Zijn opstandingskracht ontvangen
Ds. H. D. Rietveld | Geen reacties | 28-01-2011| 11:14
Vraag
Waarom zijn er velen die stil blijven staan bij het offer van Jezus Christus en niet verder gaan om werkelijk Zijn opstandingskracht te ontvangen door het geloof, terwijl het Woord hier toch vol van is?
Antwoord
Een korte vraag die een lang en breed antwoord zou verdienen. De vraagsteller ontmoet velen die alleen stilstaan bij de rechtvaardiging door het geloof in het offer van de Heere Jezus, maar niet werkelijk Zijn opstandingskracht ontvangen om daaruit te leven. Althans, zo vat ik deze vraag op.
Eenvoudig gezegd gaat het om de verhouding tussen rechtvaardiging en heiliging in het geloofsleven. Ik begin met de uitspraak van Calvijn die terecht heeft gezegd dat Christus niemand rechtvaardigt die Hij ook niet tegelijk heiligt. Dus dat moeten we nooit tegen elkaar uitspelen. Maar nu gaat het erom hoe deze heiliging (toewijding aan God) van het leven plaatsvindt en in welke mate. En dan komen we tot de ervaring dat een christen aan de ene kant goed weet hoe het moet en aan de andere kant nog zoveel tekorten bij zichzelf ontdekt.
Wie pas tot het bevrijdende en zaligmakende geloof is gekomen zal veel vurige liefde tot de Zaligmaker hebben en zal Hem in grote dankbaarheid willen dienen en navolgen. Zo hoort het ook. Maar gaandeweg zal hij ook tot de ontdekking komen dat het allemaal in z’n leven nog geen volmaakt goud is wat er blinkt. Dat er heel subtiel nog wel eigenbelang bij komt kijken. Dat we God willen dienen maar wel op onze manier. Dat we er voldoening aan beleven voor ons eigen ego. Er is veel geestelijk enthousiasme dat niet per sé van de Geest is. Ik weet wel dat je hier ook al te angstvallig mee kunt om gaan, maar toch is het wel zo...
Paulus beleefde hetzelfde en schrijft daarover in Rom. 7: 15v. Het goede dat ik wil doe ik niet, maar juist het kwade, dat ik niet wil. Als ik het goede wil doen ligt het kwade mij bij. Want ik heb een vermaak in de wet van God naar de inwendige (wedergeboren) mens, maar ik zie een andere wet in mijn leden (mijn oude levenswandel) die strijdt tegen de wet van mijn (wedergeboren) gemoed en mij gevangen neemt onder de wet der zonde die in mijn leden is. Paulus voelt zich dus naar het bekende woord van Luther een tweemens: hij heeft te maken met de oude Paulus en de nieuwe Paulus. Hij komt dan tot de verzuchting: Ik ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? En dan het verlossende antwoord: Ik dank God door Jezus Christus, onze Heere! Dan valt Paulus helemaal terug op het werk, de dood en de opstanding van zijn Heiland.
In Filipp. 3:12 erkent hij: Niet dat ik het alreeds gegrepen heb of alreeds volmaakt ben, maar ik jaag ernaar of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik door Jezus Christus ook gegrepen ben. Dus opnieuw: Hij erkent zijn eigen tekorten maar leeft ook vanuit Christus.
Dat een Christen na zijn wedergeboorte zonden blijft doen zegt ook Johannes in zijn eerste brief, 1 Joh.2:1. Mijn kinderen, ik schrijf u deze dingen opdat gij niet zondigt. En indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij de Vader: Jezus Christus de Rechtvaardige. Hij schrijft het aan gelovige christenen! Zie ook wat hij eraan voorafgaand schrijft. Wanneer Johannes verderop in hfst.3:6 en 9 zegt: Een ieder die in Hem blijft, (of: die uit God is geboren) die zondigt niet, dan bedoelt hij niet dat je dan letterlijk nooit meer zondigt, maar dat het voortaan het levensdoel zal zijn om nooit meer te willen zondigen.
De hoofdlijn is: een christen blijft ook na ontvangen genade helaas zonden doen en is tot zonden geneigd. De Heilige Geest sterkt hem in de strijd daartegen. Maar Gode zij dank mogen we dan altijd terugvallen op Christus, die ons niet alleen tot rechtvaardiging, maar ook tot heiliging van God gegeven is (1 Kor.1:30). Wij zoeken door Zijn opstandingskracht de dingen die boven zijn (wat de Heere in Zijn Woord ons belooft en van ons vraagt), zegt onze catechismus terecht in lijn met Kol.3: 1v. (Zondag 18 antw. 49).
We moeten oppassen voor onjuiste algemeenheden, maar naar mijn mening heeft de reformatorische geloofsbeleving meer aandacht voor de overblijvende zonden en tekorten (en ook ziekten en kruisdragen) dan de evangelische, die gemakkelijk kan leiden tot een oppervlakkig besef van zonden. Die zouden als vergeven door Christus bloed een gepasseerd station zijn. Ik denk echter aan hoe de catechismus het bijv. in Zondag 52 erover heeft dat onze doodsvijanden, de duivel, de wereld en ons eigen vlees, niet ophouden ons aan te vechten. Of aan Zondag 44 dat we ons leven lang onze zondige aard hoe langer hoe meer leren kennen en des te begeriger zijn om de vergeving der zonden en de gerechtigheid in Christus te zoeken en dat we zonder ophouden ons beijveren en God bidden om de genade van de Heilige Geest opdat wij hoe langer hoe meer naar het evenbeeld van God vernieuwd worden.
Laten we daarom het juiste, Schriftuurlijke evenwicht zoeken en het levenslang willen leren: alles uit genade, alles in, door en uit Christus!
Ds. H. D. Rietveld
Dit artikel is beantwoord door
Ds. H. D. Rietveld
- Geboortedatum:06-11-1947
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Nijkerk
- Status:Actief
Bijzonderheden:
emeritus