Verzekering vaarwel zeggen
Ds. W. Pieters | 48 reacties | 17-11-2009| 14:00
Vraag
Aan een hervormd predikant die niet verzekerd is. Ik heb verkering met een meisje die van huis uit niet verzekerd is. Zij en haar ouders doen dit helemaal vanuit hun geloof/hun levende relatie met God en vinden dat ze Jezus verloochenen als ze hun vertrouwen niet op God maar op een verzekering stellen. Zelf ben ik redelijk uitgebreid verzekerd en heb er veel gebruik van mogen maken omdat ik met veel kosten te maken heb/had. Ik zou absoluut niet zonder verzekering kunnen, omdat ik dat financieel niet red. Principieel vind ik dat ik me wel kan verzekeren omdat ik dit zie als middel van God. Haar ouders en mijn vriendin zelf zijn er van overtuigd dat wij er samen uit moeten komen en dat we samen tot één uitkomst moeten komen en daarin heb ik twee keuzes: of mijn vriendin vaarwel zeggen of mijn verzekering vaarwel zeggen. Ik houd gewoon veel te veel van mijn vriendin om er maar een ogenblik aan te denken om haar te verlaten, maar kan die tweede stap qua stoppen met verzekeren absoluut niet maken wegens financiële en principiële redenen. Is het verantwoord om in mijn geval te stoppen met een verzekering om mijn vriendin en haar ouders tegemoet te komen?
Antwoord
Om die reden stoppen met verzekeren is zeker niet goed. In mijn belijdeniscatechisatielessen schreef ik onder andere (misschien kan het je helpen?):
“Want uw hemelse Vader weet dat gij al deze dingen behoeft.”
Wat een hoog voorrecht hebben Gods kinderen. Zij hebben een Vader. Zij hebben een hémelse Vader. Zij hebben dus een almachtige en liefdevolle Verzorger. Hun bestaan is zo in Zijn hand, dat het veilig is. Zij kunnen zich geheel en al op Hem verlaten. Hij schiet nooit tekort, Hij faalt niet, Hij vergeet niets. Hij is nooit onwillig of onmachtig hen te helpen. Hij zorgt zeer trouw en liefderijk en goed voor hen. Ze worden rondom van al het nodige voorzien. Geheel en al is hun bestaan verzekerd. Hun huis en haard, hun inkomen en goed, hun lichaam en ziel, het is alles verzekerd bij de hemelse Bank. God is de Kassier van Zijn kind. Hij keert iedere keer het geld uit, zonder rente te vorderen, zonder terugbetaling te eisen. Hij geeft alleen maar. Nooit hoeft deze Vader iets terug te ontvangen, dan alleen de eer die Hem toekomt.
Het hete hangijzer van de verzekering te behandelen in deze meditatie is niet zo gemakkelijk, omdat wij in onze kringen zo vaak een totaal verkeerd ‘geloof’ hebben betreffende Gods voorzienigheid. Wij zeggen nog wel dat we geloven in Gods voorzienig bestel, maar in de praktijk van ons leven is dat niet te merken. Want we vertrouwen Hem niet. Of we zeggen dat we op God vertrouwen, terwijl we Hem niet recht kennen. Het enige rechte voorzienigheidsgeloof is dit: God is mijn Vader en Hij zorgt voor al mijn nooddruft. Alle voorzienigheidsgeloof buiten deze Vader–kind verhouding om is een misrekening en mistekening. En alle praatgodsdienst over verzekerd mogen zijn of niet, is ijdele praat, wanneer het niet in deze vertrouwensrelatie is ingebed. Wanneer we dus vanuit de tekst ons bezinnen op de vraag: hoe dient een christen te staan tegenover verzekering, dan moeten we éérst de vraag stellen: hoe staan wij tegenover God. Want verzekerd-zijn verdraagt zich best met een ‘voorzienigheidsgeloof’ dat zonder het ware vertrouwen in God is en dus alleen maar karikatuur is!
Nu dient dan ook niet zozeer de vraag aan de orde te komen: mág je je verzekeren, maar: hóef je je te verzekeren? Wanneer we namelijk wettisch hierover spreken, vergeten we dat de Schrift het voorzienigheidsgeloof in een heel speciaal kader plaatst. Namelijk in het kader van het vertróuwen. En vertrouwen in een persoon die je niet kent, is onwaarschijnlijk, onmogelijk zelfs. ‘Vertrouwen in’ veronderstelt ook een relatie van toegenegenheid, omdat we ons eigenlijk niet van harte toevertrouwen aan iemand die we niet mogen. Wanneer er een verhouding is van afkeer, zal slechts de nood in staat zijn, om vertrouwen te wekken. Maar vertrouwen dat door de nood gewerkt wordt, is een wangedrocht; het is eigenlijk geen vertrouwen. Bij ‘vertrouwen’ moeten we namelijk niet denken aan iemand die zich noodgedwongen overgeeft aan de chirurg. Maar we moeten denken aan een bruid die zich in liefde overgeeft aan haar bruidegom. Welnu, dát vertrouwen bedoelt Christus in onze tekst. Hij zegt niet: “Uw Schepper en Onderhouder weet, dat gij al deze dingen behoeft”, maar Hij zegt: “Uw hemelse Váder weet het…” Dus er wordt een verhouding van liefde en vertrouwen verondersteld. En op dát punt hebben we ons eerst te onderzoeken, voordat we ons plaatsen voor de vraag: mag ik mij verzekeren of niet? We moeten ons eerst de vraag stellen: weet ik zeker dat ik verzekerd bén! Bij Gód! Want verzekering afwijzen kan alleen, wanneer we verzekerd zíjn, nu al, all risk, bij de hemelse Kassier, zoals Huntington dat schreef in zijn wonderschone boekje God, de Kassier der armen. Trouwens, het boekje is gemakkelijker te lezen dan te beleven...
Pas wanneer we onszelf eerst op de vraag onderzoeken: ‘wie is God voor mij?’, kunnen we oprecht de vraag onderzoeken: wat betekent dat in mijn leven? Weet u, dan zijn we niet meer veroordelend bezig, maar liefdevol. Dan kunnen we nergens meer boven staan, maar komen we waarlijk onder de ander terecht.
De Heere Jezus leert Zijn discipelen: je hóeft je niet zo bezorgd te maken voor al die aardse en onbelangrijke dingen, waar de heidenen in Israël en christenland zich zo heel druk mee maken. Jullie hebben immers een trouwe en goede Vader, Die voor alles zorgt? Waarom zijn jullie zo bezorgd dat jullie je kinderen morgen niet te eten kunnen geven? En zo’n situatie bedoelde Jezus!
O, om in gedurige dreiging van hongersnood te leven met vrouw en kinderen en dán onbezorgd te wezen. Dán, terwijl je werkelijk niet weet, hoe je je kinderen morgenochtend te eten moet geven, dán te zeggen: ik ben Boven verzekerd! Dat is nog weer heel wat anders, dan met 20.000 euro op de bank te zeggen: ik ben niet verzekerd. En toch verkeerden in de dagen van Jezus’ omwandeling op aarde de meeste mensen in die positie, dat zij werkelijk leefden op de rand van het bestaansminimum. En dan niet een bestaansminimum, zoals we dat tegenwoordig verstaan, maar zó, dat je gedurig het hongerzwaard voelde. En dán, terwijl die schrijnende armoede en schreeuwende kinderen uw aandacht steeds richten op brood en inkomen, dán te weten: ik hoef helemaal niet bezorgd te zijn, want mijn Kassier betaalt mij op tijd uit! O geliefden, “Om jaloers op te worden”, zegt u. En dat vertrouwen is werkelijk om jaloers op te worden. Maar dan moet u de armoede en nood er wel bij willen nemen. Niet buiten de nood om, hoor! Wie Huntington alleen maar napraat, heeft van die Kassier evenveel als van dat vertrouwen: een leeg idee, een vlaag wind: niets!
O, wie nu deze Vader mag kennen, om Jezus’ wil, die ís verzekerd. En dáárom hoeft hij zich niet meer te laten verzekeren. Daarom alleen. Zo ben je waarlijk veilig. Want als God met u is, wat of wie zal dan nog tegen u zijn? Al is alles u tegen, het zal niet hinderen. De Heere Jezus Christus zegt het zo bemoedigend: uw hemelse Vader weet dat gij al deze dingen behoeft. Voor God zijn het geen onbelangrijke zaken. Uw nooddruft wordt door Hem trouw verzorgd, zo belijdt de oprecht gelovige in antwoord 26 van de Catechismus. O, wat een gelukkig volk is het dat ook in het politieke en maatschappelijke leven waarlijk ervan verzekerd is, dat er niets mis kan gaan in hun leven, omdat de Heere zorgt. Dan kan in een eerlijk besef van de menselijke verantwoordelijkheid toch ‘gemakkelijk’ worden geleefd. Dit mag echter niet een napraten zijn. Want wie de godsvrucht van Gods kinderen napraat, is met papegaaienwerk bezig en dat is duivelswerk.
U vraagt misschien, hoe u zich hebt te houden tegenover de verzekering, medisch en sociaal, wanneer u niet in geloofsvertrouwen weet hebt van de relatie Vader–kind? Dan moeten we elkaar op deze ene weg wijzen: zoek des HEEREN Aangezicht met ingespannen krachten, opdat ook ú, ook nú, mag weten van die totale levensverzekering in Christus, voor tijd en eeuwigheid, naar lichaam en ziel.
Bent u het eigendom van Christus nog niet geworden? Vermoei u dan niet langer met bijkomstigheden, maar loop de Heere en Zijn genadetroon aan als een waterstroom (dat is: zonder ophouden) om die hoge en levensnoodzakelijke werkelijkheid deelachtig te mogen wezen. Bij Hem is genoeg te krijgen voor u. Wat is er op tegen om het vanaf nu niet na te laten Hem lastig te vallen, zoals een van honger stervende bedelaar en zoals de Kananese vrouw, opdat Hij u het kinderbrood toereikt, al bent u dan een hond, geen kind van God...?
Verzekering? Uw hemelse Vader, o Sion, zál u trouw en nauwkeurig verzorgen met alles wat u behoeft. Durft u zich op Hem te verlaten, geheel en al? Geve de Heere HEERE ons allen voor het eerst én opnieuw dát geloofsvertrouwen, dat we oprecht mogen zeggen: ik hóef mij niet te verzekeren, want God Zelf heeft mij beloofd dat Hij mijn God en Goed is! Dus niet in de eerste plaats: ik mág niet, maar: ik hóef niet! De Heere schenke ons een kinderrecht –ook in beoefening– op eten en drinken; bovenal op Christus en Zijn gerechtigheid.
Ds. W. Pieters
Dit artikel is beantwoord door
Ds. W. Pieters
- Geboortedatum:27-06-1957
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Elspeet
- Status:Actief
Bijzonderheden:
website: dspieters.refoweb.nl
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Pas als je werkelijk in ALLES op God vertrouwd, dus ook al het inkomende geld aan je neus voorbij laat gaan en je in geval van nood absoluut geen gebruik maak van ons zorgenstelsel… pas dan kun je zeggen: ik vertrouw in ALLES op God. Dat lijkt me een praktische onmogelijkheid.
Daarmee wil ik aangeven dat het niets met Godsvertrouwen te maken heeft, ik vertrouw ook op God, maar op een hele andere manier dan deze ‘financiële afhankelijkheid’.
Verzekeringen zijn noodzakelijk om een ‘normale geldstroom’ mogelijk te maken in onze maatschappij. Ook de chirurg moet zijn brood toch verdienen? Zo zijn er mensen die jaren een zorgpremie hebben betaald zonder er ooit gebruikt van te hebben gemaakt en vise versa…mensen die met enkel hun zorgpremie nooit de gemaakte medische kosten alleen zouden kunnen dragen. Het is goed dat we deze lasten op deze manier samen verdelen.
Je kunt niet bij inkomende geldstromen je portemonnee open stellen omdat er praktisch gezien natuurlijk gewoon brood op de plank moet komen en zodra er wat uit moet de hand op de knip houden omwille van je Godsvertrouwen. Dat dwingt bij mij geen respect af en heeft weinig te maken met Godsvertrouwen; het lijkt meer op een soort sponsoring van onze eigen “stichting broekzak”.
Moeten die dan tegen hun geweten ingaan?
Overigens, ik vertrouw de verzekerings maarschappijen niet.
Al een paar keer bij de hand gehad dat ik recht had op verzekeringsgeld maar het nooit gekregen heb. Toch blijf ik netjes mijn premie betalen maar vertrouwen doe ik maar liever op God.
Of je de verzekeringsmaatschappijen nu vertrouwt of niet is denk ik een heel ander verhaal. Ik heb ook wel eens moeite met het feit dat je nog de helft zelf moet betalen als het er werkelijk op aan komt, maar dat is hierin niet belangrijk. Zolang ik het nog normaal kan betalen is er niks aan de hand. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid die we hebben we te dragen toch?
Een gewetenszaak? Zou ik me inderdaad kunnen voorstellen wanneer je de premie NIET betaalt.
Mijn geweten zou een grotere rol gaan spelen wanneer ik netjes mijn geld verdien aan het einde van de maand, in geval van nood gebruik maak van al het goeds wat ons zorgenstelsel ons biedt en mijn maandelijkse bijdrage daarvoor verzuim te betalen. Oh en mocht het misgaan omdat ik in het ziekenhuis ben beland en de kosten niet meer zijn te overzien…..dan doe ik gewoon een beroep op het geld van een ander. Tja dat zou mijn geweten inderdaad niet kunnen bolwerken..
Er zijn er ook (terecht of niet) die werkelijk menen dat ze God tekort doen als ze zich verzekeren. En wat moeten die dan, heb je daar een oplossing voor?
Ik zou het niet weten.
Dat ik de verzekeringsmaatschappijen niet vertrouw is idd een ander verhaal maar ik bedoel er alleen maar mee aan te geven dat als je je verzekerd, dat je dan nog niet automatisch op je verzekering vertrouwd.
Dat lijkt me voor mij een prima afsluiting; ik wil het er mee doen.
Eerlijk is eerlijk….dit alles heeft me wel tot nadenken gezet! Ondanks dat ik bij mijn mening blijf dat verzekeren absoluut een noodzakelijk kwaad is, moet ik ook maar toegeven dat het me heeft doen realiseren hoever ik zelf eigenlijk van een Godsvertrouwen verwijderd ben.
Zo zie je maar…
Dat probeerde ik nu heel de tijd duidelijk te maken. Bedankt voor je waardevolle aanvulling.
Sowieso vind het het wel of niet verzekeren geen geloofskwestie: je verzekert je toch niet tegen dat je niets kan overkomen? Dat kan toch helemaal niet!!?? Dat is echt niet het doel van een verzekering, gelukkig niet. Dat zijn Gods wegen daar kan je je niet voor verzekeren.
Je verzekert je alleen tegen het feit dat je in 1x duizenden euro's moet gaan betalen die je dan misschien niet op kan brengen. Dát is verzekeren!!!