee ze vervuld zijn.
Dus in het algemeen: bid voor elkaar. Niet voor hun zondige omstandigheden, maar tot bekering. Soms is er een tijd, zegt Christus tegen Zijn discipelen, dat je het stof van je voeten moet afschudden en hen verlaten (Matth. 10:14). Zeker als mensen stervende zijn, bidt voor en met hen. God mocht Zich wenden... Bid dan maar met de tollenaar: O God, wees mij zondaar genadig. Leef zelf dicht bij de Heere en laat je leven radicaal zijn en in ontferming.
Hartelijke groeten en Gods nabijheid toegewenst,
Ds. A. K. Wallet
Dit artikel is beantwoord door
Ds. A.K. Wallet
- Geboortedatum:17-06-1939
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Schoonrewoerd
- Status:Inactief
Bijzonderheden:
emeritus