Het leven is van mij
| Geen reacties | 15-02-2021 | 09:34
Dr. J.P. van den Brink, panellid van Refoweb en ouderling van de Gereformeerde Gemeente in Eindhoven, schreef een opiniestuk over het moderne levensgevoel, cultuuruitingen en het bestrijden van corona:
De zorgverzekeringen van Care4Life
De zorgverzekeringen van Care4Life stellen de beschermwaardigheid van het leven voorop. Benieuwd hoe?
Vloeken is echt iets vreselijks. Letterlijk. We misbruiken de Naam van een Almachtig God. Wie zou dan niet huiveren en vrezen?
Vloeken moet je gewoon niet doen en vloeken moet je zeker niet “spelen”. Dit is één van de argumenten om afstand te bewaren tegenover diverse kunstuitingen als film en theater. In een boek kun je omschrijven dat een persoon vloekt; in een speelfilm of theaterstuk “moet” er door de acteurs daadwerkelijk worden gevloekt.
Waar in onze gezindte er enkele tientallen jaren geleden vrij algemeen afstand werd bewaard tot bovengenoemde kunstuitingen en media als Televisie, wint de TV of internet via uitzending gemist steeds meer terrein in reformatorische huiskamers (en tienerkamers!). Via de website van npo kon ik, die mijn hele leven geen TV in huis wilde hebben, kennis nemen van het televisie-interview met onze koning Willem Alexander waarin hij vertelde dat hij zelf televisieloos (of –arm) is opgevoed. Hij vertelde daarbij toen op latere leeftijd eenmaal die barrière werd weggenomen er een zekere mate van televisieverslaving optrad. Daarnaast: de mobiele telefoons en het overmatig gebruik daarvan zijn niet meer uit onze levens weg te denken.
De MediaWijzer, Platform voor verantwoord mediagebruik, probeert aan de bezinning in de reformatorische gezindte sturing te geven. Het lijkt dat een absoluut “verbod” door allerlei varianten van mobiele media in de praktijk niet (meer) werkt. Wie, zij het met distantie, met enige regelmaat kennis neemt van hedendaagse cultuuruitingen merkt werkelijk hoe de beïnvloeding van het denken waarin voor God geen plaats meer is in een beangstigend tempo doorgaat. Als illustratie noem ik twee musicals, die de laatste decennia een enorme populariteit hebben genoten.
Van de musical “De Soldaat van Oranje” is de voorstellingsperiode wegens het succes sinds 2010 al vele malen verlengd. Het totaal aantal bezoekers is vorig jaar de mijlpaal van 3 miljoen gepasseerd.
Het verhaal over Erik Hazelhoff Roelfzema en zijn vriendenkring uit het Leids Studentencorps en hun belevenissen in de Tweede wereldoorlog heeft bekendheid gekregen sinds Hazelhoff zijn gelijknamig boek publiceerde begin jaren zeventig; kort daarna is het boek verfilmd. Nu maakt het verhaal furore in de langstlopende Nederlandse musical tot nu toe.
Het is een indrukwekkende productie van een aangrijpend verhaal wat in zijn strekking het zeker verdient om steeds herverteld te worden. Opdat wij niet vergeten en in elke generatie ons blijven verzetten tegen onderdrukking en onrecht. Niet aan de kant blijven staan.
Ondanks dit kunstzinnig kwalitatief knap stuk werk kwellen oprechte christenen hun ziel bij het bezoeken van deze musical. Het taalgebruik en het vele vloeken is ronduit stuitend. Ook worden we verre van gesticht door de liederlijke studentikoziteit en de daarbij uitgebeelde losse omgangsvormen tussen mannelijke en vrouwelijke studenten (lied: Kom vrij met mij / Alsof morgen niet bestaat / Maar hou niet van mij / Vroeg of laat raak je me kwijt). In de vriendengroep bleef een christen afzijdig van het verzet. Na de oorlog verklaart hij dat hij door God bewaard is om heelhuids door de oorlog heen te komen, waarop Hazelhoff hem toebijt: geloof jij nog in die God? Koningin Wilhelmina zingt een lied met als titel: Eenzaam maar niet alleen (naar haar bekende boek). Elke verwijzing dat zij in haar geloof in God steun heeft ervaren in haar eenzame positie ontbreekt in dit lied.
Erger is de gestage druppel van de misleiding van de autonome mens die door deze musical ons denken aantast. In twee gezongen nummers (cursief van mij jvdb):
Uit: Als wij niets doen
als wij niets doen, wie dan?
we zien toch dat dit niet kan (zien dat dit niet kan)
't nu aan jou en mij
onze enige hoop zijn wij
verschuil je niet achter je hoge en veilige muur
je moet je zelf vragen als de wereld in brand staat wie blust dan het vuur (blus jij het vuur?)
't gaat over jou en mij
onze enige hoop zijn wij
we zien toch dat dit niet kan
als wij niets doen
wie dan?
Uit: Blind vertrouwen
Nou goed, kom maar op met dat gevaar!
Hoe raap ik de moed bij elkaar?
Alleen als ik, in mezelf geloof
Op mezelf vertrouw.
Blind vertrouw.
Blind vertrouw.
Vetrouw.
Geloven en hopen in onszelf, daar worden miljoenen mensen mee naar huis gestuurd. Dit element is ook zichtbaar in de musical Elizabeth (over het leven van de Oostenrijkse keizerin “Sissi”), die in Nederland in 1999 in productie ging:
Uit de musical Elisabeth: Het leven is van mij
mij kun je niets leren met dwang en met straf.
ik weiger te buigen voor plicht.
wil jij me bekeren, dan wend ik me af
en vlieg als een meeuw naar het licht.
ik wil alles leren, vrijwillig en zonder dwang.
en alles riskeren want ik ben voor niemand bang.
zo vecht ik en worstel ik me vrij.
Mijn leven is van mij.
Het levensgevoel van de autonome mens die het heft in eigen handen neemt is de gedachte die miljoenen mensen meekrijgen. Dit levensgevoel staat haaks op wat wij belijden in zondag 1 van onze Heidelbergse Catechismus, dat mijn enige troost is in leven en sterven dat ik niet meer zelf eigenaar ben, maar dat ik het eigendom ben van mijn getrouwe Zaligmaker Jezus Christus.
Een en ander maakt duidelijk dat veel van de moderne kunstuitingen een middel zijn om het geloof van velen te doen verkouden. We leven in de eindtijd. Ik ben daarom blij met de afstand die wij vanuit onze reformatorische traditie houden tegenover deze kunstuitingen. Het is gevaarlijk om te “wennen” aan de leefwereld van de autonome mens.
Toch is een volledig isolement ten opzichte van onze cultuur geen begaanbare weg. In de wereld, maar niet van de wereld, is het bekende adagium. Wat betekent dat in de praktijk? Mijns inziens: kennisnemen èn afstand bewaren. Laat het onze jongeren zien wat deze wereld niet te bieden heeft. Voortdurende bezinning over de vraag hoe God wil dat wij met onze medemensen en onze cultuur omgaan. Wat God van een mens verwacht, lezen wij in Micha 6:8 : Hij heeft u bekend gemaakt, o mens! wat goed is; en wat eist de HEERE van u, dan recht te doen, en weldadigheid lief te hebben, en ootmoediglijk te wandelen met uw God?
De prijs van de omslag in het denken in de samenleving lijken we nu te betalen de strijd die er gaande is rond de genderideologie. Met “het leven is van mij” zijn de geesten rijp gemaakt voor het: Niet mijn Schepper bepaalt mijn geslacht bij mijn geboorte, maar bepalend is hoe ik mijn geslacht voel en ervaar. Mijn geslacht, dat moet ik zelf kunnen bepalen. En wij: het christelijk smaldeel van de samenleving of nog meer gespecificeerd, de reformatorische gezindte? Het profetisch getuigenis komt niet van de grond of wordt door onderlinge verschillen en onhandige communicatie in de kiem gesmoord zoals rond de Nashville verklaring.
De prijs betalen we ook nu in de coronatijd. Waar in het verleden niet zelden grote crises of natuurrampen in verband gebracht werden met de Godsregering lijkt deze notie in de huidige crisis totaal te ontbreken. In 2008 werd bij het Monument bij de Stormvloedkering Oosterschelde een gedicht van Ed Leeflang geplaatst: 'Hier gaan over het tij, de maan de wind en wij'. en nu in de Coronacrisis: “Samen krijgen wij Corona eronder”. Reikhalzend kijken we uit naar een bestrijdend virus, want alleen dat kan ons van deze pandemie verlossen. En wij, de reformatorische gezindte? Veelal blijven wij steken in een klaagzang dat “ze” door alle maatregelen “ons alles hebben afgepakt” (zie column hoofdredacteur RD 26-12-2020) en het ”Komt allen tezamen” krijgen we nu moeilijk uitgelegd (hoofdcommentaar RD 24-12-2020) Veel kerken gaan vrijwillig over op online diensten en laten zich aanleunen dat het nu samenkomen niet te verantwoorden is voor de samenleving, de zorg en volgens de minister zelfs niet voor God (!). Maar als we toch doorgaan met de kerkdiensten is dat wel uit de juiste motieven, of slechts een protest tegen een bemoeizuchtige overheid en dus een “reformatorische” variant van: Mijn leven is van mij? Waar is het profetisch getuigenis dat bij de Heere en bij Hem alleen de woorden van het eeuwige leven zijn? Er is een levende omgang met God mogelijk omdat Hij daar is, waar ’t volk vergaderd is (Psalm 116) en omdat Hij woont onder de lofzangen Israëls (Psalm 22). We laten ons bevragen door de spotters uit psalm 42, maar waar is het levende verlangen uit het vervolg van dat vers: Mijn benauwde ziel versmelt, als Zij zich voor ogen stelt, hoe ik onder blijde snaren, feest hield met Gods blijde scharen? Mijn ziel versmelt, omdat velen al weken niet of nauwelijks fysiek naar de kerk kunnen. Dat is geen liefhebberij of een hobby, dat is een eerste levensbehoefte! Dat is niet het opkomen voor de belangen van het kerkgaand volksdeel, maar dat gaat om de voortgang van de prediking van het Levende Woord en om het gaande houden van de lofzang.
Stelt deze crisis ons niet voor de spiegel dat onze kerken te zeer rijk en verrijkt zijn en dat we aan geen ding gebrek hebben; als we ons subcultuurtje maar hoog kunnen houden, is het prima? (zie hiervoor ook de reacties van ds Huijser en prof. Kater in het RD van 24 en 28 december) Wij als reformatorische christenen dienen ons voor God te verootmoedigen en als wachters in onze tijd te zijn, naar de oproep van de Heere Jezus: Want Hij komt!
Wanneer komt die dag wanneer wij als christenen de genade van God ontvangen en de onderlinge liefde mogen beoefenen om onze verschillen eens op het tweede plan te zetten en als met één stem in de huidige crisis profetisch zullen getuigen: Weet, dat de HEERE is God; hij heeft ons gemaakt (en niet wij)! (Psalm 100) Daarom vechten wij voor het leven wat ons door God geschonken is. Want mijn leven is niet van mij. Mijn leven is van Hem!`