Tien Geboden voorgelezen in erediensten
Ds. H. D. Rietveld | Geen reacties | 28-05-2009| 00:00
Vraag
In veel erediensten worden de Tien Geboden voorgelezen. Een goede zaak dat we hier telkens aan herinnerd worden. Alleen, de Heere heeft nog veel meer gezegd tegen Mozes, zo kunnen we lezen in boeken als Exodus en Leviticus. Waarom doen we als kerk, maar ook in ons persoonlijk leven, daar zo weinig mee? Je hoort er (bij ons in de hervomde gemeente) nooit over in de prediking.
Antwoord
Het gaat dus over de geldigheid en de naleving van alle geboden in het Oude Testament, naast de zo bekende Tien Geboden. Allereerst is te zeggen dat de Tien Geboden een samenvatting geven van wat er in de wetten van Mozes staat. Heel opmerkelijk is toch dat de HEERE Zelf deze tien woorden schreef op twee platte stenen (Ex.31:18 en 32:15)! Daarmee gaf Hij de hoofdlijnen aan van Zijn wil voor Zijn volk.
In evangelische kringen heerst de opvatting dat de Oudtestamentische wetten geheel hebben afgedaan, maar in de gereformeerde traditie is terecht onderscheid gemaakt tussen de ceremoniële wetten uit Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium en de burgerlijke of maatschappelijke wetten uit deze boeken. De ceremoniële wetten hebben betrekking op de offerliturgie in de tempel, maar de burgerlijke wetten gaan over het leven in de Israëlitische maatschappij van toen. De tempelceremonie niet meer kan worden volbracht. Daarom zijn de wetten die daarvoor golden door het enige kruisoffer van Christus vervuld (zie de Hebreeënbrief en wat art. 25 van de Ned. Geloofsbelijdenis erover zegt). Maar de burgerlijke wetten blijven hun geldigheid behouden.
De Joden gaan er van uit dat het geheel van de Mozaïsche geboden uit 613 verordeningen bestaat; en wel 248 geboden (naar het aantal lichaamsleden) en 365 verboden (naar het aantal dagen in een jaar). Maar, zo hebben Jezus-als- Messiasbelijdende Joden uitgerekend, het Nieuwe Testament bevat ruim 1000 geboden en verboden! Te denken valt dan aan het onderwijs van Christus, het boek Handelingen en de brieven van de apostelen. En dan is het opmerkelijk hoe vaak de Tien Geboden in die brieven terugkeren. Laat ik voorbeelden noemen.
Wanneer we de eerste vier geboden die op het dienen van de HEERE rechtstreeks als Persoon (Zijn Naam en Zijn dag) betrekking hebben overslaan is er bijv. te wijzen op: het eren van je ouders (5e gebod). Het gaat ook om het gezag in ruimere zin, de overheid. Christus was Zijn ouders onderdanig (Luk. 2:51). En zorgde voor Zijn moeder vanaf het kruis (Joh. 19:26,27). Jezus eerde Zelf ook de overheid bij Pilatus (Joh. 19:11). Hij leerde aan de keizer belasting te betalen (Matt. 22:21). In Rom. 13 noemt Paulus de overheid een dienares van God tot beloning van de goede en bestraffing van de kwaden. Betaal schatting aan wie gij schatting schuldig zijt (Rom. 13:7). In Ef. 6:1v (vgl. Kol. 3:20) spreekt Paulus kinderen en ouders aan, slaven en meesters. Ook Petrus wil dat de christen-slaven hun meesters onderdanig zijn (1 Petr. 2:18) en alle menselijke ordening.
Gij zult niet doodslaan (6e gebod). Onterechte toorn jegens een broeder is al een vorm van doden (Matt. 5:21v). Vgl. Zond. 40: ook de wortel van de doodslag zoals nijd, haat, toorn en wraakgierigheid houdt God voor doodslag. De overheid mag het zwaard mag gebruiken om de kwaden te bestraffen (Rom. 13:4). Maar moordenaars zullen het Koninkrijk Gods niet beërven (Gal. 5:22). Zie ook 1 Ptr. 4:15 , 1 Joh. 3:15. en Jak. 2:11.
Echtscheiding (7e gebod). Hetgeen God samengevoegd heeft scheide de mens niet (Matt. 19:3v). De scheidingsbrief van Mozes is er vanwege de hardigheid des harten. In de Bergrede leert Christus de wet in haar essentie: Wie een vrouw aanziet om haar te begeren, die heeft alreeds overspel in zijn hart met haar gedaan (Matt. 5: 28). Paulus schrijft dat de mannen hun eigen vrouw moeten liefhebben zoals Christus Zijn gemeente heeft liefgehad en Zichzelf voor haar overgegeven heeft (Ef. 5:25v). 1 Petr. 3:1,7 zegt dat de vrouwen zich schikken onder hun eigen man en dat de mannen met verstand (begrip) voor hun vrouw met haar samen moeten wonen. Hbr. 13: 3: het huwelijk zij eerzaam en het bed onbevlekt, want hoereerders en overspelers zal God oordelen. Zie ook Op. 21:8 en 22:15 en 1 Kor. 6:9v,18; 10:8; Kol. 3:5; 1 Thess. 4;3-7.
Gij zult niet stelen (8e gebod). 2 Kor. 8:9: Gij weet de genade van onze Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil arm is geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede rijk zoudt worden. Zo had Jezus het Zelf óók geleerd: Het is zaliger te geven dan te ontvangen. Deze woorden citeert Paulus wanneer hij van de oudste te Efeze afscheid neemt en over zijn eigen houding zegt: Ik heb niemands zilver of goud of kleding begeerd (Hand. 20:33v). Ef. 4:28: Wie gestolen heeft, stele niet meer, maar arbeide liever, werkende wat goed is met de handen, opdat hij heeft mee te delen aan degene die nood heeft. Zie Zond. 42. Joh. zegt in zijn 1e brief hfst. 3:17 Wie nu het goed der wereld heeft en zijn broeder ziet gebrek hebben en zijn hart voor hem toesluit, hoe blijft de liefde Gods in hem? Vermaningen van Jakobus aan de rijken dat zij het loon van hun arbeiders moeten betalen (5:4 en ook 2:15v.).
Geen vals getuigenis spreken over iemand (9e gebod). Je mag voor de rechtbank geen verkeerde voorstelling van zaken of woorden geven. Laat uw ja ja zijn en uw nee nee (Mat. 5:37), leerde Jezus in het kader van het onnodig eedzweren (zie ook Zond. 36 en 37). Ef. 4:25: Legt de leugen af en spreekt de waarheid, een ieder met zijn naaste, want wij zijn elkanders leden. Zo ook in Kol. 3:9, Jak. 3:14 en 1 Joh. 1:6. In de Cat. wordt dit gebod ook positief uitgelegd: dat ik ook de eer en het bezit van mijn naaste zal bevorderen i.p.v. begeren.
Gij zult niet begeren (10e gebod). Dat gaat over onze innerlijke begeerte, al komt die natuurlijk ook in het publieke domein tot uiting. In heel de wet gaat het om onze innerlijke houding. Denk aan Jak. 2:10 Wie de gehele wet zal houden en in één zal struikelen, die is schuldig geworden aan alle.
Nog enkele voorbeelden die niet direct onder één van de Tien Geboden vallen.
Dt. 15:1-10 over het sabbatsjaar voor het akkerland. Ook onze landbouw zou uitputting van de bodem moeten voorkomen. Van dezelfde strekking zijn Lev. 19:19 en Dt. 22:9 om niet tweeërlei zaad op één stuk land te zaaien. Nl. met het gevolg dat men eerst de oogst van het éne gewas binnenhaalt en wat later van hetzelfde stuk grond een tweede oogst haalt.
Milieusparende gebod in Dt. 29:19v (vruchtbomen wanneer men een stad belegert).
Behandeling van dieren in Dt. 22: 6v (een vogelnest de moedervogel met rust moet laten als zij op haar jongen of de eieren zit te broeden). Het gaat om levensvoorwaarden voor de naaste (strekking 6e gebod). In diezelfde lijn Dt. 22:8 (maak een leuning langs het platte dak). Zo ook Ex. 22:33 (dek een gegraven kuil toe).
Hygiënisch gebod in Dt. 23:13 (uitwerpselen met een schep begraven). Ook de besnijdenis heeft o.a. een hygiënische betekenis (8e dag is meest geschikt door hoogste bloedstollingsgehalte. Zie Ben Hobrink, Bijbel en wetenschap). Een fijnzinnig gebod in Lev. 19: 14: Gij zult een dove niet vloeken noch een blinde een struikelblok voorleggen.
Paulus wijst op de geestelijke strekking van een burgerlijk gebod: Dt. 22:10 (een ezel en een os niet samen laten ploegen) past hij toe op het aangaan van een huwelijk met een ongelovige (2 Kor. 6:14). Hij betrekt Dt. 25:4 (Een dorsende os zult gij niet muilbanden) in 1 Kor. 9:7-14 en 1 Tim. 5:18 op het honorarium van ambtsdragers.
Mij dunkt dat er in de aangehaalde voorbeelden genoeg preekstof is. Misschien wordt er niet letterlijk uit de genoemde teksten gepreekt, maar ik denk/hoop/veronderstel dat er in de zondagse prediking toch wel lijnen als deze getrokken zullen worden.
Ds. H. D. Rietveld
Dit artikel is beantwoord door
Ds. H. D. Rietveld
- Geboortedatum:06-11-1947
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Nijkerk
- Status:Actief
Bijzonderheden:
emeritus