Zaligmakende genade deelachtig
ds. D.M. Elsman | Geen reacties | 01-06-2011| 08:33
Vraag
Ds. Elsman, In het antwoord op een vraag van iemand die wil weten wie God voor hem/haar is, geeft u het volgende aan: "Laat ik beginnen te zeggen, dat het inderdaad mogelijk is iets van Gods goedheid te ervaren, indrukken van de Heilige Geest te ontvangen, terwijl je nog in je zonden leeft. Het kan zelfs zo zijn, dat wij in bepaalde opzichten lijken op de ware kinderen van God, en toch niet de zaligmakende genade deelachtig zijn!" Met name de laatste regel raakte mij. Tijdens het Bijbellezen word ik regelmatig getroffen door Gods zondaarsliefde! Bijvoorbeeld als ik in Joh 1:29 lees: Zie het Lam Gods dat de zonde van de wereld wegneemt (ik voel me vaak niet zondig) of in Jes. 45:22: Wend u naar Mij, toe word behouden! Daardoor neem ik vaak in gebed de toevlucht tot God. Iedere keer opnieuw pleit ik bij God op Zijn beloften en dat zijn er veel! Maar toch vraag ik mezelf vaak af of het al goed is tussen God en mij. Is er bij misschien alleen maar sprake van indrukken van de Heilige Geest en Gods liefde, maar ben ik toch niet de zaligmakende genade deelachtig. Hoe kan die twijfel doorbroken worden? Dus aan de ene kant je vasthouden aan de beloften van God, zoals wie tot Mij komt, zal Ik niet uitwerpen en aan de andere kant bang zijn dat het komen tot God, misschien door God wel als niet oprecht wordt gezien? Terwijl ik het denk dat ik het wel oprecht meen.
Antwoord
Hartelijk dank voor uw vraag. Het eerdere antwoord waarnaar u verwijst bewoog zich op het vlak van een dilemma: hoe kan het bestaan dat een onbekeerd mens, die vanwege zijn zonde aan de toorn van God onderworpen is, desondanks Gods goedheid kan smaken. Bij de zin die u aanhaalt heb ik o.a. gedacht aan de Hebreeën 6, waar de apostel spreekt over "degenen die eens verlicht zijn geweest, en de hemelse gave gesmaakt hebben, en de heilige Geest deelachtig geworden zijn" en desondanks afvallig worden. Bij deze mensen kan geen sprake zijn van deelhebben aan de zaligmakende genade, want wie van een kind des toorns tot een kind van God is aangenomen kan nimmer dat kindschap verliezen. Immers, dat ligt vast in Gods eeuwige en onveranderlijke verkiezing tot zaligheid.
Tegelijk, wij worden in dit leven nog niet volkomen verlost van het vlees en het lichaam der zonde, en wij doen nog dagelijks zonden. Voor een kind van God is dat reden om zich nog elke dag voor God te verootmoedigen en een toevlucht te nemen tot Christus en Die gekruisigd. Gods kind moet nog elke dag van genade-brood leven, en verlangt daarin op te wassen en de kennis van zijn Heere en Zaligmaker Jezus Christus.
In het vorige antwoord verwees ik naar het formulier bij het Heilig Avondmaal. Dat wil ik ook nu weer doen: "Al is het, dat wij nog vele gebreken en ellendigheid in ons bevinden, namelijk dat wij geen volkomen geloof hebben, en dat wij ons ook met zulke ijver om God te dienen niet begeven, als wij schuldig zijn; maar dagelijks met de zwakheid van ons geloof, en de boze lusten van ons vlees te strijden hebben; nochtans desniettegenstaande, overmits ons (door de genade des Heilige Geestes) zulke gebreken van harte leed zijn, en wij begeren tegen ons ongeloof te strijden, en naar alle geboden Gods te leven; zo zullen wij gewis en zeker zijn, dat geen zonde noch zwakheid, die nog (tegen onze wil) in ons overgebleven is, ons kan hinderen, dat ons God niet in genade zou aannemen…"
Als wij hebben geleerd het leven buiten onszelf in Jezus Christus te zoeken, als wij dagelijks onze toevlucht nemen tot God in het gebed, en ons vastklampen aan Zijn beloften…, dan moeten wij de waarachtigheid van Zijn beloften niet twijfelbaar maken door ze tóch weer in ons zwakke vlees te trekken en de onstandvastigheid van ons gevoel. Maar die ons toegeëigend weten door het geloof in Jezus Christus, in Wie Gods beloften ja en amen zijn. Het ware geloof is een vast vertrouwen, dat de Heere een waarmaker is van Zijn Woord.
U schrijft: Iedere keer opnieuw pleit ik bij God op Zijn beloften en dat zijn er veel! Maar toch vraag ik mezelf vaak af of het al goed is tussen God en mij. Vriend, vriendin, weet u wat wij steeds weer moeten doen? Zien op Jezus. Steeds weer, altijd. In Hem zijn Gods beloften ja en amen, en in Hem ís het goed tussen God en mij, ook als ik dat niet voel of zie, kijkend naar mijzelf. Naar het uiterlijk is er nog steeds de oude mens, maar door het rechtvaardigmakend geloof is het Christus Die in mij leeft! Ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij (Gal. 2). Ik wil u in dit verband een dierbaar woord van Luther doorgeven: "in mijn gezichtsveld moet niets anders overblijven dan Christus, de Gekruisigde en Opgestane. Als ik echter alleen op mijzelf zie en Christus uit het oog verlies, is het met mij gedaan. Want dan komt dadelijk deze gedachte in mij op: Christus is in de hemel en ik ben op de aarde, hoe zal ik nu bij Hem komen? Ik wil heilig leven en doen hetgeen de wet eist, zó wil ik tot het leven ingaan! Als ik zo tot mijzelf inkeer en overdenk wat voor iemand ik ben en wat ik zijn moet en wat ik te doen heb, dan verlies ik Christus uit het oog, Die alleen mijn Gerechtigheid en mijn Leven is. Als ik Hem verloren heb, is er geen raad of hulp meer, maar dan volgen onontkoombaar wanhoop en verderf."
Daarom, laat ons met lijdzaamheid lopen de loopbaan die ons voorgesteld is, ziende op de overste Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus. Van harte bid ik u toe de woorden van Romeinen 15:13: "De God nu der hoop vervulle u met alle blijdschap en vrede in het geloven, opdat gij overvloedig moogt zijn in de hoop, door de kracht des Heiligen Geestes."
Ds. D. M. Elsman
Dit artikel is beantwoord door
ds. D.M. Elsman
- Geboortedatum:16-04-1961
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Rijssen
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Bekijk ook: