De wet
Ds. R.H. Kieskamp | 4 reacties | 22-09-2011| 11:41
Vraag
De heidenen hadden de wet niet, maar toen Paulus het evangelie aan de heidenen ging verkondigen zei hij dat de wet een tuchtmeester tot aan Christus was. In Romeinen staat: "Want zij die zonder wet gezondigd hebben, zullen ook zonder wet verloren gaan, en zij die onder de wet gezondigd hebben, zullen door de wet geoordeeld worden." Maar later staat er weer dat de wet vervuld moest worden of door jezelf of door Jezus. De heidenen hadden de wet niet, maar Paulus doet net alsof zij ook onder de wet waren. Ik dacht dat zij geoordeeld werden naar het 'licht' dat ze hadden. En de wet van Mozes is toch ook niet voor de gelovige heidenen, die moeten toch alleen Jezus volgen? Wat ik weten wil is: leven de heidenen onder de wet van Mozes? En als dat zo is, waar staat dat?
Antwoord
Wat de laatste vraag betreft, de heidenen leven dus niet onder de wet van Mozes. Zij hebben de wet van God niet, zoals Israël, ontvangen. Toch zijn zij ook niet los van Gods wet, want er leeft bij hen wel enig besef van goed en kwaad.
De grote denklijn hierin is: Voor de zondeval had de mens Gods wet a.h.w. in zijn hart geschreven. Hij deed spontaan wat God wilde. Door de zondeval is de mens helaas geneigd God en de naaste te haten. Toch is er iets van een ver zondebesef in de mens overgebleven. Mede daardoor is hij in het oordeel van God niet te verontschuldigen. Het zal zelfs tegen hem getuigen (Rom. 1:20, 21). Ondertussen zal de heiden die zonder de wet verloren gaat minder zwaar oordeel ontvangen dan degene die onder de wet verloren gaat (Matt. 11:22). Joden die de wet geweten hebben en niet geloven in Christus, maar ook christenen die ondanks wetskennis Jezus verwerpen, zullen dus zwaarder oordeel ontvangen dan zij die nooit van Gods wet hebben gehoord. Je zou kunnen zeggen dat er waarheid zit in wat de vraagsteller suggereert, namelijk dat heidenen naar het licht dat ze hadden geoordeeld zullen worden. Dat licht is echter gelijk aan het zeer dunne wetsbesef van goed en kwaad, dat ze nog hebben.
Heidenen die tot geloof zijn gekomen moeten inderdaad Jezus volgen. Dit volgen van Jezus is echter gelijk aan het willen leven naar Gods wet. Ook gelovige heidenen hebben Gods wet nodig. Allereerst tot voortdurende verootmoediging. Vervolgens als regel der dankbaarheid. Ten slotte als richtsnoer voor leven en handelen in politiek en samenleving. Slechts in één opzicht zijn gelovige heidenen, maar evenzeer Messias belijdende joden, los van de wet, namelijk dat de vloek der wet niet meer voor hen geldt. Want Christus heeft als Plaatsvervanger die vloek voor hen gedragen.
Inderdaad moet de wet van God vervuld worden, want aan Gods heilig recht moet voldaan worden. Wie Christus als plaatsvervangend Wetsvervuller niet te voet leert vallen voor genade en verzoening, zal zelf door de vloek der wet getroffen worden.
Dat de wet tuchtmeester is tot Christus d.w.z. heendringt en uitdrijft naar Christus die aan de wet voldaan heeft, dat geldt in twee opzichten. Ten eerste geldt het heilshistorisch in die zin dat de wet van het Oude Testament heendreef en heendrong naar de komst van Christus in het Nieuwe Testament. Ten tweede geldt het heilsordelijk d.w.z. wie in het geloof door de wet te maken krijgt met zondekennis, kan nergens meer rust vinden dan enkel in Christus en zijn volbrachte werk.
Van dat laatste kan gezegd worden dat dit de kern van geloven is en blijft, namelijk het altijd weer buiten onszelf zoeken in Christus die alles volbracht heeft tot ons behoud. De Heilige Geest wil ons brengen tot gehele geloofsvereniging met Christus, waarin we blij uitroepen: “Hij is van mij en ik ben van Hem”. We zijn dan door het geloof “in Christus” ingeplant. Daarom geldt dan van ons “dat er geen verdoemenis is voor hen die in Christus Jezus zijn.” Daar hoort ook een opdracht bij, namelijk dat we niet “naar het vlees, maar naar de Geest zullen wandelen”(Rom. 8:1). We zullen dan willen leven in de vreze des Heeren, waarin we uit liefde tot Hem tegen de zonde strijden en tot zijn eer trachten te leven.
Ds. R. H. Kieskamp
Dit artikel is beantwoord door
Ds. R.H. Kieskamp
- Geboortedatum:11-11-1935
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Lienden
- Status:Inactief
Bijzonderheden:
Dominee Kieskamp is op 29 april 2021 overleden.
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Een heiden die tot geloof komt wil uit liefde onderhouden alles wat Jezus geboden heeft. (zie o.a. de bergrede)
Dus ze zijn niet onder de wet Rom.7:6 Maar nu zijn wij ontslagen van de wet ..., maar ook niet zonder de wet: Rom.6:2 Hoe zouden wij, die dood zijn voor de zonde, nog in zonde kunnen leven?
Het enige wat van de wet van Mozes voor hen geldt is Hand.15:29 dat u zich onthoudt van afgodenoffers, van bloed, van het verstikte en van hoererij.
Verder moeten ze leven naar wat Jezus geboden heeft: Mat.28:19 hun lerend alles wat Ik (niet Mozes) u geboden heb, in acht te nemen.
1 Kor.9:21 En voor hen die niet onder de Joodse wet staan, ben ik als iemand geworden die de wet niet heeft, om hen te winnen. Dit betekent niet dat ik de wet van God heb losgelaten, maar dat ik mij heb onderworpen aan de WET VAN CHRISTUS.
Gal.6:2 Draag elkaars lasten, en vervul zo de WET VAN CHRISTUS.
Dus hij wordt door het geloof zonder de wet behouden, om dan door de Geest naar de wet van Christus te leven.
En dat zijn wij ook.
Voor de Joden zijn alle niet-Joden heidenen.