Van roeping tot Curatorium
S. U. Gianto - Heiden | Geen reacties | 13-03-2019 | 10:59
Deo Volente in mei 2019 hoopt het Curatorium van de Gereformeerde Gemeenten weer te vergaderen. In de lijn van deze traditie zal het kerkverband -ook namens de preses van de synode ondertekend- via het landelijke kerkblad De Saambinder een bericht doen uitgaan: “Mannen gevraagd om het Woord te verkondigen.” De eisen lijken simpel: u kunt iets vertellen over uw bekering en u kunt iets vertellen over uw roeping. De ervaringsverhalen van de aangenomen predikanten en afgewezen kandidaten geven soms een ingewikkelder beeld.
Het Curatorium is zolang de Gereformeerde Gemeenten bestaat een onafhankelijke commissie. Wie wat kleine kerkgeschiedenisboeken over de GG leest kan nog wel eens glimlachen over het spontane gedrag van een kandidaat of het Curatorium zelf. Of gewoon dat ds. Y (uit het Curatorium) tegen ouderling X zegt: “Joh, predikant zijn, dat is echt iets voor jou.” En ouderling X zegt tegen ds. Y: “Tjonge, dat ligt net op mijn hart.” Ouderling X werd vervolgens aangenomen op grond van geestelijke herkenning en gunning. Zeker in de beginjaren -grofweg tussen 1920 en 1965- waren de Gereformeerde Gemeenten ‘spontaner’ georganiseerd.
Naarmate dit kerkverband zich is gaan ontwikkelen, met name als instituut en haar organisatorisch talent, is de procedure van het Curatorium pakweg na 1965 tot op heden niet echt veranderd, maar daarmee ook niet onomstreden. Het Curatorium kan een inmiddels ‘traditioneel pijnpunt’ zijn voor heel de Ger. Gem., ambtsdragers, kinderen van God en predikanten zelf. Die gedachten leven wel, echter in de groepscultuur is het ‘not done’ om daar openlijk iets van te vinden. Het Curatorium kent ook niet een afdeling communicatie waar naar het kerkvolk een brief kan sturen. Het is wel bekend dat diverse predikanten die nu ambtelijke werkzaamheden mogen verrichten in dit kerkverband, zelf ook meerdere keren (van één tot zeven) zijn afgewezen. Het is ook geen geheim dat diverse afgewezen ouderlingen op afstand meekijken. Evenmin dat collega-predikanten van andere kerkverbanden een pijnlijke herinnering hebben aan de wachtkamer van de Boezemsingel in Rotterdam.
Een ander punt, nog pijnlijker voor het Curatorium, is wanneer de kandidaat uiteindelijk na vier jaar predikant wordt en toch om meerdere redenen niet geschikt wordt bevonden. Er is geen weg meer terug. Het Curatorium zou het wellicht in overweging kunnen nemen om na een ‘proefjaar’, de kandidaat te adviseren om z’n eerdere job weer op te pakken. In sommige gevallen zou dat een opluchting zijn voor beide partijen. De kandidaat is tot de ontdekking gekomen: theologie past niet bij mij en de kerk is van veel issues, ruzies, brieven, classicale vergaderingen en miscommunicaties ‘vrij gemaakt’.
Nu zou ik nog een heel adviesrapport kunnen schrijven over hoe het Curatorium zijn eigen procedure kan veranderen. Maar dat vind ik hier niet op z’n plaats. Het Curatorium is ‘mans’ genoeg om daar zelfstandig over na te denken. Het is immers niet een opzichzelfstaande groep. Integendeel. Ook het Curatorium maakt gebruik van een netwerk. Die connecties kunnen zomaar wat zakelijke adviezen geven. Welke dan? Bijvoorbeeld om procedures aan te passen. Die hoeven in zekere zin niet onder te doen voor sollicitatieprocedures, inclusief psychologisch onderzoek, op het niveau dat vergelijkbaar is met een stevige baan in het bedrijfsleven. Die kennis is beschikbaar.
Een ander punt is dat het kerkvolk ook geen zicht heeft op communicatie tussen lokale kerkenraden met afgewezen kandidaten en het antwoord van het Curatorium. Niet zichtbaar is ook de briefwisseling tussen Generale Synode en Curatorium. En begrijpelijk. Het gaat over individuele personen, maar naast een attest met een vragenlijst, is het denkbaar dat in de toekomst twee ambtsdragers uit de kerkenraad met de kandidaat meegaan naar Rotterdam, voor een ‘tweede’ vervolggesprek, om de roeping van de kandidaat toe te lichten. De lokale kerkenraad ‘kent’ de kandidaat uit zijn functioneren in de gemeente. Het zou wijs zijn wanneer het Curatorium en de lokale gemeente correspondentie over de kandidaat archiveert, en wanneer de kandidaat opnieuw een attest ontvangt en weer voor het Curatorium komt, die correspondentie van feedback meeneemt. Kerkrecht is iets anders dan ‘volksrecht’. Dus daarmee is begrijpelijk dat deze correspondentie niet openbaar is, maar waarom zouden kerkenraden elkaars correspontie niet mogen inzien in het ‘Curatorium-archief’. Ze zouden kunnen leren van ‘elkaars attesten’.
Bij afgescheiden kerken -grofweg buiten de voormalige Nederlandse Hervormde Kerk- is er vaak een versmalling wat organisatievisie betreft. Een soort ‘ingeslikt’ model. Niemand die dan iets durft te veranderen, uit lijfsbehoud. Kramp om te behouden. Hoe het altijd ging, is leidend, uit angst voor verandering ten koste van inhoud.
Maar is dat zo? Ook buiten de Ger. Gem. zal een kandidaat ‘gewoon’ beginnen met Theologie en ook niet zonder roepingsbesef. Een bijzondere roeping hoeft niet per definitie aan een studie vooraf te gaan, maar kan ook tijdens de studie ondergaan worden of ontstaan. Lees de biografieën over Puriteinse predikanten en je kunt lezen dat het moment van de roeping niet persé voorafgaand aan de studie aanwezig moet zijn.
Bij de Anglicaanse Kerk moet een priester ook voor een commissie examen afleggen en zijn toekomst ligt op dat moment ook in handen van een paar heren. Op zich staat het Curatorium van de Gereformeerde Gemeenten daarin dus niet alleen.
Het Curatorium ‘zet geestelijk in’, naast een vragenlijst. De kandidaat moet dus in zijn bekeringsverhaal en roepingsverhaal de subjectieve elementen kunnen vertellen. Niet alleen wat, maar vooral hoe... Nu is het niet ondenkbaar dat juist in het subjectieve allerlei nog subjectievere of bevindelijke elementen ter sprake komen. Erkenning gaat dus over geestelijke herkenning. Dat is zowel lastig als ook zeer persoonlijk. De kandidaat moet zich dus ‘geestelijk liëren’.
In een lezing van drs. Golverdingen over 100 jaar Gereformeerde Gemeenten staat dat het Curatorium geen ‘minimale’ opleidingseisen zou willen stellen aan de kandidaten, omdat de ‘kleine’ profeet Amos ook vanachter de ossen werd geroepen. Concreet: Iedereen kan zich melden, jong, oud, eenvoudig of hoog begaafd.
Of het verstandig en wijs is, om eenvoudige mannen toe te laten in een tijd van kenniseconomie en netwerksamenleving verdient nadere bezinning. Eenvoudige mannen, hoe Godvrezend ook, zouden na ‘vier jaar Rotterdam’, in de weerbarstige praktijk van alledag in pastoraat en de doorgaande druk van het voorbereiden van ‘nieuwe’ preken een te zware belasting voor hun persoonlijk en gezinsleven kunnen krijgen. Achter de mooie ramen van de pastorie kan een hoop gezinsleed schuil gaan. Een predikant moet allereerst rust en ruimte krijgen om te studeren. Echter, het is ook bekend dat time-management niet het sterkste punt kan zijn bij eenvoudige predikanten. Ook dat zou tijdens de studie een vak moeten zijn. Hoeveel verhalen zijn er ook niet van predikanten die voor hun 60ste jaar opgebrand zijn. De pastorie is niet romantisch een ‘House on the prairie’. Een pastorie is een herberg, een trefpunt met God, om heel de gemeente te (be)dienen. Het huidige kennisniveau van de kerkgangers ligt gemiddeld hoog en wordt hoger. Jongeren stellen goede kritische vragen en zijn op zoek naar echtheid. Van een predikant – nu - wordt mentaal en fysiek nogal wat gevraagd in de Gereformeerde Gemeenten. Stel bij de mannen die zich aanmelden, minimaal een afgerond HBO-denkniveau als eis. De predikant is een netwerker, geestelijk makelaar, verbinder, pastoraal herder en kan onder hoge druk ‘studeren’.
Het was ds. C. Harinck die in 2003 in zijn lokale kerkbode Gomarus ‘kanttekeningen’ plaatste bij de werkwijze van het Curatorium. Ds. Harinck stelde voorzichtig dat een gesprek van een half uur wel erg in het extra-ordinaire viel en dat de werkwijze erg toegesneden was “op het onmiddellijke.” Deze werkwijze is in de kern nog steeds niet veranderd doordat er geen feedback plaatsvindt van het Curatorium richting de kandidaat. Die wordt het bos in gestuurd en kan onzeker worden of in vertwijfeling raken over zijn roeping of zelfs geestelijke staat. Bij meerdere afwijzingen komt er nog iets anders om de hoek kijken. Door de spaarzame feedback kan de kandidaat niet aan zijn ‘zwaktes’ werken.
Wat volgt er dan? Dit: pijn bij twee partijen. De afgewezen kandidaat weet het niet meer. Hij voelt zich ontredderd en vervreemd. Hij kan het psychisch ook niet meer opbrengen om nog eens voor het Curatorium te verschijnen. Op deze wijze wordt het Curatorium onbedoeld ‘grootleverancier kandidaten theologie’ aan andere kerkverbanden. Mijn advies is: houd de afgewezen kandidaten vast door een zorvuldige feedback of coaching, om toch een plek vrij te maken, al is het alleen maar vanwege de hoge werkdruk. Ook de Puriteinse gemeenten kenden ‘hulp-predikers’.
Kandidaten die met een roeping lopen wil ik het volgende adviseren: maak jouw bekering en roeping expliciet helder. Vertel gewoon in eigen woorden hoe de Heere je te sterk is geworden. Noem klassieke noties. Je bent niet alleen zondaar, maar ook dat je zondaar ‘geworden’ bent en vertel ook hoe. Bijvoorbeeld: je leefde zonder God en Christus. Je kon Christus niet aannemen, maar Christus werd u/jou te sterk. Noem het Recht van God. Dat is belangrijk. Natuurlijk gaat het ook om de liefde van God, maar ook om het Recht van God. U/jij kan spreken ‘op welke wijze’ Christus de Borg en Middelaar aan jouw ziel is toegepast. Je mag iedere geschiedenis -van Mozes, Jona, Jeremia, Jesaja of een discipel- als voorbeeld nemen. Het Curatorium wil vooral horen hoe de Heilige Geest -in de toepassing tot jou- je met dit voorbeeld geroepen heeft. Verder kan ik mij voorstellen dat het Curatorium ook wil horen op welke wijze de Heere u/jou dan ‘uitstoot of uitzendt’. U moet ook spreken vanuit de verwondering. Wie ben jij/u om het Woord van Christus te verkondigen? Christus moet dus alle waarde ontvangen en dan resteert dat u/jij vanuit de nederigheid moet ‘dienen’. Ook dat is een klassieke notie.
Dus niet alleen bekering en roeping, maar vertel ook de manier waarop de Heilige Geest in uw eigen leven bekend heeft gemaakt waarom/waarmee je tot deze Heilige Dienst van Dienaar van het Woord bent geroepen. Dat is dus een ‘bevindelijke’ weg. Mocht je je eigentijds willen profileren, dat kan wel, maar het gaat om een authentiek verhaal. Je leeft niet alleen met de Schrift, maar de God van de Schrift is jou niet ook onbekend. Je bent geworteld in de Reformatie en geschriften uit de Nadere Reformatie. Je mag natuurlijk wel breder theologisch georiënteerd zijn, maar in de kern of basis wordt dat niet door het Curatorium gevraagd in dit stadium.
Iets om rekening mee te houden is natuurlijk de afwijzing. Natuurlijk... daar zit het Curatorium in eerste instantie niet voor. Je kunt in je eigen Godservaring met het Woord en de omstandigheden wel overtuigd zijn en toch afgewezen worden. Het is meer dan fijn wanneer er dan in het pastoraat wat feedback gegeven wordt. Bedenk echter dat je roeping van God iets is, tussen God en jou. De beste raadgevers kunnen je niet helpen. Ook het Curatorium niet. Ze luisteren alleen maar.
Een paar conclusies bij afwijzing kunnen zijn: je bent te jong, je hebt weinig levenservaring, je bent niet geschikt (op grond waarvan moet je zelf ontdekken), je past niet in ons kerkverband. Het Curatorium prikt ook door toneelstukjes heen. Blijf spreken zoals je bent en zoals het bij je past.
Afwijzing kan ook betekenen dat ze nog meer willen horen over de diepe afhankelijkheid van de Heere in je roeping. Nee, betekent dan: we vinden het te vroeg, kom nog een keertje terug. Echter, dat wordt niet altijd gezegd. Onderzoek je zelf heel precies en vraag de Heere om raad. Deel je roeping in een kleine kring van vertrouwelingen. Zij kunnen je bijstaan en voor je bidden. Afwijzing kan de nodige vertwijfeling met zich mee brengen. Ik denk ook aan het thuisfront. Voor de vrouw van de afgewezen kandidaat valt het ook niet mee. Bid dat het thuisfront ook wordt gesterkt.
Zie je voor jezelf geen roeping tot het predikantschap in de Gereformeerde Gemeenten, om wat voor reden dan ook, het is ook niet onmogelijk om predikant te worden elders. Het kan ook zijn dat de Heere voor je een heel andere weg gaat, die je zelf nog niet kunt overzien. Bedenk ook dat de kansel niet de enige plek in Gods Koninkrijk is waarmee je het evangelie kan en mag uitdragen. Gelukkig niet. Jeugdwerker, ouderling, pastoraal medewerker, diaken, enz. Iedereen heeft bepaalde gaven en taken in het Koninkrijk van God.
Verder is het aan ons, leden van de Ger. Gem., om de kandidaten en hun thuisfront met gebed te omringen. Bid ook voor het Curatorium. Heb vertrouwen in de God die boven het Curatorium staat, Hij is in de Hemel. De God van het verbond en de verkiezing regeert, vanuit het eeuwig welbehagen!