Welke verbonden
Ds. G. Kater | 2 reacties | 01-09-2012| 12:31
Vraag
Ik heb een vraag over het verbond dat staat in Hebr. 8:8 "...Ik zal over het huis Israels en over het huis van Juda een nieuw verbond oprichten" en vers 9: ..."niet naar het verbond dat ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage als Ik hen bij de hand nam om hen uit Egypteland te leiden." Over welke verbonden wordt hier gesproken? Gaat het hier niet over het werkverbond en genadeverbond? Het genadeverbond is al eerder gesloten na de zondeval?
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Antwoord
Beste vraagsteller,
Een goede vraag! Ik hoop er zo duidelijk mogelijk op in te gaan.
Allereerst: binnen de Heilige Schrift wordt er naar mijn overtuiging inderdaad gesproken over twee verbonden in betrekking tot de eeuwige staat van de mens. Het eerste verbond kennen wij als werkverbond, door God gesloten met Adam als verbondshoofd (vertegenwoordiger) van al zijn nakomelingen. Door in liefde te (blijven) gehoorzamen aan Gods gebod, zouden Adam en zijn nageslacht eenmaal de eeuwige zaligheid ontvangen. Maar door de zondeval is dit verbond verbroken: vanwege onze totale verdorvenheid na de zondeval is er door onze werken geen weg meer tot de zaligheid.
Het tweede verbond is het genadeverbond. Dit genadeverbond wortelt in de eeuwigheid van Gods Vrederaad, waarin de drie-enige God besloten heeft om uit het gevallen mensengeslacht een gemeente van zondaren uit genade te verkiezen. Om deze gemeente vervolgens in de tijd door het geloof in Christus als Borg van dit verbond zalig te maken, door middel van de prediking van het Woord en de kracht van Gods Geest. De HEERE openbaart dit genadeverbond in de tijd voor het eerst in de moederbelofte (Gen. 3:15), de belofte van de komende Christus. Vervolgens zien we hoe de HEERE in de loop van de geschiedenis in het OT dit genadeverbond steeds verder en duidelijker openbaart. Bij Abraham openbaart de HEERE niet alleen de belofte van dit verbond opnieuw (met als diepste inhoud: de zaligheid in de komende Christus). Maar Hij openbaart ook dat de kinderen van de gelovige Abraham in dit verbond gerekend worden, en leven onder zowel Zijn verbondsbelofte van zaligheid als eis van nieuwe gehoorzaamheid. Als teken en zegel van dit genadeverbond moeten de jongens de besnijdenis ontvangen. Vervolgens zien we hoe de HEERE aan de voet van Sinai opnieuw het genadeverbond verder openbaart. Hij maakt Zich bekend als de Verbondsgod van Israel, kondigt Zijn heilige wet af in de twee stenen tafelen. En Hij treedt opnieuw met het volk als natie in het verbond. Daarbij belooft Israel de HEERE om te wandelen naar Zijn geboden.
De ware gelovigen onder het verbondsvolk kennen het verlangen naar die heilige wandel naar Gods geboden, vanuit het geloof in de eerder geschonken belofte van de komende Messias. Maar het overgrote deel van Israel vat de verbondswet op alsof door gehoorzaamheid aan Gods geboden de weg naar de zaligheid ontvangen wordt. Dus tegengesteld aan de bedoeling waarmee de HEERE Zijn wet gaf: na en naast Zijn belofte van de zaligheid (door het geloof) in de komende Messias.
Maar wat gebeurt er in Jer. 31? Juist in deze periode, als de afval van Israel en Juda van de HEERE het dieptepunt bereikt, belooft de HEERE door de mond van Jeremia een nieuw verbond met Israel te sluiten. En dan lees je in Jer. 31:31-34 letterlijk dezelfde woorden die de schrijver van Hebr. 8:8-12 citeert. Wat betekent dit? Dit nieuwe verbond is geen nieuw verbond in absolute zin, maar het gaat over een nieuwe bedelingsvorm van het al bestaande en eerder geopenbaarde verbond der genade! In feite gaat het over de periode die zal aanbreken met de komst van Christus als Borg van het verbond, en de uitstorting van Gods Geest op Pinksteren. Dan mogen ook de (gelovige) heidenen met hun kinderen delen in dit genadeverbond, en ontvangen zij en hun kinderen voortaan het sacrament van de heilige doop als teken en zegel.
Door het werk van Christus en de Geest zal de HEERE ervoor zorgen dat zondaren uit alle volken Zijn genadeverbond zullen inwilligen, in bekering tot God en geloof in Christus. En vanuit die levende geloofskennis van Christus als hun Zaligmaker zullen ze gaan verlangen om uit wederliefde te wandelen naar al Zijn geboden. Niet zoals Israel omging met de wet zoals die op Sinai geopenbaard was op stenen tafelen, die het merendeel opvatte als een soort nieuw werkverbond. Maar de HEERE zal Zijn wet in het hart inschrijven, dat wil zeggen: ervoor zorgen dat Zijn kinderen uit liefde en dankbaarheid zullen wandelen naar Zijn geboden. Vanuit het waarachtig geloof in Christus, Wiens bloed reinigt van alle zonden, en Wiens Geest de nieuwe gehoorzaamheid aan Gods wet werkt. In Hebr. 8 laat de apostel ons zien dat dit alles vervult is met de komst van Christus, en door het offer dat Hij gebracht heeft.
Samengevat: in Hebr. 8 worden de woorden van Jer. 31 geciteerd, in deze tekstwoorden gaat het uitsluitend over het genadeverbond. Daarbij wordt de nieuwe bedeling van het genadeverbond in het NT beloofd, en 'tegenover' de oude bedeling van het genadeverbond van de Sinai gesteld. Zo wordt duidelijk dat de nieuwe bedeling ook rijker is ten opzichte van de oude bedeling, ook al zijn de gelovigen in het OT op precies dezelfde wijze zalig geworden als in het NT. In Hebr. 8 wordt na de komst van Christus erop gewezen dat nu de vervulling is aangebroken van de beloften uit Jer. 31.
Ik hoop met dit antwoord in ruwe hoofdlijnen duidelijk gemaakt te hebben wat de betekenis van de genoemde tekstwoorden is. Heb je nog vragen (wat ik me goed voor kan stellen bij deze materie), laat het dan zeker weten, ik ben graag bereid er op in te gaan.
Met hartelijke groet,
Ds. G. Kater
Dit artikel is beantwoord door
Ds. G. Kater
- Geboortedatum:10-07-1978
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Arnemuiden
- Status:Actief
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
DAT is wat er staat in Gods Eigen Woord. Jezus zegt het Zelf.
Het verzoenend bloed van Jezus heeft ieder mens nodig. Met minder kun je niet, meer (dus ook al dat theologische, en in mijn ogen heel af en toe best interessante, gedoe) is niet nodig.
In Hebr. 8 is sprake van een nieuw verbond. Jezus is de Hogepriester van dit verbond. Daar is geen menselijk handelen voor nodig. Enkel geloof.
deze zin riekt wel erg naar vevangingstheorie.