Ik voel mij heel erg moedeloos. Ik wou dat ik echt kon geloven dat God mij ziet ...
drs. ing. P.L.D. Visser | Geen reacties | 06-06-2008| 00:00
Vraag
Ik voel mij heel erg moedeloos. Ik wou dat ik echt kon geloven dat God mij ziet en bij mij is en mij leidt en helpt en troost. Maar ik word gekweld dat Hij Ezau gehaat heeft... Hoe zal ik dan durven geloven dat Hij mij lief heeft? Daar komt bij dat ik dit heel moeilijk kan geloven, omdat ik een heel negatief zelfbeeld heb en niet kan geloven dat er iemand van mij houdt. Hoe kan ik nu echte troost in het geloof vinden?
Antwoord
Beste vragensteller/vragenstelster,
Het is goed om bij jouw vraag onderscheid te maken tussen twee zaken. Dat is aan de ene kant hoe jÃj denkt en voelt en aan de andere kant hoe Gód denkt, voelt en spreekt. Het is typisch iets voor de duivel (de diabolos - de ‘door-elkaar-smijter’) om die twee dooréén te mengen.
JÃj voelt je moedeloos. Het lukt maar niet om je gelovig over te geven aan Gods leiding, hulp en troost. Jij wordt gekweld met de gedachte aan Gods haat ten opzichte van Ezau. Je hebt een negatief zelfbeeld schrijf je, zodat je niet kunt geloven dat er iemand van je houdt. Kortom: je voelt je troosteloos. Dat is jouw kant van het ‘verhaal’. Die is niet onbelangrijk. Integendeel. Je zou deze gevoelens ter sprake moeten brengen bij een vertrouwenspersoon; je dominee, of misschien wel een hulpverlener (bijv. een maatschappelijk werker). Het is niet gewoon dat je een negatief zelfbeeld hebt. Paulus schrijft dat “niemand zijn eigen vlees gehaat heeft”. En Christus spreekt over het liefhebben van de naaste “als zichzelf”. De Heere wil niet dat we onszelf psychologisch in de vernieling helpen. Een laag zelfbeeld is ook nog iets anders dan berouw en verootmoediging. Het eerste is een gevolg van een beschadiging die je opliep in je leven of komt door gebrek aan bevestiging. Je kunt dan niet anders dan jezelf minderwaardig voelen, net zomin als iemand er iets aan kan doen dat hij zijn been brak en met krukken zich moet voortbewegen. Het tweede -verootmoediging- is daarentegen werk van God de Heilige Geest.
Nu iets over Gods kant van de zaak. Het is opvallend dat je uitgerekend worstelt met die tekst uit Maleachi 1:3, over Gods liefde voor Jakob en Zijn haat jegens Ezau. Want de profeet zegt dat juist in Gods opdracht, om duidelijk te maken hoe verknocht God aan Zijn zondige verbondsvolk Israël is. In de naam Ezau wordt diens nageslacht benoemd, namelijk Edom (1:4). Ezau, Edom, Edomieten - het zijn aanduidingen van het laffe broedervolk van Juda dat de vijand geholpen heeft bij de vernietiging van stad en tempel (zie Obadja: 8 en verder). Voor die daad heeft God Edom/Ezau gestraft (1:3b). God haat Ezau inderdaad, Jakob daarentegen heeft Hij liefgehad. Zo begint de Heere immers in Maleachi 1:2? “Ik heb u liefgehad”. Alle moeite doet Maleachi namens de Heere om Juda/Jakob te overtuigen van Zijn blijvende liefde, op grond van het verbond met Abraham gesloten. God wacht dan ook op wéderliefde. “Ben Ik dan een Vader, waar is Mijn eer?” (1:6). Als Vader van Juda verlangt Hij trouw en liefde. Hij wacht op de liefde en eer die Hij als Vader en Heere toekomt. Dat is dus Gods kant van de zaak.
Die lijn mogen we doortrekken. De God van het verbond staat op de uitkijk als de vader van de verloren zoon. Bij die werkelijkheid die de profeten en apostelen verkondigen mag je leven. Tegen je eigen gevoelens in. Tegen je ongeloof en troosteloosheid in. Doe maar wat die verloren zoon deed. Zeg maar: ik zal opstaan en tot mijn Vader gaan. Belijd maar: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en u. De Vader uit de gelijkenis opende zijn armen en zijn hart en ging met zijn zoon de feestzaal binnen. “En zij begonnen vrolijk te zijn”, staat er dan. Zou dat voor jou niet weggelegd zijn? In de naam van God en Christus roep ik je toe: ja, ook voor jou!
Ds. P. L. D. Visser, legerpredikant, Veenendaal
Dit artikel is beantwoord door
drs. ing. P.L.D. Visser
- Geboortedatum:29-07-1969
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Ouderkerk a/d Amstel
- Status:Inactief