Visie van Augustinus op armoede
drs. J. Hoekman | Geen reacties | 04-04-2011| 10:20
Vraag
Graag wil ik enkele vragen stellen over de visie van Augustinus op armoede en hoe deze visie zich vertaald heeft binnen de reformatie: 1. Klopt het dat Augustinus vond dat je als gemeenschap geen eigen bezittingen mocht hebben en dat je al je bezittingen moest delen met de armen ("zoals Christus arm is geworden voor u")? 2. Kunt u mij aangeven in welk(e) boek(en) ik hier meer informatie over kan vinden? 3. Wat was de visie van de reformatoren op persoonlijke bezittingen en het geven van tienden etc., ook omdat het erop lijkt dat het Nieuwe Testament niet zegt dat je tienden moet geven maar de helft of meer? Het is niet mijn bedoeling om een grote tijdsbesteding van u te vragen bij het beantwoorden van deze vraag, dus als u mij enkele bronnen kunt geven waardoor ik zelf verder kan zoeken zou ik ook al erg blij zijn. Bij voorbaat hartelijk dank voor de moeite.
Antwoord
Een regel voor de gemeenschap (blz. 14):
"U die een kloostergemeenschap vormt, dragen wij op het volgende na te leven. Allereerst moet u eensgezind tezamen wonen, één van ziel en één van hart op weg naar God. Want is dat juist niet de reden waarom u samen bent gaan leven? Bij u mag er geen sprake zijn van persoonlijk eigendom. Zorg er integendeel voor dat alles onder u gemeenschappelijk is. Uw overste moet ieder van voedsel en kleding voorzien. Niet dat zij iedereen evenveel moet geven, want u bent niet allen even sterk, maar aan elke persoon moet gegeven worden wat zij persoonlijk nodig heeft. Zo leest u immers in de Handelingen van de Apostelen: Zij bezaten alles gemeenschappelijk en ieder kreeg wat hij nodig had."
Sermo 107A: "U moet beseffen dat u geen baat vindt bij het bezit dat uw Schepper u verbood. De Heer wil niet dat wij aan aardse bezittingen hangen. Niemand mag dus zeggen: Ik zoek wat van mij is, niet wat van een ander is. Pas op voor iedere vorm van hebzucht. Als u té zeer bent gehecht aan uw bezit dat verloren kan gaan, zult u zeker uw bezit verliezen dat niet verloren kan gaan. Nee, zegt u, ik wil alleen mijn eigen bezit niet verliezen, maar ook niet dat van een ander afpakken. Dat is een excuus voor uw hebzucht, geen toonbeeld van liefde. Over de liefde is gezegd: Zij zoekt niet wat van haar is, maar wat van een ander is. Zij zoekt geen eigen voordeel, maar het welzijn van de medemens."
Sermo 113: "Wie zijn dan die minsten van Christus? Dat zijn zij die hun hele bezit hebben opgegeven en Hem zijn gevolgd. Alles wat zij bezaten, hebben zij onder de armen verdeeld. Zo konden ze God onbelemmerd dienen, niet aan de aarde geketend, van wereldse lasten bevrijd. Zo konden ze uitzwermen, alsof ze vleugels aan hun schouders hadden. Dat zijn de minsten. Hoezo de minsten? Omdat ze nederig zijn, niet hoogmoedig, niet trots. Maar weeg die minsten maar eens, dan merkt u dat het zwaargewichten zijn."
Psalm 6, vers 11: "Laten al mijn vijanden zich schamen en in verwarring gebracht worden. Wijk van mij, gij allen, zei hij hiervoor, en dat kan ook, zoals ik uiteengezet heb, in dit leven gebeuren. Ik zie echter niet in, hoe de uitspraak: Laten zich schamen en in verwarring gebracht worden anders kan uitkomen (? - wordt hier misschien bedoeld: begrepen moet worden,) dan dat op die dag, de beloningen van de rechtvaardigen en de straffen van de zondaars openbaar worden. Immers thans (evt. nu of in deze tijd) schamen de goddelozen zich zo weinig, dat ze niet ophouden ons te beledigen. En heel vaak veroorzaken ze, door hun bespottingen, dat zwakke mensen zich schamen voor de naam van Christus. Daarom staat geschreven: Wie zich voor Mij zal geschaamd hebben tegenover de mensen, voor hem zal Ik mij schamen tegenover mijn Vader. Verder, als iemand deze hoge voorschriften volbrengen wil door aan de armen uit te delen en te geven, waardoor zijn rechtvaardigheid in eeuwigheid blijft, en - na al zijn aardse bezittingen te hebben verkocht en aan de behoeftigen te hebben uitgedeeld – hij Christus wil volgen met de woorden: Niets hebben wij in deze wereld ingebracht, voorwaar wij kunnen er niets uit meenemen."
De leefwijze van de kerk en de leefwijze van de Manicheërs
"Daardoor liet hij overtuigend zien dat die rijkdom hem niet had beheerst, maar hij de rijkdom en dat God zijn heerser was. Als de mensen in onze tijd zo'n instelling konden hebben, zouden wij in het Nieuwe Testament niet nadrukkelijk worden afgehouden van rijkdommen om volmaakt te kunnen zijn. Het verdient immers veel meer bewondering om ondanks je bezittingen je daaraan niet te hechten dan helemaal geen bezittingen te hebben.
Ds. J. Hoekman
Dit artikel is beantwoord door
drs. J. Hoekman
- Geboortedatum:27-01-1962
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Urk
- Status:Actief