Beproeving of straf
Ds. H. van der Ham | 3 reacties | 23-05-2013| 14:07
Vraag
Hoe weet je of tegenslag een beproeving is of een straf? Er is veel gebed om voor een eventuele zonde de ogen te openen. Zie je die zonde altijd als het om een straf zou gaan? Hoe zit het met de zonden van ouders die overgedragen worden?
Antwoord
Beste jongere,
Bedankt voor je vraag. Hoe weet je of tegenslag een beproeving is of een straf? Dat vraagt om een teer leven; een leven waar zelfonderzoek een plaats in heeft. De dichter bidt: "Doorgrond mij, o God! en ken mijn hart; beproef mij, en ken mijn gedachten. En zie, of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op de eeuwige weg." Laten wij dagelijks leven bij het Woord van God. Dat is de weg. En regelmatig onze knieën buigen en vragen of de Heere ons wil leiden. In die weg wil de Heere voor veel ellende bewaren. Ja, Hij spreekt gewis tot elk die voor Hem leeft...
Je schrijft: Er is veel gebed om voor een eventuele zonde de ogen te openen. Dat is goed. Want er zijn soms onbeleden zonden. Het zou goed zijn, als wij daar meer op bedacht zijn. We moeten niet over zonden heen leven. Niet met onbeleden zonden doorlopen. Als je dat oprecht onder ogen ziet, dan schenkt de Heere Zijn onmisbare leiding. Hoe doet Hij dat? Dat doet Hij door Zijn Woord.
En je vraagt verder: Hoe zit het met de zonden van ouders die overgedragen worden? Hier is het heel zinvol om Ezechiël 18 aandachtig te lezen. Dat moet je echt eens doen. Dat hoofdstuk gaat over de persoonlijke verantwoordelijkheid. Daar staat: "De zoon zal niet dragen de ongerechtigheid van de vader, en de vader zal niet dragen de ongerechtigheid van de zoon" (Ez. 18:20). Dat moeten wij altijd goed vasthouden.
Nu zou je kunnen denken: In het tweede gebod staat toch dat de Heere een ijverig God is, Die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde lid dergenen die Hem haten. Hoe zit dat dan? Dat zit zo: De Heere bezoekt de misdaden van ouders alleen aan kinderen als die kinderen hun ouders navolgen in het kwade. Anders niet! Er staat toch "dergenen die Mij haten"?! Dus die ouders en die kinderen haten de Heere en leven niet naar Zijn heilige inzettingen. Als de jonge mensen hun ouders niet navolgen in de goddeloosheid en zonde, zal de Heere hen ook niet straffen.
Welgelukzalig zijn de oprechten van wandel, die in de wet des Heeren gaan. Welgelukzalig zijn zij, die Zijn getuigenissen onderhouden, die Hem van ganser harte zoeken (Psalm 119:1:2).
Ds. H. van der Ham
Dit artikel is beantwoord door
Ds. H. van der Ham
- Geboortedatum:25-05-1955
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Driebergen-Rijssenburg
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Emeritus predikant
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
De Prediker onderzocht dit ook, en hij kwam erachter dat de rechtvaardigen net zoveel tegenslag ondervinden als de goddelozen.
Er wordt in de bijbel echter wel gesproken over bestraffing. Maar ook dat God voor Zijn kinderen alles laat meewerken ten goede.. (Rom 8:28)
Dus als je Zijn kind mag zijn, weet dan dat God niet straft als een boze leraar, maar als een liefhebbende Vader met als doel je iets te leren..
Vroeger dacht ik dat ook, ik ben wel heeeel erg zondig en God straft mij wel heeeel erg.
Door Gods goedheid en genade heeft Hij mij laten zien dat ik dichter bij Hem kom en ben en blijf, in mijn beproevingen.
Hij kastijdt degene die Hij lief heeft.
In 1 Petr 4 vers 12-13 laat de Heere dat duidelijk zien.
Hij zegt tegen Zijn leerlingen dat ze het zwaar te verduren zullen krijgen.
Maar dat ze vol goede moed moeten zijn om verder te gaan.
Petrus schrijft dat we blij moeten zijn in onze verdrukkingen.
Als je het zwaar hebt is dat erg moeilijk, maar hierin gaan we meer en meer op de Heere Jezus lijken.
Ze zijn het bewijs dat we deel hebben aan Christus lijden(de moeiten en het verdriet)
Ook de zonden van je ouders worden je niet toegerekend, fijn dat u Ds van der Ham zo duidelijk weer geeft in Ezechiel
Het gaat ons persoonlijk aan, als het op de eeuwigheid aan komt.
Vroeger dacht ik dat ook, ik ben wel heeeel erg zondig en God straft mij wel heeeel erg.
Door Gods goedheid en genade heeft Hij mij laten zien dat ik dichter bij Hem kom en ben en blijf, in mijn beproevingen.
Hij kastijdt degene die Hij lief heeft.
In 1 Petr 4 vers 12-13 laat de Heere dat duidelijk zien.
Hij zegt tegen Zijn leerlingen dat ze het zwaar te verduren zullen krijgen.
Maar dat ze vol goede moed moeten zijn om verder te gaan.
Petrus schrijft dat we blij moeten zijn in onze verdrukkingen.
Als je het zwaar hebt is dat erg moeilijk, maar hierin gaan we meer en meer op de Heere Jezus lijken.
Ze zijn het bewijs dat we deel hebben aan Christus lijden(de moeiten en het verdriet)
Ook de zonden van je ouders worden je niet toegerekend, fijn dat u Ds van der Ham zo duidelijk weer geeft in Ezechiel
Het gaat ons persoonlijk aan, als het op de eeuwigheid aan komt.