Het lachen van Abraham en Sara
Ds. W. C. Meeuse | 1 reactie | 12-04-2013| 11:51
Vraag
Wat is het verschil tussen de onderstaande verzen? Gen 17:17: "Toen viel Abraham op zijn aangezicht, en hij lachte; en hij zeide in zijn hart: Zal een, die honderd jaren oud is, een kind geboren worden; en zal Sara, die negentig jaren oud is, baren?" Gen 18:12: "Zo lachte Sara bij zichzelve, zeggende: Zal ik wellust hebben, nadat ik oud geworden ben, en mijn heer oud is?" In de kanttekeningen staat dat Abraham uit geloof lachte en Sara uit ongeloof. Waarom staat dat er? Als ik de verzen zo naast elkaar leg, dan zie ik geen wezenlijke verschillen tussen Abrahams gedachte en die van Sara.
Antwoord
Het is m.i ook niet helemaal duidelijk waarom in de kanttekeningen dit onderscheid gemaakt wordt. In een verklaring (Studiebijbel OT) las ik dat Abraham lacht van verbazing in een mengeling van geloof en ongeloof. Hij kan dit ook niet begrijpen. En Sara evenmin. We lezen van beiden in Hebreeën 11 dat ze door het geloof geleefd hebben. Het lachen van Sara in Gen. 18:12 wordt op zich ook niet veroordeeld; wel dat ze erom liegt en zegt dat ze niet gelachen heeft. Lachen is een uiting van vrolijkheid.
We lezen in Gen 21:6 dat Sara opnieuw lacht bij de geboorte van Izak. Zijn naam betekent dan ook: "hij die lacht." Ook komen we dit werkwoord lachen tegen in Gen 21:9 (met spotten vertaald) en in Gen. 26:8 (vertaald met minnekozen, spelen). "Door het geloof heeft ook Sara zelf kracht ontvangen om zwanger te worden en een kind te baren ondanks haar hoge ouderdom, omdat zij Hem getrouw heeft geacht die het beloofd had" (Hebr. 11:11, HSV).
Met vriendelijke groeten,
Ds. W. C. Meeuse
Dit artikel is beantwoord door
Ds. W. C. Meeuse
- Geboortedatum:12-04-1944
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Sliedrecht
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Emeritus (2011)
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Welke tegen hoop op hoop geloofd heeft, dat hij zou worden een vader van vele volken; volgens hetgeen gezegd was: Alzo zal uw zaad wezen. En niet verzwakt zijnde in het geloof, heeft hij zijn eigen lichaam niet aangemerkt, dat alrede verstorven was, alzo hij omtrent honderd jaren oud was, noch ook dat de moeder in Sara verstorven was. En hij heeft aan de beloftenis Gods niet getwijfeld door ongeloof; maar is gesterkt geweest in het geloof, gevende God de eer; En ten volle verzekerd zijnde, dat hetgeen beloofd was, Hij ook machtig was te doen. (Romeinen 4:18-21)