De Zoon des mensen
Redactie Refoweb | 1 reactie | 05-06-2013| 11:32
Vraag
Ik ben begonnen met het Nieuwe Testament te lezen, alsof ik het voor het eerst lees, dus met verwondering en nieuwsgierigheid. Ik was benieuwd naar wat Jezus Zelf over Zijn bediening heeft gezegd. Daarbij viel het me op dat Jezus zichzelf vaak aanduidt als "de Zoon des mensen" of "de mensenzoon". Hij doet dat in totaal meer dan 40 keer in het NT. Ik vind dat opvallend, omdat in de leer en de prediking juist het Goddelijke van Jezus wordt benadrukt. Welke betekenis moet hieraan gegeven worden?
Antwoord
Zie voor het antwoord dit artikel. Ook op de website van ds. C. den Boer (dsdenboer.nl) staan hierover enkele artikelen. Bijvoorbeeld deze.
Dit artikel is beantwoord door
Redactie Refoweb
Bijzonderheden:
Mailadres: vragen@refoweb.nl
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
1 reactie
rotterdam
05-06-2013
/ 16:43
Christus maakt geen onderscheid in Zijn twee titels ; zie Marcus 14 -
Wederom vraagde Hem de hogepriester, en zeide tot Hem: Zijt Gij de Christus, de Zoon des gezegenden Gods? En Jezus zeide: Ik ben het. En gijlieden zult den Zoon des mensen zien zitten ter rechterhand der kracht Gods.
Anders gezegd, Jezus beroept zich hier op Daniël 7 ;
Ik zag dat er tronen werden neergezet en dat er een oude wijze plaats nam. Zijn kleed was wit als sneeuw, zijn hoofdhaar als zuivere wol. Zijn troon bestond uit vuurvlammen, de wielen uit laaiend vuur. Een rivier van vuur welde op en stroomde voor hem uit. Duizend maal duizenden dienden hem, tienduizend maal tienduizenden stonden voor hem. Het hof nam plaats en de boeken werden geopend. ... In mijn nachtelijke visioenen zag ik dat er met de wolken van de hemel iemand kwam die eruitzag als een mens. Hij naderde de oude wijze en werd voor hem geleid. Hem werden macht, eer en het koningschap verleend, en alle volken en naties, welke taal zij ook spraken, dienden hem. Zijn heerschappij was een eeuwige heerschappij die nooit ten einde zou komen, zijn koningschap zou nooit te gronde gaan.
Christus is dus de Messias, de Mensenzoon die het Laatste Oordeel zal vellen.
lees ook Matteus 16 - 13/17 ; Petrus getuigde ervan. “Toen Jezus in de omgeving van Caesarea Filippi gekomen was, vroeg Hij zijn discipelen en zeide: Wie zeggen de mensen, dat de Zoon des mensen is? En zij zeiden: Sommigen: Johannes de Doper; anderen: Elia; weer anderen: Jeremia, of één der profeten. Hij zeide tot hen: Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben? Simon Petrus antwoordde en zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God! Jezus antwoordde en zeide: Zalig zijt gij, Simon Barjona, want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de hemelen is.”
Wederom vraagde Hem de hogepriester, en zeide tot Hem: Zijt Gij de Christus, de Zoon des gezegenden Gods? En Jezus zeide: Ik ben het. En gijlieden zult den Zoon des mensen zien zitten ter rechterhand der kracht Gods.
Anders gezegd, Jezus beroept zich hier op Daniël 7 ;
Ik zag dat er tronen werden neergezet en dat er een oude wijze plaats nam. Zijn kleed was wit als sneeuw, zijn hoofdhaar als zuivere wol. Zijn troon bestond uit vuurvlammen, de wielen uit laaiend vuur. Een rivier van vuur welde op en stroomde voor hem uit. Duizend maal duizenden dienden hem, tienduizend maal tienduizenden stonden voor hem. Het hof nam plaats en de boeken werden geopend. ... In mijn nachtelijke visioenen zag ik dat er met de wolken van de hemel iemand kwam die eruitzag als een mens. Hij naderde de oude wijze en werd voor hem geleid. Hem werden macht, eer en het koningschap verleend, en alle volken en naties, welke taal zij ook spraken, dienden hem. Zijn heerschappij was een eeuwige heerschappij die nooit ten einde zou komen, zijn koningschap zou nooit te gronde gaan.
Christus is dus de Messias, de Mensenzoon die het Laatste Oordeel zal vellen.
lees ook Matteus 16 - 13/17 ; Petrus getuigde ervan. “Toen Jezus in de omgeving van Caesarea Filippi gekomen was, vroeg Hij zijn discipelen en zeide: Wie zeggen de mensen, dat de Zoon des mensen is? En zij zeiden: Sommigen: Johannes de Doper; anderen: Elia; weer anderen: Jeremia, of één der profeten. Hij zeide tot hen: Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben? Simon Petrus antwoordde en zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God! Jezus antwoordde en zeide: Zalig zijt gij, Simon Barjona, want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de hemelen is.”