Maar een handje vol water
Ds. W. Pieters | Geen reacties | 14-04-2008| 00:00
Vraag
De laatste tijd houdt het me heel erg bezig hoe het nu zit met volwassendoop en kinderdoop. Ik vond het altijd al moeilijk dat onze kinderen maar een handje vol water over zich heen krijgen en niet ondergaan in het water. Nu is een vriendin van mij getrouwd met iemand van de baptistengemeente. Zij hebben de volwassendoop en dus wordt hun pasgeboren kindje niet gedoopt en waarschijnlijk zal mijn vriendin zich laten overdopen.
Eigenlijk schaam ik mij nu, ik heb belijdenis gedaan, maar weet soms zo bar weinig. Weet u misschien een boek dat het duidelijk, ook aan de hand van bijbelteksten, uit kan leggen hoe het is ontstaan dat kinderen worden gedoopt en niet worden ondergedompeld.
De zorgverzekeringen van Care4Life
De zorgverzekeringen van Care4Life stellen de beschermwaardigheid van het leven voorop. Benieuwd hoe?
Antwoord
De kinderdoop komt voort uit de besnijdenis. God richtte Zijn verbond op met Abraham en gaf als garantie ervan de besnijdenis. Omdat dit verbond ook de kinderen betrof, kregen zij ook het teken ervan, namelijk de besnijdenis. In het Nieuwe Testament is door het nieuwe verbond het verbond met Abraham niet afgeschaft of opgeheven, maar vervuld. Over de kinderen merkt God niets op, dan dat zij net als de volwassenen het adres van Zijn beloften zijn. En dat zij net als de verbondskinderen van het volk Israël aan God zijn gewijd. We horen dit op de pinksterdag. Petrus zegt tegen doorpriemde luisteraars die uitroepen: wat moeten we doen, mannen broeders?: voor u is de belofte en voor uw kinderen (Handelingen 2 vers 39). Wat veronderstelt deze uitspraak? Dat de belofte die voor de ouders geldt, ook - net als in de eeuwen van de oudtestamentische bedeling - voor de kinderen geldt. Heel normaal, al is het volstrekt niet gewoon.
Als het nu waar is dat er inhoudelijk niets is veranderd aan het verbond van God met Zijn volk, én als de kinderen in de tijd na de uitstorting van de Heilige Geest er niet minder bij horen dan in de eeuwen daarvoor... dan is er geen reden om ook maar enigszins te denken dat de doop niet voor de kinderen zou zijn.
Over het tweede -over het heilig zijn, het aan God gewijd zijn- lezen we I Korinthiërs 7 vers 14. Paulus veronderstelt dat de lezers weten dat de kinderen van gemeenteleden, zelfs al waren ze geboren uit een huwelijk van een heidens gebleven moeder met een christen geworden vader (of andersom), heilig waren.
Het woord ‘heilig’ zegt niets over de geestelijke staat van die kinderen, maar het betekent dat die kinderen aan God zijn gewijd. We vinden deze manier van spreken ook in het Oude Testament, zoals in Ezra 9 vers 1-2, waar de Israëlieten "het heilige zaad" heten. Om nog een voorbeeld te geven: in Ezechiël 16 vers 20-21 lezen we over verbondskinderen die aan afgoden worden geofferd. God zegt daar dat zij niettemin Zijn kinderen zijn. Niet dat die kinderen wedergeboren zijn, maar ze horen bij het verbond, bij het volk van het verbond, bij de kerk, bij God.
Als dat waar is, mogen zij ook het teken van dat verbond en van die kerk, namelijk de doop, ontvangen.
Ten tweede over het onderdompelen of het besprenkelen. We lezen niet ene keer dat mensen die werden gedoopt ‘kopje onder’ gingen in het water. Al de keren dat we -zonder na te denken- veronderstellen dat het gebeurde, staat er niet dat dit gebeurde, maar is het ook heel goed mogelijk dat de dopende (bijvoorbeeld Filippus - Handelingen 8 vers 38) in het water stond en dat de te dopen persoon ook in het water kwam staan en dat vervolgens de dopende uit de rivier of het beekje water schepte en dat hij dit goot op het lichaam/het hoofd van de te dopen persoon.
Ik zeg niet dat de kamerling en anderen niet werden ondergedompeld. Ik zeg alleen dat niemand er een punt van mag maken, wanneer de Bijbel er letterlijk het zwijgen geheel en al toe doet. Er is verder niets tegen op onderdompelen, maar in het Oude Testament vinden wij ook dat de inhoud van de doop door besprenkelen werd afgebeeld. Zo belooft God in Ezechiël 36 dat Hij rein water op Zijn volk zal sprenkelen; een profetie van de komende uitstorting van de Heilige Geest (zie volgende verzen en vergelijk het laatste vers van hoofdstuk 39). Die uitstorting mag dus worden afgebeeld door besprenkeling, hoewel wij zouden denken dat de volheid van de Geest eerder/beter kon worden afgebeeld door gieten en onderdompelen. Toch vindt God het sprenkelen voldoende om die rijkdom af te beelden. Hiermee wil maar gezegd zijn dat de hoeveelheid water er niet toe doet.
De uiteindelijke zaak is niet of wij de garantie van Gods betrouwbaarheid en vast verbond (namelijk besnijdenis of doop) ontvingen, maar of wij in ootmoedig en vrijmoedig vertrouwen hebben geleerd ons aan de God van onze doop toe te vertrouwen - steeds weer!
Ds. W. Pieters
Dit artikel is beantwoord door
Ds. W. Pieters
- Geboortedatum:27-06-1957
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Elspeet
- Status:Actief
Bijzonderheden:
website: dspieters.refoweb.nl