Doop van volwassenen
Ds. C. den Boer | Geen reacties | 24-03-2010| 17:30
Vraag
Aan ds. C. den Boer. Ik heb verschillende antwoorden van u gelezen. Ik kom zelf niet helemaal uit de kwestie rond de doop. Hoe verklaart u deze tekst: "En Petrus zeide tot hen: Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in den Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen die daar verre zijn, zo velen als er de Heere, onze God, toe roepen zal."
Antwoord
Geachte vraagsteller,
Uiteraard gaat het in de tekst die u noemt (Hand. 2:38) over de doop van volwassenen. Maar het volgende vers (39) laat zien, dat de belofte (van vers 38) ook voor de kinderen geldt. U komt de belofte toe en uw kinderen (in een adem). Dat is vanouds in de kerk ook het fundament geacht te zijn voor de kinderdoop. Dat heb ik geprobeerd duidelijk te maken in mijn voordracht over de waterdoop in mijn website, waaruit ik een enkel gedeelte hieronder laat volgen.
Enkele bijbelse lijnen m. b. t. de kinderdoop:
A. In het N.T. horen we niet van kinderdoop. Dat hangt uiteraard samen met de zendingssituatie van die tijd; de apostolische prediking van het Woord was er een aan volwassenen, Jood en heiden. Maar uit het ‘zwijgen’ conclusies trekken, is altijd moeilijk. Nergens wordt in het NT bevolen om kinderen te dopen. Maar waar wordt het uitdrukkelijk verboden? J. Calvijn geeft de volgende argumentatie: “Nergens wordt in het NT ook gezegd, dat vrouwen aan het heilig avondmaal mogen komen. Maar moeten wij die daarom buitensluiten? Sluiten wij kinderen van het voedsel uit, omdat bij ons de regel geldt: “Wie niet werkt, zal ook niet eten?”
B. De volgorde geloof - doop. Bij volwassenen is dat een gulden regel. Ook vandaag nog (zie ons volwassendoopformulier). Maar sluit dat kinderen uit van de doop? Door de gehele Bijbel heen loopt de lijn van Gods verbondshandelen. “Want u komt de belofte toe en uw kinderen” (Hand. 2:39). God werkt niet personalistisch, maar verbondsmatig. Daarom kende het oude verbond het teken van de besnijdenis. God claimt mij én de mijnen in één adem. De God van het OT is echter geen ander dan die van het NT. En het wezen van de besnijdenis is gelijk aan dat van de doop. De grond van de doop is Gods belofte en ten diepste niet een geloofsbeslissing.
C. De vroege kerkvader Origenes (185–254) schreef: “De kerk heeft van de apostelen de overlevering ontvangen, dat ook de kinderen gedoopt moeten worden” (Ep. Ad Rom. 5.9). Het zwijgen van het NT kan ook betekenen dat het als vanzelfsprekend gold dat ook kleine kinderen werden gedoopt. Op de Synode van 67 bisschoppen in 252 te Carthago werd uitgesproken: “als zelfs de grootste zondaars… vergeving van zonden ontvangen en niet van de doop en de genade worden uitgesloten, hoeveel te minder mag dan het pasgeboren kind worden geweerd dat nog geen zondige daad heeft bedreven, maar alleen naar het vlees uit Adam geboren door die eerste zonde de besmetting van de oude doodsschuld heeft opgelopen.” Van de ketter Pelagius (plm. 400) weten wij dat hij tegen de kinderdoop was. Verder kunnen we geen kerkvader van de Oude Kerk noemen die ooit tegen de kinderdoop heeft geschreven.
D. In Kol. 2:11, 12 wordt door Paulus een duidelijke verbinding gelegd tussen de doop en de besnijdenis. De besnijdenis is voor heidenen afgeschaft (Hand. 15). Deze is na het bloedig offer van Christus niet meer nodig. Het wezen van de zaak (de verzegeling van Gods verbondsbelofte) is echter gebleven, namelijk in de doop. Ook nu werkt God in de lijn der geslachten, al betekent dat niet, dat er een gedoopte niet tot een persoonlijk geloof moet komen.
E. De zogenaamde ‘oikos’ (huis-)teksten in het NT. Of er baby's bij zijn geweest of niet, toen bijvoorbeeld de gevangenbewaarder van Filippi werd gedoopt met geheel zijn huis, doet minder ter zake. Het gaat er hierom dat met de persoon die tot geloof komt, meteen ook allen die bij zijn huis horen (ook de slaven) er door de Heere bij gerekend worden. Zo was het bij de Joodse proselietendoop gebruik dat op het moment van iemands overgang naar het Joodse geloof, ook de pasgeborenen uit het gezin werden gedoopt. Met die gewoonte zullen de apostelen niet gebroken hebben. Later geboren kinderen (na de gezinsdoop) werden bij de Joden niet gedoopt kort na hun geboorte; bij christenen echter waarschijnlijk wel.
F. Doop door onderdompeling is bijzonder zinvol. Maar we moeten niet te veel nadruk leggen op het ceremoniële. De doophandeling zelf krijgt dan ten onrechte de betekenis van een begraven van het oude leven. De doop is echter ‘slechts’ teken van een begraven zijn in Christus' dood. Vergelijk de besprenkeling met het bloed van het offerdier door de priester (Hebr. 9:19, 21, 28; 12:24; 1 Petr. 1:2).
G. Wat betreft de bevoegdheid tot de bediening van de doop: door wie is Saulus van Tarsen gedoopt? (Hand. 9:18). Dat is een open vraag. Dat ook niet geordende gemeenteleden zouden hebben deelgenomen aan de doop van de 3000 op de Pinksterdag, wie bewijst dat? De eerste christengemeente is spoedig ‘ambtelijk’ geordend (vgl. Fil.1:1; Ef. 4), al had ze daarbij lange tijd ook een charismatische geleding. De doop zal vooral een zaak zijn geweest van de opzieners en leraars der gemeente.
Met een hartelijke groet,
uw ds. C. den Boer
Dit artikel is beantwoord door
Ds. C. den Boer
- Geboortedatum:20-04-1931
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Barneveld
- Status:Inactief
Bijzonderheden:
Dominee den Boer is op 11 juni 2019 overleden.
Website: dsdenboer.refoweb.nl
Lees ook: 'Digitale levenswerk ds. C. den Boer afgerond' & 'Ds. C. den Boer overleden'