Bekering altijd gepaard met depressie
Ds. L.W. Smelt | Geen reacties | 18-01-2004| 00:00
Vraag
Ik heb een vraag over de bekering. Ik sprak met iemand die zei dat bekering eigenlijk altijd gepaard gaat met een depressie. Ik vind dit ontzettend fout. Ik weet dat er zondebesef komt en dat je dan berouw krijgt van je zonden. Hij dacht bij deze uitspraak aan de psalmen van David. Hoe kan ik hem laten zien dat God ook juist de zondaren aanneemt?
Antwoord
Inderdaad zou het onbijbels zijn om een depressie tot een kenmerk te maken van de waarzaligmakende bekering. Van een bekering wordt je normaliter zalig en dus o.a. blij over Gods onvoorwaardelijke liefde en ook verdrietiger en schuldbewuster aangaande de zonden die je deed en doet. Heel soms kan het verschil in leven van voor en na de bekering zo groot zijn dat het met een depressie gepaard kan gaan, maar dan is er ook psychologisch en soms psychiatrisch gezien het een en ander aan de hand. Iemand moet dan niet alleen een pastoraal gesprek vragen bij een ambtsdrager, maar moet ook naar een dokter of psycholoog of psychiater. Gods genade verziekt ons niet, maar heelt ons naar ziel en lichaam.
Wie dus een depressie tot kenmerk van ware bekering maakt hangt een verziekende leer aan en niet de gezonde leer. Want al heel spoedig krijg je dit negatieve effect: Als ik dit kenmerk niet heb of een beetje minder: als ik nog niet genoeg zondekennis heb, dan mag ik in geloof nog niet tot Christus vluchten. Dan is de genade en liefde van God niet onvoorwaardelijk meer, terwijl dat nu juist de ontdekking van de Reformatie was: God heeft ons lief, niet omdat wij lief zijn of daarvoor op grond van goede werken aanspraak op kunnen maken. God heeft lief om Christus wil toen wij nog zondaars waren (Romeinen 5:8). Hij heeft ons eerst liefgehad (1 Joh 4:19)! Wij hoeven ons niet eerst in de smurrie van de zonde naar beneden te werken of door goede werken omhoog te werken. God kent ons door en door. Zondekennis gaat pas groeien nadat God ons te sterk is geworden en ons bearbeidt door Zijn Heilige Geest. Voor onze grootste zonde zijn we blind, nl. dat we niet willen geloven in Jezus Christus. Pas het licht van de schijnwerper ontmaskert de boef in het donker.
Wat betreft de drie stukken of onderdelen van de catechismus: ellende, verlossing, dankbaarheid: die leren we door het geloof in Christus alledrie kennen, maar dan niet netjes in een bepaalde volgorde. En ook nooit laten we een van de drie als een etappe achter ons. Hoe meer jaren ik een kind van God ben, deste meer zondenkennis heb ik gekregen en deste meer verbaas ik mij over Gods eenzijdige liefde. Wel leer ik hem zo ook juist beantwoorden in een leven van dankbaarheid, waarin ik de zonde leer haten en laten.
Een moeilijke vraag vind ik hoe het komt dat sommige mensen nooit gaan verlangen om Christus te leren kennen en dienen. In ieder geval weet ik ook dat zij daar God nooit de schuld van kunnen geven.
Johannes 1:12-16 vind ik belangrijk. Bij mij is het tot een doorbraak gekomen dat ik mocht geloven dat ik een kind van God mocht zijn toen ik 16- 17 was en een brief kreeg van een vriend die mij aanspoorde om voor God te knielen en Hem aan te roepen en God te vragen mij alles te leren wat mij nog ontbrak. Maar goed dat ik me toen niet liet tegenhouden door de verkeerde gedachte: ik heb nog niet zoveel zondekennis dus ik kan nu nog niet tot Christus gaan. Dan kun je lang wachten en de duivel lacht.
Jij die tobt met dit soort vragen: Komt allen tot Mij die vermoeid en belast zijt, zei Jezus, en Ik zal u rust geven (Mat.11:28vv). Verhard je niet langer maar laat je leiden (Ps.95:4 ber.).
Ds. L. W. Smelt, De Bilt (Dorpskerk)
Dit artikel is beantwoord door
Ds. L.W. Smelt
- Geboortedatum:01-06-1954
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Bodegraven
- Status:Inactief