Eigen identiteit CGK
Ds. H. D. Rietveld | Geen reacties | 04-02-2008| 00:00
Vraag
Waarom zoekt de CGK zijn eigen identiteit niet, in plaats van met de GKV/NGK of HHK samen te werken? Zou terug gaan naar de oude paden van 1834 niet veel heilzamer zijn dan telkens eenheid te zoeken met andere kerken (niet negatief bedoeld)?
Antwoord
Uit de vraagstelling is duidelijk op te maken dat de vraagsteller zelf er geen heil in ziet om eenheid met andere kerken van reformatorische huize te zoeken. En dat vanuit het perspectief van de identiteit van de eigen Chr. Geref. Kerken. De vraag zelf is niet met een kort ja of nee te beantwoorden. Er zitten heel wat kanten aan deze zaak. Op zijn minst een bijbels/principiële(A), een historische (B) en een praktische kant (C).
A. Om met de bijbelse norm te beginnen. Die staat bijv. in het gebed van de Heere Jezus in Joh. 17:21, waar Hij bidt:...” opdat zij allen één zijn, gelijkerwijs Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons één zijn, gelijk als wij Eén zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt.” In het voorafgaande vers blijkt Jezus ook diegenen op het oog en in het hart te hebben die door het woord der apostelen in Hem geloven zullen. Ook in Ef. 4: 1- 16 beschrijft Paulus de eenheid van de gemeente/kerk in groter verband. Zonder op nog meer bijbelwoorden in te gaan is duidelijk dat er van Godswege een eis, een opdracht ligt om de eenheid te zoeken en te onderhouden met allen die hetzelfde geloof in Christus hebben. Dus alleen daarom al hebben we als kerken die te zoeken en kan geen enkele kerk deze opdracht uit de weg gaan.
B. Dat hadden de afgescheidenen in 1834 ook begrepen, toen zij zich om des gewetenswil wegens diep teleurstellende ervaringen in de Acte van Afscheiding verklaarden ”geen gemeenschap meer te willen hebben met de Nederlandse Hervormde Kerk totdat deze terugkeert tot de waarachtige dienst des Heeren”. Want zij vervolgden met te “verklaren tevens gemeenschap te willen uitoefenen met alle ware gereformeerde lidmaten en zich te willen verenigen met elke op Gods onfeilbaar Woord gegronde vergadering, aan welke plaats God die ook verenigd heeft.” De negentiende eeuw was een tijd van grote kerkelijke verschuivingen en nieuwe ontwikkelingen, die voorheen nooit in ons land waren vertoond. Na de Afscheiding, de eerste grote uitstroom uit de N.H.K. volgden er nog enkele (die van ds. L. G. C. Ledeboer en van dr. A. Kuyper). In 1892 en in 1907 kwamen onder leiding van dr. Kuyper en ds. G. H. Kersten twee nieuwe kerkverbanden tot stand (t.w. de Geref. Kerken en de Geref. Gemeenten). Maar de versplintering heeft zich helaas voortgezet en er bestaan inmiddels wel tien kerkgemeenschappen met in hun naam gereformeerd. Echter, degenen die in de grote N.H.K. achterbleven vormden ook geen geestelijke eenheid. Er waren richtingen, stromingen (Geref. Bond, Confessionele Vereniging, de vrijzinnige Zwinglibond). In 2004 kwam de Prot. Kerk in Nederland tot stand (samenvoeging van de N.H.K., de Geref. Kerken en de Ev. Lutherse kerk). Ook deze vertoont geen eenheid. En er bleven ook enkele gemeenten op zichzelf staan: een klein aantal dat de Geref. Kerken wil voortzetten en een groter aantal dat de oude Ned. Hervormde Kerk wil voortzetten (Hersteld Hervormd).
Toen in 1892 onder leiding van dr. A. Kuyper de oude Afgescheiden Kerken en de Nederduits Gereformeerde Kerken tot één groot nieuw kerkverband kwamen, nl. de Gereformeerde Kerken, hadden er een drietal kerken bezwaren tegen deze vereniging. Hun voornaamste bezwaar ging tegen Kuyper’s opvatting dat men de kinderen moest dopen op grond van hun veronderstelde wedergeboorte. Hierbij werd dus de grond van de doop niet meer in Gods verbondsbeloften gelegd en vreesde men een gemeentebeschouwing van allemaal wedergeborenen. De oproep tot wedergeboorte en bekering en de aandacht voor hoe iemand tot geloof komt zou op de achtergrond raken. De kleine groep van bezwaarden (700 handtekeningen) kon om des gewetens wil niet mee en bleef wat men was: Christelijk Gereformeerd. Inderdaad is de aandacht voor de persoonlijke wedergeboorte en het werkzaam zijn met Gods beloften door de H. Geest altijd bepalend geweest voor de Chr. Geref. prediking en gemeentebearbeiding. Daarbij werden er door predikanten wel verschillende accenten gelegd. De één was meer “voorwerpelijk” (waarbij dus de meeste aandacht uitging naar de Schriftuitleg en de beloftenprediking), de ander meer ‘onderwerpelijk”(d.w.z. de meeste aandacht werd geschonken aan wat de persoonlijke geloofsbeleving). Dat hing van de persoon en de geestelijke ontwikkeling van de prediker af. Door hun stellingname staan de Chr. Gereformeerden tussen de andere reformatorische kerken in op het breukvlak van het onderwerpelijke en voorwerpelijke. Dat is best een spannende positie.
C. Er waren in de CGK vanouds dus wel wat verschillen. Die zijn echter in de loop der jaren toegenomen en het is de vraag tot hoever dit door kan gaan om samen nog een kerkverband te vormen. Het is logisch dat wanneer een plaatselijke gemeente een meer “voorwerpelijk” klimaat heeft, men veel affiniteit heeft met bijv. de Geref. Kerken Vrijgemaakt en de Ned. Geref. Kerken. Datzelfde geldt in het geval van een “onderwerpelijk” klimaat. Dan ervaart men meer verwantschap met de Geref. Gemeenten en de Hersteld Hervormden. Vanouds heeft er ook altijd een diepe verbondenheid bestaan met de Geref. Bonders in de Ned. Herv. Kerk, nu in de PKN. Ook onder hen treft men algemeen gezegd dezelfde verscheidenheid aan als bij de CGK, alleen zit men in het grote PKN-verband.
Wie het kerkelijk leven enigermate van nabij volgt, weet dat er in de meeste kerkverbanden spanningen zijn. Die hebben alles te maken met de verschillen in geloofsbeleving en interpretatie van de Bijbel en van de Geref. belijdenisgeschriften. Maar ook met een verschil in beoordeling van en houding t.o.v. de tijd waarin we leven. Ook is er de sterke invloed van de evangelische beweging, die nadruk legt op het gevoel en de groei in de heiliging. Vooral door de media (EO, kranten, internet) kan er breed kennisgenomen worden van wat er zich in andere kerken afspeelt. We leven als kerken en kerkleden niet (meer) op een eiland.
Om nu tot een conclusie te komen: ik denk dat we als Chr. Gereformeerden eraan moeten blijven werken om elkaar aan te spreken op de basis van 1834 (door de vraagsteller “de oude paden “genoemd). Maar tegelijk niet vergeten dat er ook andere kerkgemeenschappen zijn waarin we op zijn minst broeders en zusters herkennen en met wie nader contact alleen maar goed is om in een zo sterk geseculariseerde tijd samen de waarheid Gods te belijden. Hoe dat dan concreet gestalte moet krijgen is dan te overleggen. Het doel behoeft niet altijd te zijn dat we in éénzelfde kerkverband komen. Wijlen ds. J.H. Velema, die van harte Chr. Geref. was, was een voorstander van één grote nationale reformatorische kerk. Hij heeft die echter niet mogen beleven. Het bleef bij een ideaal. Zelf ben ik niet optimistisch gestemd, gezien allerlei ontwikkelingen die zich in ieder kerkverband blijven voordoen. Ik kan mezelf het beste vinden in de houding van de dichter uit de berijmde Psalm 119: Ik ben een vriend, ik ben een metgezel van allen die Uw Naam ootmoedig vrezen en leven naar Uw goddelijk bevel.
Ds. H. D. Rietveld, Nijkerk
Dit artikel is beantwoord door
Ds. H. D. Rietveld
- Geboortedatum:06-11-1947
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Nijkerk
- Status:Actief
Bijzonderheden:
emeritus