Dwars, het Curatorium en het forum op Refoweb
J.P. van den Brink | Geen reacties | 04-04-2019 | 09:06
De redactie heeft mij gevraagd te reageren op de column in Dwars over de roeping en het curatorium. Ik had aangegeven niet enthousiast over deze column te zijn (en daarmee ook niet over de herhaaldelijk terugkerende discussies hierover op het forum of op andere publieke media.)
De schrijver van de column (onder het pseudoniem S.U. Gianto Heiden) ken ik persoonlijk en ik heb geen enkele twijfel aan zijn integere bedoelingen. Helaas vond ik in het stukje niet echt wezenlijk nieuwe elementen van reeds eerder geschreven kritiek op het Curatorium en in die zin was het een overbodig artikel. Bepaalde formuleringen vind ik daarbij onzorgvuldig en hier en daar zelfs ongepast, maar dat laat ik hier liggen – juist om de publieke discussie niet verder aan te wakkeren. Het gaat mij niet om de details, maar om het geheel. De column zelf is kritisch, maar kan als relatief mild worden beschouwd. Mijn bezwaar treft daarom ook niet zozeer de column zelf, als wel de discussie die zo’n column weer vanuit allerlei hoeken oproept.
Jaarlijks komt er wel op een of andere manier (is het niet op Refoweb, dan wel op CIP of in het ND of in andere media) commentaar op het instituut en de werkwijze van het Curatorium. Ik vraag me in alle gemoede af: welk doel wordt hiermee gediend? Geen enkele kerkelijke praktijk heeft de status van de absolute ideale werkelijkheid en ik reageer ook niet zozeer omdat er geen analyse zou mogen of kunnen plaatsvinden van de kerkelijke cultuur (whatever that may be) van de Gereformeerde Gemeenten. Maar ik vind een publieke bespreking van een kerkelijke cultuur met het oog op de vrijwel onlosmakelijk daaraan verbonden karikatuurvorming onwenselijk. Naar mijn bescheiden mening is echt niemand gebaat bij een dergelijke publieke bespreking.
Nu hoop ik ervoor bewaard te worden om het Curatorium in het bijzonder, of de GG in het algemeen, te veridealiseren. Wij zijn een kerkgenootschap wat buiten het paradijs leeft. Er zitten wel degelijk schaduwkanten aan de huidige procedure om dienaren des Woords zorgvuldig te recruteren (wat als zodanig wel een Bijbelse opdracht is: Leg niemand haastiglijk de handen op (1Tim. 5:22)), maar is de zaak ermee gediend als we deze aspecten hier publiekelijk gaan bespreken?
Een van de karikaturen die op het forum van Refoweb naar voren kwam (naar aanleiding van deze column is een forumdiscussie ontstaan) is dat het curatorium zou opereren als een soort onaantastbaar Koreaans politburo. Je moet maar durven om zo te spreken over een college, wat kerkelijk mandaat van de generale synode heeft ontvangen en wat haar werkzaamheden uitvoert onder de ernstige en hartelijke aanroeping van de Naam des Heeren. Deze karikatuur grenst aan laster en daarbij huiver ik en tegelijkertijd ben ik diep verontwaardigd.
Een publieke bespreking van de kerkelijke procedure, waarbij zeer persoonlijke zaken aan de orde zijn heeft in mijn beleving ook iets van inbreuk op de privacy. Dit zijn zaken voor de binnenkamer, zaken voor een binnenkerkelijke bespreking in kerkenraden/classes/synodes van de Gereformeerde Gemeenten, en in een persoonlijk pastoraal gesprek met de betrokkenen, maar niet op internet. Dat is ook mijn grootste bezwaar tegen bepaalde “onthullingen” in de column die de aanleiding tot deze bijdrage is.
Betekent het bovenstaande dat we er geheimzinnig of krampachtig over moeten doen? Nee. maar wel waardig. Lees bijvoorbeeld het interview met de voorzitter van het curatorium, ds. van Eckeveld in het RD van 31 mei 2013.
Laten we toch alstublieft bedenken, dat alles wat op publieke websites, fora en andere media geschreven wordt ook door “de wereld” gelezen wordt. Hierbij denk ik aan wat geschreven staat in 2 Samuel 1:20. Een dergelijk advies om de “vuile was” niet buiten te hangen komt niet voort uit angst om een vermeende beerput van Jeruzalem en - naar analogie - van de gereformeerde gemeenten niet te willen openen, maar het is naar mijn bescheiden mening gewoon onjuist, onverstandig en onbijbels om alles maar publiek te willen bespreken. Daarbij wil ik om misverstanden te voorkomen het werk van het curatorium niet vergelijken met “vuile was” of een beerput, maar om eerlijk te zijn: ook in het Curatorium zitten slechts mensen. Mensen die geen vuile handen maken, maar van nature al vuile handen hebben. Mensen waarvan de Bijbel getuigt dat wij onszelf stinkende hebben gemaakt. Deze belijdenis moet ons maar klein maken en klein houden. Maar het werk van deze stinkende mensen met vuile handen wordt wel gedaan met gevouwen handen. En dat laatste maakt een wereld van verschil in het Koninkrijk. Als je verstaat wat dat betekent, ben je voorzichtig en terughoudend in publieke reakties. Want dat komt onder ogen bij mensen die het besprokene niet goed kunnen afwegen en dus onvermijdelijk verkeerde conclusies trekken. En als je bepaalde reacties leest (prikkelende opmerkingen en oprecht kritiek kan ik hebben) waar het venijn en het sarcasme vanaf spat, zijn we dan niet bezig zoals Paulus dat beschrijft in Galaten 5:15: Indien gij elkander bijt en vereet, ziet toe, dat gij van elkander niet verteerd wordt. We maken “de wereld” zo echt niet jaloers, zoals de eerste Christengemeente dat deed: Handelingen 5:13 het volk hield hen in grote achting.
Het moet dus echt anders. En dat niet omdat ik zo graag wil censureren of krampachtig wil controleren wat er allemaal gezegd wordt, of omdat er geen prikkelende stukjes geschreven zouden mogen worden, maar omdat we worden opgeroepen om Bijbels te leven en te spreken: 1 Corinthiërs 10:23 Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar alle dingen zijn niet oorbaar; alle dingen zijn mij geoorloofd, maar alle dingen stichten niet.
De bede uit Psalm 142:3
Zet, HEER, een wacht voor mijne lippen;
Behoed de deuren van mijn mond,
Opdat ik mij, tot genen stond,
Iets onbedachtzaams laat' ontglippen.
is ook van toepassing op social media in zijn algemeen en Refoweb in het bijzonder.
En het Curatorium? En de broeders die - Deo Volente (!) - gehoord zullen worden in mei? En de crisis in de reformatorische kerken (en dat betreft nu niet alleen de CGK die zo in het nieuws is)? De kerkverlating? Het laatste der dagen, waarin de liefde van velen zal verkouden? Als de Heere Jezus straks terugkomt, zal Hij nog geloof vinden?
Het antwoord is niet om met elkaar over een ander of een ander kerkverband te praten en daarbij vooral te vinden dat een ander het niet goed doet. Maar met elkaar (wat zou dat een zegen zijn!) al deze zorgen op het kerkelijk erf op grond van het dierbare bloed van de Middelaar Jezus Christus te brengen in het gebed voor Gods Aangezicht. Daar wil ik hier Dwars voor gaan liggen, als dat het resultaat zou mogen zijn. Als we het van mensen moeten hebben, slaat de schrik mij om het hart. Maar wij mogen op goede gronden hoge verwachtingen van het werk van de Heere hebben, ook in onze dagen, omdat de Heere het Zelf beloofd heeft: Ik ben met u, al de dagen tot de voleinding van de wereld. Wie wijs is, merk’ deze dingen. En neem verstandig acht op ’s Heeren handelingen. (Psalm 107).
J.P. van den Brink, Eindhoven