Moe van het refowereldje
Ds. G.J. Blankers | 11 reacties | 02-10-2010| 17:00
Vraag
Een ouderling wil zijn dochter, die op zichzelf is gaan wonen en niet meer naar de kerk gaat, niet bezoeken. Hij wil niet ‘slijmen’ en denkt dat hij met een bezoek instemt met haar levenswijze. Hij beroept zich op de gelijkenis van de verloren zoon. Die kwam terug en de vader stond alleen maar op de uitkijk. Is dat bijbels gezien wel een gelijkenis die past in deze situatie? In mijn ogen komt het gebod "Heb uw naasten lief als uzelf" en de vergevingsgezindheid dan ernstig in het gedrang. Diezelfde man maakt zijn andere dochter verwijten als zij op zondag felrode pumps draagt. Zijn motivatie: die draagt niemand. Wat is nou belangrijker? Soms word ik een beetje moe van het refowereldje waarin alle uiterlijke schijn moet worden opgehouden door middel van College Style-kleding en waar het intussen van binnen misschien een rommeltje is? Graag een reactie van een HHK-dominee. Bij voorbaat dank!
De zorgverzekeringen van Care4Life
De zorgverzekeringen van Care4Life stellen de beschermwaardigheid van het leven voorop. Benieuwd hoe?
Antwoord
Beste vraagsteller/-stelster,
Allereerst mijn verontschuldigingen dat door persoonlijke omstandigheden je vraag langer is blijven liggen dan de bedoeling was. Daarvoor mijn oprechte excuses!
Misschien mag ik een paar opmerkingen vooraf maken.
1. In de eerste plaats gaat er nogal wat emotie schuil in de vraag die je stelt. Dat is op zich helemaal niet erg. Immers als we ons ergens bij betrokken weten of ons door iets aangesproken voelen, maakt dat als vanzelf emotie los. Dat kan niet anders. We moeten ons er altijd wel rekenschap van geven, wat voor emotie het bij ons losmaakt en waarom het bij ons juist die emotie losmaakt. We kunnen onszelf de vraag stellen: maakt het me verdrietig of juist boos, of misschien wel beide? En: waarom maakt het me verdrietig? Waarmee heeft dat te maken?
2. Je schetst in een paar rake trekken een heel verdrietige situatie voor alle betrokkenen. De vragen die voor alle betrokkenen levensgroot opduiken, zijn: Waar doe je goed aan? Wat is wijsheid? En vooral de vraag: Wat wilt Gij, Heere, dat ik doen zal?
3. Van ´buitenaf´ over een bepaalde situatie oordelen is dikwijls eenvoudiger dan wanneer we er middenin staan en er met al de vezelen van ons bestaan bij betrokken zijn. Je weet wel: de beste stuurlui staan aan wal. Hoe dikwijls kan de direct berokkenen te midden van het verdriet niet het gevoel bekruipe, dat de ander niet echt begrijpt wat er geleden wordt. Dat brengt eenzaamheid met zich mee.
Dat even vooraf.
Je moet bij deze situatie in de gaten houden dat er twee kanten zijn. In de eerste plaats is er de kant van de dochter. Wat was de diepste reden waarom zij op zichzelf ging wonen? Het kan natuurlijk te maken hebben met het feit dat zij zich thuis gebonden achtte aan bepaalde regels en gewoonten die ze door zelfstandig te gaan wonen van zich wilde af schudden. Dat behoeft echter niet het geval te zijn. Het kan ook zijn dat er sprake is van een praktische reden zoals bijvoorbeeld opleiding, werk of iets dergelijks? Ging zij voordat zij ervoor koos op zichzelf te gaan wonen, nog wel (tweemaal) mee naar de kerk? Stel dat ze inderdaad op zichzelf ging wonen om zichzelf te verlossen van dat wat ze als knellend ervoer, dan gaat daar nog een andere vraag achter schuil: Waarom wilde ze daarmee breken? Wat stootte haar af? Zeker ons natuurlijk hart zoekt uit zichzelf niet de dingen die des Geestes Gods zijn, dat is en blijft waar. Dat wordt anders wanneer de Heilige Geest door Zijn niet te weerstane kracht beslag legt op ons hart. Het is echter even zo goed waar, dat wij een ander in de weg kunnen staan. Ouders kunnen hun kinderen in de weg staan, evenzogoed als ambtsdragers jongere en oudere gemeenteleden in de weg kunnen staan! De Heere Jezus Christus waarschuwt daarvoor, als hij zegt: “Wee u, gij wetgeleerden en farizeeën, want gij hebt de sleutel weggenomen; gij zelven zijt niet ingegaan, en die ingingen, hebt gij verhinderd” (Luk. 11:52).
Er is ook de kant van de vader. Laten we ervan uitgaan, dat er sprake is van oprechte liefde tot zijn kinderen, ook tot zijn dochters wanneer hij hen een pad ziet gaan waar hij zelf ernstig moeite mee heeft. Dat moeten wij uit de aard der liefde volhouden tenzij uitdrukkelijk het tegendeel blijkt. Wij kunnen zijn hart niet doorgronden. Dat komt alleen de Heere toe, nimmer ons. Wanneer er sprake is van oprechte liefde, dan wensen wij voor onze kinderen alle goeds niet maar voor dit tijdelijke leven alleen, maar vooral ook met het oog op de eeuwigheid. Het niet meer naar de kerk gaan, zal hem dan ook diep raken, diep verwonden. De vraag is echter of het ons helpt om verwijten te maken. Verwijten maken, zorgt er voor, dat er een kloof komt. Datzelfde geldt voor het wegblijven bij zijn dochter. Dat geeft verwijdering. Daarmee raak je elkaar kwijt.
Nogmaals laten we de intentie van de vader niet in twijfel trekken. Hij zal zijn dochter zeker vanuit de liefde van zijn hart gewaarschuwd hebben en haar gewezen hebben op het heilloze van het breken met de dienst van de Heere en hopelijk ook verteld waarom de Heere het alleszins waard is gevreesd te worden. Laten we ook niet de intentie van de vader in twijfel trekken, wanneer hij mijns inziens ten onrechte uit de gelijkenis van de verloren zoon de conclusie trekt dat het bijbels is zijn dochter niet op te zoeken. Waar gaat het immers om in deze gelijkenis? De aanleiding tot deze gelijkenis ligt in het feit, dat de farizeeën en de schriftgeleerden hun ongenoegen kenbaar maakten (murmureerden) over het feit dat de Heere Christus Zich ophoudt met (openbare) zondaren, mensen van wie ieder ander weet, dat hun levenswandel niet in overeenstemming is met Gods Woord (Luk. 15:2). In antwoord daarop spreekt de Heere Jezus Christus allereerst: “Wat mens onder u, hebbende honderd schapen, en één van die verliezende, verlaat niet de negen en negentig in de woestijn, en gaat naar het verlorene, totdat hij hetzelve vindt?” (Luk. 15:4).
Daar wordt ons getekend, wat de Zaligmaker Zelf doet, namelijk het verlorene zoeken op de plaats waar het zichzelf heeft gebracht. Hij zoekt met het kennelijke doel weer te brengen! Farizeeën en schriftgeleerden kunnen daartegen in het geweer komen, zich tegen deze Zaligmaker en Zijn zoeken verzetten, maar zijn daarmee gelijk aan de oudste jongen uit de gelijkenis die erop volgt: de gelijkenis, die we doorgaans de gelijkenis van de verloren zoon noemen. Die oudste jongen meent recht en reden te hebben om zich over zijn vader te beklagen! Was het niet zijn jongere broer die huis en haard verliet, zijn kindsdeel meenam en doorbracht en uiteindelijk nochtans omdat Vader een ontfermend Vader is onverdiend een welkom thuis vond. De oudste jongen is boos op zijn vader. Dat had vader nooit mogen doen. Dat wat in de gelijkenis die eraan voorafgaat getekend wordt met het beeld van de opzoekende herder, had vader nooit mogen doen! Dat is in één zin de strekking van deze gelijkenis. Daarover valt natuurlijk veel meer te zeggen, maar dat laten we hier nu rusten. Duidelijk is, dat de Heere Jezus in deze gelijkenis juist het gedrag van farizeeën en schriftgeleerden tekent en laat zien hoe de Heere daar over oordeelt.
Als de Heere Jezus een gelijkenis uitspreekt, heeft Hij daarmee een bepaalde bedoeling. Een gelijkenis is dus een beeld met een bepaalde strekking. In de gelijkenis zit een richting; het wijst ergens heen. Als je elk facet van een gelijkenis gaat doortrekken, laat je de gelijkenis buikspreken. Het gaat in deze gelijkenis dus niet om het (af-)wachten van Vader totdat Zijn zoon terugkomt. Als de Heere zo met ons zou handelen, zag het er voor ons allen uitzonderlijk somber uit! Als de Heere moet wachten, totdat het ons belieft tot Hem terug te komen, Hij zou tevergeefs wachten. Wat zegt de Heere Zelf? Dit: “Ik ben gevonden van hen, Die naar Mij niet vraagden, Ik ben gevonden van degenen die Mij niet zochten; tot het volk, dat naar Mijn Naam niet genoemd was, heb Ik gezegd: Zie, hier ben Ik, zie hier ben Ik. Ik heb Mijn handen uitgebreid, den gansen dag, tot een wederstrevig volk, die wandelen op een weg, die niet goed is, naar hun eigen gedachten. Een volk, Mij gedurig tergende in Mijn aangezicht: …” (Jes. 65:1-3). Denk in dit verband eens aan dat zinnetje uit Joh. 4:4. Dat staat ten aanzien van de Heere Jezus: “Hij moest door Samaria gaan”. Waarom moest hij door dat gebied? Wel, opdat daar een ontmoeting zou plaatsvinden tussen Hem en de Samaritaanse vrouw, die nooit zou hebben plaatsgevonden als Hij daar Zelf niet voor gezorgd had! Zij had met zorg een moment uitgezocht waarop ze er zeker van kon zijn dat ze niemand zou tegenkomen, namelijk midden op de dag als de zon op zijn hoogtepunt staat en ieder de verkoeling zoekt.
Juist door als vader je dochter op te zoeken en misschien wel meer dan zij van hem gewend is, naar haar om te zien, met liefde haar met raad en daad ter zijde te staan en tegelijkertijd zijn verdriet uit te spreken dat ze de dienst van de Heere verzaakt, zou de aangewezen weg zijn. Het spreekt allerminst vanzelf dat een ambtsdrager genade kent. Het zou wel zo moeten zijn! Wie weet heeft van genade, weet dat het God Zelf was Die naar ons omzag, Die Zijn genadehand aan ons hart legde, Die het zo maakte dat wij daar niet meer onderuit konden komen, Die terwijl Hij ons rechtvaardig kon wegdoen, niet minder dan het bloed van Zijn eigen Zoon te koste legde aan de betaling van onze schuld. Dan leren we de Heere kennen als de God Die mild wil schenken en daarbij ons die alles te verwijten viel, niets verwijt! Dat is om stil van te worden. Dat maakt met alle lek en gebrek barmhartig jegens anderen. Als dat al in het algemeen geldt, hoeveel te meer geldt dat als vader jegens een eigen kind.
Dat geldt dan ook voor de andere dochter.” Daar loopt niemand mee”, is geen principieel en dus geen schriftuurlijk argument. Wij kunnen niet in het hart zien. Wij hebben trouwens ieder genoeg aan onszelf. Als er bedoeld zou zijn (en dat weten we natuurlijk niet!): “Je valt er mee op”, of: “Anderen vinden dat dit niet kan”, of: “Je tast daarmee de eer van je vader als ouderling aan en dat wil ik niet”, dan is ten diepste eigen eer in het geding. Dat is zonde. Het kan echter ook zijn, dat hij bedoelt: “Past dit nu wel bij dat wat we gaan doen; we gaan toch naar de plaats waar de Heere door Zijn Woord tot ons wil spreken, dan mogen we toch ook in de wijze waarop we als mannen en vrouwen gekleed gaan eerbied tot uitdrukking brengen?” Je kunt dan van mening verschillen over het een en ander, maar wetticisme als doel in zichzelf is voor de Heere even goddeloos als wetteloosheid. Wat is ons oogmerk als wij ons zus of zo kleden? Waarom trekken wij dit of dat aan? Dat geldt naar twee kanten. Als het gaat om de dienst van de Heere mag de vraag gesteld worden: beseffen wij hoe heilig de Heere is en dat het niet vanzelf spreekt dat een mens, zondig als hij is, voor Gods aangezicht mag naderen? Wie zijn wij toch! De bedoeling van kleding is vanuit Gods Woord heel duidelijk. Na de zondeval kleedde de Heere ons zelf. Onthullende kleding of bewust accentuerende kleding voor zowel mannen als vrouwen is niet naar Gods Woord. Wat kleuren betreft, dienen wij terughoudend te zijn als het gaat om voorschriften. Er zijn toch geen zwarte bloemen en de regenboog bestaat toch niet uit blauwtinten? Laten we hierin nauw zijn jegens onszelf en tegelijk mild jegens de ander.
Ik hoop dat ik je hiermee verder geholpen heb. Mocht je vragen over hebben, dan hoor ik het graag.
Met hartelijke groet en Gode in alles bevolen.
Ds. G. J. Blankers
Dit artikel is beantwoord door
Ds. G.J. Blankers
- Geboortedatum:03-03-1972
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Oldebroek-'t Harde
- Status:Inactief
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
De kern is genade en verwondering.
Als je de liefde en genade van de vader leert kennen dan maak je je niet druk om de kleur van schoenen of wat dan ook, maar dan ben je verwonderd over de onvoorwaardelijke en oneindige liefde van de vader.
Amazing grace!
Als je deze presentatie wilt ontvangen dan mag je me mailen: dienico@solcon.nl
Annah
In 1 Korth. 10 staat:...want waarom wordt mijn vrijheid geoordeeld van een ander geweten?
Ik heb pas een preek gehoord over het gebod 'gij zult niet stelen'.
Het ging niet over de gebruikelijke 'mijn en dijn' dingen maar over het roven/stelen van de vrijheid van je naaste. http://www.maranathakerk.nu/cgi-bin/qgen?cfg=qindex.cfg (zondag 42)
Gal. 5:1Staat dan in de vrijheid, met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen.
Gods volk of God Zelf?
Ik zie dingen graag Bijbels onderbouwd. De Bijbel staat bóven de HC en andere schriften endie ons zeker tot zegen kunnen zijn!
Aan mensenwetten is sowieso niemand gebonden (buiten het gezag van de overheid) en gelovigen zijn helemaal niet meer aan een wet gebonden.
Jacobus heeft het in hoofdstuk 1 en 2 over de wet der vrijheid.
Rom. 7: 6 Maar nu zijn wij vrijgemaakt van de wet, overmits wij dien gestorven zijn, onder welken wij gehouden waren; alzo dat wij dienen in nieuwigheid des geestes, en niet in de oudheid der letter.
Gelovigen hebben de wet in hun hart maar het is een liefdedienst en geen 'moeten' meer.
De wereld niet tot spot en Gods volk niet tot ergernis zeg je.
Door 'Gods volk' wordt vaak zo snel gezegd dat je geen aanstoot mag geven dat de ander zo ongeveer geterroriseerd wordt door allerlei wetjes over uiterlijkheden die beslist niet in de Bijbel staan.
Dat is pas aanstoot geven en hoe moet je met zo'n afdwingende houding dan ooit nog aantrekkelijk zijn voor de wereld?
Mag je ajb ook uiterlijk je eigen identieteit nog hebben zolang je niet over de grenzen van de Bijbel heengaat?
Voor heel de Bijbel geld: wij hebben een uitlegger nodig.
Klopt hoor, de mensen die anderen van hun vrijheid beroven net zo goed.
Er staat ook dat Jubal (de zoon van Kaïn) harpen en orgels maakte.
Zeg je dan ook, geen harpen en orgels?
Mannen mogen geen vrouwenkleding en vrouwen geen mannenkleding, dat gaat dus over traverstie.
Er zijn kerken waar je absoluut niets anders dan een orgel mag.
En nog gekker, ze verbieden je ook om op zondag in een auto te rijden, zelfs al is het alleen maar om naar de kerk te gaan.
Ze hebben liever dat je thuis blijft dan met de auto komt.
Ze verbieden ook het dragen van een snor en baard, als je dat geen vrijheids beroving vind, weet ik het niet meer.
Maar ik ga echt geen discussie aan over die afzonderlijke dingen.
We hebben zeker een Uitlegger nodig!!!
Maar wie houdt nu wie voor de gek?
Ten diepste gaat het erom wat je doet voor God. Dat iemand ervan overtuigd is in het zwart te moeten gaan, dat kan. Wie ben ik om dat te veroordelen. De grond van een overtuiging moet echter nooit in jezelf liggen, maar in Gods Woord. Vorm en godsdienst is er genoeg. Maar het belangrijkste is of er een waar geloof is.
Een ieder zij in zijn gemoed ten volle verzekerd.
Eenvoud siert! En de Heere vraagt niets anders dan eenvoudigheid.
Wanneer men beseft dat we maar mensen zijn van de tijd, dan neemt de behoefte aan deze uiterlijke zaken af. Een mens zijn vlees vergaat, maar zijn geest verduurd een eeuwig leven!
Daar past een sober en ingetogen leven bij.