Boek van John Piper
Ds. A.J. Schalkoort | 2 reacties | 02-10-2010| 13:00
Vraag
Ik heb een vraag over het boek “De vreugde van God”, van John Piper. In hoofdstuk 6, “Gods vreugde in het verbrijzelen van zijn Zoon”, zegt hij het volgende: “Hij is rechtvaardig en Hij rechtvaardigt de goddeloze. Dit is een onuitsprekelijke en wonderlijke waarheid. Het fundament voor onze rechtvaardiging -onze vrijspraak, onze vergeving- bestaat niet uit overgevoeligheid van Gods kant en ligt ook niet in oppervlakkige menselijke waardigheid. Het bestaat uit Gods rotsvaste gerechtigheid, en dat betekent dat Hij alles in het werk stelt met het oog op Zijn eer en heerlijkheid, opdat Zijn heilige Naam geprezen wordt. God is gericht op Zichzelf en dat is het fundament voor de genade die Hij bewijst aan goddelozen. Als God niet in de eerste plaats gericht was op de handhaving van Zijn eigen heerlijkheid, dan zou er geen hoop en geen verwachting zijn, omdat er dan geen God vol heerlijkheid zou zijn.” Ik ben het vaak helemaal met Piper eens (het is ook een heel mooi boek), maar in dit geval twijfel ik toch wat. Is het niet zo dat hij hier suggereert dat God de mens redt, omdat die mens dan Zijn Naam zal gaan prijzen? Impliceert dit niet dat Hij ons redt omdat wij Hem dan grootmaken? Het lijkt mij eerder dat de redding van zondaren is gebaseerd op Zijn onuitsprekelijke liefde, anders zou God ons 'nodig' hebben om aan Zijn eer te komen. Misschien denk ik wel veel te ver door, maar ik hoop dat u een antwoord kunt geven.
Antwoord
Het boek van John Piper ken ik niet, dus moet ik mij bij het beantwoorden van je vraag beperken tot het citaat uit zijn boek. Daarin wordt vooral de rechtvaardigheid van God benadrukt. De grond van onze rechtvaardiging ligt inderdaad niet in oppervlakkige menselijke waardigheid. In ons is er niets waardoor de Heere ons rechtvaardig zou kunnen verklaren. De grond van de vrijspraak ligt in het volbrachte werk van Christus. Dat moet voor ons duidelijk zijn. De grond van onze rechtvaardiging bestaat ook niet uit overgevoeligheid van Gods kant. Wat Piper hier precies mee bedoelt is mij niet duidelijk. Waarschijnlijk bedoelt hij dat Gods liefde niet als menselijke liefde moet worden vertaald.
Nu weten wij vanuit de Schrift dat God liefde is: 1 Johannes 4: 8,16. “God is liefde.” God is oneindige liefde. De drieënige God, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest hebben elkaar op het allervolmaaktst eeuwig lief en in die zin heeft God de mens niet nodig. Hij is de volzalige in Zichzelf. En toch wil God Zijn liefde delen met het schepsel. Zo heeft de Heere ons daarom geschapen om ons te laten delen in Zijn teerste liefde (Psalm 8:4 ber.). Door de zondeval is die Goddelijke liefde niet veranderd. Om die te bewijzen heeft Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven opdat een ieder die in Hem gelooft niet verderve maar het eeuwige leven hebbe. Zó lief heeft God de wereld gehad! En de oorzaak van die liefde ligt in God zelf. Hij neemt redenen uit Zichzelf. Daarom gaf Hij Zijn Zoon tot een verzoening voor onze zonden (1 Johannes 2).
Maar God is toch ook rechtvaardig en heilig? Ja zeker, maar Zijn rechtvaardigheid en heiligheid zijn geen tegenstellingen en strijden niet met Zijn liefde. Alle eigenschappen van God komen voort uit het feit dat Hij liefde is. Dus om Zijn liefde uit te kunnen laten gaan naar gevallen zondaren moest God een weg bedenken waarbij Zijn rechtvaardigheid en heiligheid gehandhaafd blijven en Hij goddelozen om en door Christus kan rechtvaardigen. In die weg zal God aan Zijn eer komen door allen die door het geloof Christus omhelzen als hun Zaligmaker. Nogmaals God heeft de mens niet nodig om God te zijn en toch heeft het Hem behaagt mensen te scheppen en te herscheppen opdat zij in Zijn liefde mogen delen en Zijn Naam eeuwig groot zullen maken. Ik hoop dat ik je vraag zo beantwoord heb.
Ds. A. J. Schalkoort
Dit artikel is beantwoord door
Ds. A.J. Schalkoort
- Geboortedatum:05-10-1948
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Lunteren
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Emeritus-predikant
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
God heeft alles gemaakt en doet alles tot eer van Zijn Naam en daarom is ook onze verlossing tot eer van Zijn Naam. De vraag of de liefde tot ons de drijvende kracht achter onze verlossing is of de eer van Zijn Naam. Dan moeten we de twee zaken scheiden: het doel en het middel. Het doel is de Eer van Gods Naam. Of nog beter de verheerlijking van Zijn genade (Efeze 1:6/12/14). En het middel daartoe vinden we in Efeze 2:4 namelijk de "grote liefde" waarmee Hij ons heeft liefgehad.
Ik ken de theologie van John Piper redelijk en kan me dan ook bijna niet anders voorstellen dat de hierboven genoemde Bijbelversen niet vlakbij het citaat ergens hebben gestaan.