Viervoudige Staat van Thomas Boston
dr. G. van der Hoek | 1 reactie | 07-01-2013| 13:42
Vraag
Aan iemand uit de Ger. Gem. Op dit moment ben ik bezig in de Viervoudige Staat van Thomas Boston. Erg mooi, maar ook heftig. In het tweede hoofdstuk wordt bijv. de verdorvenheid van de menselijke natuur beschreven. Er zijn punten die ik zeker herken in mijn leven: zo een ongelooflijke hoogmoed o.a. waarbij ik groot van mezelf denk en klein van de Heere. Maar er zijn ook punten waarvan ik zeker geloof dat het zo is, maar die ik niet zo voel. Kan het zo zijn dat de Heere mij dit later zal leren inzien of zijn niet alle punten voor iedereen van toepassing? Regelmatig voel ik me in de preek sterk aangesproken. Vooral als de ds. schildert Wie nu de Heere Jezus wil zijn voor een zondig volk. Wat kan ik dan een verlangen voelen om Hem tot mijn deel te mogen hebben. De Emmausgangers zeggen: "Was ons hart niet brandende in ons" en dat voelt dikwijls zo herkenbaar. Maar anderzijds is toch ook het bovenstaande waar: zo weinig zondekennis! Zo vol van de beslommeringen van het leven. Zo weinig gemeenschap zoeken met de Heere. O, wel tijdens het werk, maar geen 'binnenkamerleven'. Ik zou zo graag willen dat ik nu eens alles kwijt zou raken en met lege handen bij Hem terecht kan komen. Maar hoe kom ik daar? Kunt u mij nu eens heel eerlijk zeggen waar het aan mankeert?
Antwoord
Beste vriend(in),
Je hebt er goed aan gedaan om werken van Boston te bestuderen, het zijn geschriften die doortrokken zijn van heilige ernst: hoe kan ik rechtvaardig verschijnen voor God? Dat start met de ondervinding van Wie God is en wie ik ben (geworden door de zonde). Calvijn zegt dat dit het begin is van alle zaligmakende kennis. Wanneer je schrijft "zo weinig zondekennis", bedenk dan dat die kennis niet wordt gevonden door het graven in jezelf (hoe zeer we ook worden opgeroepen onszelf te beproeven), maar bij de ontmoeting met de levende God. Wat een wonder is het als je juist daar, waar je jezelf moet en wilt afkeuren, te mogen ervaren dat Hij die God is de dingen die niet zijn roept alsof ze er waren. Kennis van onszelf in onze schuld en verlorenheid en kennis van God in het aangezicht van Zijn Zoon de Heere Jezus Christus: het is van het begin tot het eind een wonder van genade.
Het is goed wanneer je Boston geheel leest. Hij graaft diep in hoofdstuk II als het erom gaat onze natuurlijke verdorvenheid te beschrijven, hij vervolgt dan ook nog met aan te tonen dat de mens "tot in het uiterste onbekwaam is" zich zelf te herstellen. Om daarna te spreken over de wijze waarop God het wonder van de wedergeboorte werkt en hoe volkomen dat werk is. Dat vraagt om persoonlijke vragen als "hoe kan ik mezelf beproeven"; in dat verband behandelt Boston pastoraal het onderwerp "Sommige gevallen van twijfelende Christenen opgelost." Lees dat ook nauwkeurig! Daarna vervolgt hij met het beschrijven van de "Verborgen vereniging tussen Christus en de gelovigen" etc.
In zijn bijbelse, pastorale beschrijving is het Boston er om te doen alle hoop op onszelf of op eigen werken toe doen verliezen, om als een hulpeloze, veroordeelde te vluchten tot Christus. Hij zegt in dit verband: "het is niet mijn bedoeling om tere gewetens te kwellen of te bedroeven", omdat hij ervan is overtuigd dat de Heilige Geest ook geen rust schenkt buiten Christus.
Wanneer je schrijft, je erg aangesproken te voelen wanneer in de prediking wordt geschilderd "Wie de Heere Jezus wil zijn voor een schuldig volk", hoe vergaat het je dan wanneer vervolgens verklaard wordt hoe Hij Zich bekend maakt? Zit dan de hoogmoed niet in de weg zo van "moet dat nu zo?"
Op je vraag "waar mankeert het aan", antwoord ik: aan alles, werkelijk aan alles. Bij jou en ook bij mij. Ook je levensernst (voorbeeldig!), kan je niet redden. Waar het er om gaat dat het echt goed gemaakt moet worden tussen jou en de Heere, terwijl je ervaart dat je er van je eigen kant geen oplossing in kunt maken, wat is dan het gebed van Augustinus rijk: "Heere, geef wat Gij beveelt, dan kunt U vrij gebieden." In dat gebed wentelt Augustinus zijn weg op de Heere: mijn hoop die is op U.
Ten slotte nog een kort citaat uit het boekje De taal Kanaäns, van Kohlbrugge. Dit boekje is Een gesprek tussen twee reizigers naar de eeuwigheid, het boekje lijkt wat op de Christenreis van Bunyan. Op een bepaald moment komen onze twee reizigers voor een poort die toegang gaf tot het tollenaarshuis. Boven de poort stond geschreven: "Klopt en u zal open gedaan worden."
"En: er waren wat mensen voor de poort die zeiden dat ik maar kloppen, ja op de deur bonzen moest. Maar, zo zegt een van onze reizigers, ik had er geen moed toe, omdat ik er zo uitzag; zo bleef ik met iemand die ik daar vond, als dood voor de poort liggen en zuchtte diep op.
In eens deed een zeer vriendelijk man open (dus: van de andere zijde, GH) en zei dat ik (!) aangeklopt had en dat hij gezonden was om mij binnen te roepen. Zo kwam ik aan zijn hand, meer strompelende en struikelende binnen."
Ik hoop dat ik je met deze beantwoording geholpen heb.
Dr. G. van der Hoek,
Krimpen aan den IJssel
Dit artikel is beantwoord door
dr. G. van der Hoek
- Geboortedatum:28-05-1945
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Krimpen a/d IJssel
- Status:Inactief