De wil van God en de uitverkiezing
Ds. E. Gouda | Geen reacties | 03-10-2005| 00:00
Vraag
Kun je op grond van teksten als in Ezechiel 28, 1 Timotheus 2 en 1 Petrus 3 zeggen dat God wil dat alle mensen zalig worden? Zo nee, hoe moet je dergelijke teksten dan interpreteren? En zo ja, hoe valt dit dan te rijmen met de uitverkiezing?
Antwoord
Beste vragensteller,
Je stelt een complex thema aan de orde en eigenlijk meer dan een: de wil van God en de uitverkiezing. Vooraf wil ik je een paar tips geven, omdat het antwoord op je vraag voor het oprapen ligt. Je bent geen dominee of theoloog, maar raadpleeg altijd de Kanttekeningen op de Statenvertaling: een minicommentaar op de Bijbel. Hiernaast wil ik je wijzen op de schat van de kerk namelijk, onze gereformeerde belijdenissen. De Dordtse Leerrregels gaan ondermeer in op de door jouw gestelde vraag.
We moeten bij het begin beginnen. Het Paradijs met Adam en Eva als eerste mensen. Zij zijn geschapen naar (in) het beeld / gelijkenis van God. God overziet Zijn schepping en zegt: zéér goed (vgl. Gen. 1:31). Wat was Gods wil? Dat alle mensen (lees: Adam en Eva) voor altijd (eeuwig) gelukzalig zouden zijn. God heeft de mens geschapen in een (ver)antwoord(e(lijke)) relatie tot Hem (en elkaar). God vraagt van Adam en Eva onvoorwaardelijke liefde (vgl. Gen. 2:16v.). Adam noch Eva zijn Hem echter gehoorzaam. En daar is het begin van letterlijk en figuurlijk alle ellende. De dood in meervoudige zin als straf op de zonde doet z'n intrede in Gods volmaakte schepping.
Heeft God het op de dood van mensen gemunt? NEEN! Op hun behoud. De schepping was volmaakt en de mens evenzeer. Maar Adam -ons bondshoofd- keerde zich tegen God en wilde zelf als God zijn. Zijn wij mensen vandaag anders? Met Augustinus zeggen we dat wij mensen 'niet kunnen niet-zondigen'. Wij doen zonde, omdat we zondaar zijn. Wij keren ons eveneens tegen God en Zijn heilig gebod. Dat heeft te maken met de erfzonde. We staan niet los van Adam. De zondeval is met Adam en Eva een feit. Alle mensen moeten nu sterven. Hoe moeilijk ook: eerlijk is eerlijk. God heeft Adam en Eva daar voor gewaarschuwd (Gen. 2:17). Wij zijn allemaal, niemand uitgezonderd, des doods schuldig. De mens kiest voor zijn eigen ondergang en daarmee tegen God. De vraag is dus niet of God wil dat wij allemaal zalig worden, dat kan immers niet meer.
En dan kom ik bij jouw vraag naar de uitverkiezing (eigenlijk “de leer van de dubbele predestinatie”). En nu maak ik een sprongetje naar onze belijdenis, de DL. God doet niemand onrecht als Hij ons allemaal verdoemt (vgl. Rom. 3 en 6). We krijgen dus allemaal hetzelfde 'loon' uitbetaald. Maar toch geeft God de mensen niet over aan zichzelf. Hij trekt allerlei (vgl. 1 Tim. 2:4 "alle" = "allerlei") mensen uit hun verlorenheid en brengt hen over tot de staat der verkorenheid. De vraag die hierbij opdringt is: Hoe doet God dat? Door middel van de prediking van het Evangelie (vgl. Rom. 10). Het Evangelie noemt de Kanttekeningen op een andere plaats: "een dienst des Geestes, en des levens en der rechtvaardigheid." Dat is ook een reden waarom we naar de kerk gaan en geen dienst verzuimen. Niet alle mensen worden zalig. Dat heeft te maken met Gods onveranderlijk voornemen, "door hetwelk Hij voor de grondlegging der wereld een zekere menigte van mensen, niet beter of waardiger zijnde dan anderen", ..., "naar het vrije welbehagen Zijns willens, tot de zaligheid, louter uit genade, uitverkoren heeft in Christus...".
God maakt onderscheid waar geen onderscheid is. Alle mensen zijn voor Hem verwerpelijk, maar toch worden er zalig. Dat heeft puur te maken met Gods soevereiniteit: Zijn vrijmachtig welbehagen. Of zoals Paulus dat met een beeld verklaart: de pottenbakker doet met het leem wat hij wil. God is ons mensen geen verantwoording schuldig. Moet je nu wanhopen? Wel aan jezelf, maar niet aan God. Want wie is door God uitverkoren tot het eeuwige leven? Die het Evangelie geloven (vgl. DL, I, 4). En wie gelooft het Evangelie? Die door genade tot geloof in Jezus Christus gekomen is (vgl. Ef. 2:8). Eenvoudig gezegd gaat het om de vraag: Heb ik het geloof ontvangen? Anders gezegd: Ben ik met God verzoend? of Is Jezus Christus mijn Borg en Middelaar? Worden alle mensen zalig? Die vraag moeten wij ten diepste niet stellen. Die vraag ligt voor God (vgl. Deut. 29:29). De vraag is: Is het ook voor mij? Of: Ben ik uitverkoren? Nogmaals: Hoe weet ik dat? Door een oprecht geloof in Christus (vgl. HC, Zondag 7). Dan mag je persoonlijk instemmen en belijden: het is niet alleen voor anderen, maar ook voor mij! Vergeving van zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken. Dat is genade. Genade alleen om de verdienste van Christus. Soli Deo Gloria: Gode alleen de eer.
Met een heilrijke groet,
Ds. E. Gouda/Oude Pekela
Dit artikel is beantwoord door
Ds. E. Gouda
- Geboortedatum:25-12-1968
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Nieuw-Lekkerland
- Status:Actief