Brieven aan van den Brink (2)
Ds. Gert van den Brink | Geen reacties | 15-08-2022 | 14:34
De reactie van ds. Gert van den Brink op de bezorgdheid van Jan van den Brink (panellid Refoweb; ouderling in de Gereformeerde Gemeente van Eindhoven) over zijn veelbesproken lezing 'Het evangelie zonder kleine lettertjes' kun je hieronder lezen.
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Geachte broeder Van den Brink, beste Jan,
Zeer bedankt voor je open brief! Net als ieder ander heb ik mensen nodig die mij bevragen, een spiegel voorhouden, corrigeren. In alle ophef die er na mijn lezing is ontstaan, is dit weinig gebeurd. Ik kreeg veel bijval maar ook veel afkeuring, veel waardering maar ook harde, persoonlijke aanvallen. Echter, wat de zaak werkelijk dient en wat mij persoonlijk verder helpt, is het broederlijke gesprek. En dat voer jij op waardige wijze.
Jij ontkent het probleem niet, maar erkent het. Jij beseft het gevaar van lijdelijkheid. Je bent het in de pastorale praktijk vaak tegengekomen dat mensen niet durven geloven. Laat mij daarbij aanhaken: hoe kan dat? Omdat ze de nodiging van het Evangelie alleen kennen als een nodiging die afgeschermd wordt door waarschuwingen en restricties. Jouw voorbeeld van het gesprek met de predikant geeft aan dat de prediking hierin een belangrijke rol speelt. Dus als het om het probleem gaat, delen we dezelfde diepe zorg.
Jij vindt dat ik desondanks te negatief gesproken heb over de prediking in de Gereformeerde Gemeenten. Ik ben er met jou van overtuigd dat er ook in de GerGem predikanten zijn die het Evangelie krachtig en ruim verkondigen. Maar we weten ook allebei dat zij veel kritiek krijgen – juist ook van hun medepredikanten. Ze worden stelselmatig gewantrouwd en gemarginaliseerd; en waarom? Omdat zij het Evangelie zonder kleine lettertjes brengen.
predikers of hoorders
In mijn lezing ging het mij inderdaad om de schapen. Dus om de hoorders en hun luisterervaring. Mijn lezing ging dus niet over het aanbod van genade! Dat laatste is een dogmatische discussie, en daarin heb ik mij juist niet willen mengen. Dogmatiek en theologie en rechtzinnigheid — dat is het terrein van dominees en theologen. Het gemiddelde kerklid haakt af bij dergelijke ingewikkelde discussies. Daarom heb ik de lezing gericht op de luisterervaring van de hoorders: wat merk en ervaar jij als je luistert? Wat is de eindbalans van de preek: spoort deze je aan om op Christus te vertrouwen, of vormt de preek eerder een hindernis? Welnu, dit bleek voor de hoorders bekend terrein. Uitzonderlijk veel mensen hebben mij laten weten dat zij feilloos herkenden wat ik probeerde aan te duiden in mijn lezing.
Ik kan begrijpen dat dominees liever op de lezing reageren alsof het ging over een dogmatisch onderwerp. Dat is voor hen bekend terrein, daar voelen zij zich zeker. Maar in alle kritiek van ambtsdragers heb ik de aandacht voor de luisterervaring van hun hoorders node gemist. Blijkbaar is dat voor hen onbekend gebied. Blijkbaar durven zij niet hun hoorders onbevooroordeeld en kwetsbaar te vragen hoe hun preken overkomen en wat de netto uitwerking is. De sterk-dogmatische reacties zie ik daarom als tekenen van hun onzekerheid.
karikatuur
Geef ik in mijn lezing een karikatuur? Schets ik een vertekend beeld? Ik denk van niet, want ik ben niet onbekend met de prediking in de rechterflank van de gereformeerde gezindte. Ik heb talloos veel kerkelijke mensen gevraagd wat de woorden betekenen “Geloof in de Heere Jezus Christus!”, maar de meesten wisten het niet. Jarenlang elke zondag in de kerk gezeten, maar nog niet het minste besef wat geloven is. Als het zo erg is, lukt het nauwelijks meer om een karikatuur te schetsen.
Maar zelfs al zou ik een karikatuur geven, dan is daarmee nog niet alles gezegd. Laat ik twee voorbeelden geven uit de geschiedenis. Volgens veel nieuw-testamentici geeft het Nieuwe Testament een onvolledig beeld van de theologie van de Farizeeërs. Maar zelfs al zou dit waar zijn, dan nog is het een feit dat het Nieuwe Testament ingaat op wat volgens veel mensen in die dagen de boodschap van de Farizeeën was. Nog een voorbeeld: gaf Luther een karikatuur van de theologie in de Roomse Kerk? Volgens veel kerkhistorici wel. Maar het is een feit dat hij als hoorder tot de overtuiging kwam dat hijzelf God tevreden moest zien te stemmen. De theologen zouden het nooit zo expliciet beweren, maar zo kwam het wel over bij de luisteraars.
Geef ik in mijn lezing een karikatuur? Ik begrijp waarom predikanten dat beweren; maar laten ze dan beseffen dat heel veel hoorders zich herkennen in het beeld dat ik schetste. Karikatuur of niet, maar dit beeld is wat de prediking vaak uitwerkt. En een predikant is ten minste deels verantwoordelijk voor hoe zijn prediking overkomt.
Natuurlijk heb ik ook over de predikanten gesproken. Het voorbeeld van de terroristen had ik aan Andrew Fullers indrukwekkende boek Aller aanneming waardig ontleend. Ik heb in mijn lezing niet gezegd dat bepaalde predikanten gezanten van de duivel zijn, maar dat zij waardeloze onderhandelaars zijn als zij begrip tonen voor de vijanden van hun Koning; aansluitend heb ik de vraag gesteld of zij dan niet onderhandelaar van de duivel geworden zijn. Ik begrijp de kritiek op deze uitdrukkingen. Maar ook hier geldt weer: ik heb niet specifieke mensen willen brandmerken, maar ik doelde op de uitwerking van hun prediking. Jezus noemde Petrus niet als persoon een “satanas” maar vanwege de uitwerking die Petrus’ woorden op Hem konden hebben (Matth. 16:23).
sympathie
In je brief geef je twee voorbeelden: een van een preek en een van de weduwe op haar sterfbed. Ik zie verband tussen beide. Dat juist déze wedergeboren vrouw geen zekerheid had en niet vatbaar was voor de oproep tot geloof, heeft te maken met de prediking waaronder zij verkeerde. Jij poogde deze weduwe te helpen zonder kritisch te zijn naar het theologische systeem waarin zijn gevangen zit. Dat laat jouw empathie zien, maar heb je de sleutel van het hemelrijk gehanteerd (Matth. 16:19)? Wij mogen en moeten getuigen dat ieder vergeving der zonden heeft zo vaak als men de belofte van het Evangelie met een waar geloof aanneemt (Heidelbergse Catechismus zondag 31, vraag en antwoord 84).
Jij had, is mijn indruk, niet alleen empathie maar ook sympathie voor haar situatie. Zoveel sympathie, dat het lijkt of je begrip hebt voor haar ongeloof. In jullie gesprek verwees jij haar naar het antwoord van Petrus in Joh. 6:68: “Gij hebt de woorden des eeuwigen levens.” Maar Petrus zei meer dan dat: “En wij hebben geloofd!” (Joh. 6:69). Het woord “geloven” heeft in jullie gesprek toch niet ontbroken…?
verontwaardiging
Terug naar de prediking. Mijn woorden over de predikanten waren dus geen uiting van persoonlijke frustratie, maar een uiting van het hartverscheurende besef dat juist dienaren van het Evangelie het Evangelie afbreuk doen. Ik wil hierin zijn als Paulus, die niet laatdunkend, minachtend of denigrerend maar wenend vaststelde dat sommigen vijanden van het kruis van Christus zijn (Filip. 3:18).
Onmiskenbaar heeft er in mijn lezing ook verontwaardiging doorgeklonken. Ik ben diep verontwaardigd, omdat wij, als gereformeerde gezindte, een schat hebben in onze belijdenisgeschriften. Zeker de Dordtse Leerregels zijn zo helder over de noodzaak van het bevel om te geloven. Dat is niet, zoals je helaas zegt, de zweep gebruiken, maar weten dat God de vermaningen gebruikt om de wedergeboorte te bewerkstelligen (Dordtse Leerregels III/IV,17). Ik kan geen begrip opbrengen voor dominees die zeggen de Dordtse Leerregels te onderschrijven maar in de praktijk ontkennen dat God het bevel om te geloven heeft ingesteld als het zaad van de wedergeboorte (1 Petrus 1:23). Dominees die het bevel om te geloven slechts als wettische opdracht hanteren en niet als evangelisch middel tot de wedergeboorte, zijn hun roeping ontrouw.
De grote vraag van veel mensen is: “God geeft mij het bevel om te geloven, en ik ben schuldig als ik niet geloof. Maar ik kan niet geloven want het geloof is een gave Gods. Wat nu?” En in deze vraag blijven zij (zoals jijzelf ook schrijft) jarenlang hangen. Juist de pastorale nood van zoveel mensen maakt mij diep verontwaardigd dat deze hoorders blijkbaar nooit een antwoord horen op deze vraag. Terwijl het antwoord zo helder en duidelijk in onze belijdenis staat. Ja, dan klinkt de verontwaardiging door.
Had ik in mijn lezing andere woorden moeten gebruiken? Inderdaad had ik sommige dingen beter kunnen verwoorden. Maar Jan, wat is nu het pijnpunt van mijn lezing: zijn dat de verwoordingen of is dat de inhoud? Het laatste. Wellicht leidt mijn lezing tot polarisatie en verharding. Maar het heeft geen zin om mij te verwijten dat ik een ernstig geestelijk probleem van onze gezindte blootleg. “Don’t shoot the messenger!” Het is beter om te erkennen dat het probleem zo pijnlijk is, dan te klagen over de verwoordingen waarin het probleem ter sprake is gebracht.
verandering
Alleen als wij iets als een probleem ervaren, voelen we de noodzaak om iets te veranderen. In dat besef ben ik zelfs blij met de heftige reacties. Blijkbaar voelen veel dominees zich aangesproken door wat ik heb gezegd. Ik hoop dat vele hoorders de moed hebben om hun kerkenraad en hun predikant te vertellen wat hun luisterervaring is en wat tot nu toe de uitwerking van de prediking is geweest. We hebben geen behoefte aan een compromisdocument over het aanbod van genade, zodat alle dominees hun theologie weer hebben veiliggesteld. We hebben behoefte aan dominees die bewogen zijn met hun hoorders, en die erkennen dat zijzelf een buitengewoon groot probleem hebben indien hun prediking niet de uitwerking heeft die God belooft (Jes. 55:10-11). We hebben niet alleen hoorders nodig die naar de dominees luisteren, maar ook dominees die naar de hoorders luisteren (vgl. Hand. 11:22).
Jan, in je brief lijk je soms vooral de status quo van de kerkelijke praktijk te verdedigen. Een praktijk waarin lijdelijkheid, onzekerheid en waarschuwingen tegen geloven veelal zijn aanvaard. Tegen deze praktijk heb ik in mijn lezing gewaarschuwd, dus op dit punt verschillen we aanmerkelijk. Maar ik ervaar wel veel verbondenheid in je bewogenheid, zorg en liefde voor de gemeenteleden. Wij beiden zien veel mensen die vermoeid en verstrooid zijn, zoals schapen zonder herder (Matth. 9:31). En in die verbondenheid groet ik je als een broeder,
Gert van den Brink
Apeldoorn