Klein, maar niet fijn
Ali As | 25 reacties | 28-12-2016 | 10:13
Soms hangt er een naar geurtje in je huis waarvan je de oorsprong niet kunt vinden. Je zoekt je ongans, maar je ontdekt niets. Op den duur verflauwt de stank en met wat extra hulpmiddelen van een bekende kruidenier ruik je er op den duur weinig meer van. Je vergeet de zaak. Totdat... je jaren later achter de vriezer de oorsprong van alle ellende ontdekt: het gemummificeerde lichaam van ongedierte.
Daar moest ik aan denken bij het lezen van het interview in het Reformatorisch Dagblad met Arjan Klein. De directeur van de Reformatorische Omroep is na vijf jaar door de Raad van Toezicht op straat geknikkerd vanwege “verschil van inzicht over het toekomstige beleid.” Aldus luidt de verklaring van beide zijden. Zowel Klein als de raadsleden houden hun snuit verder stijf gesloten. Ongetwijfeld zal een financiële duit in het zakje daar mede debet aan zijn. Pecunia non olet. De mannenbroeders vergeten echter één aloude Hollandse spreuk: is den beerput snel verdween, het lekt altijd door den deksel heen.
Over welk verschil van inzicht beide kampen elkaar naar de keel vliegen wordt angstvallig gezwegen. Vermoedelijk om te voorkomen dat de toch al ernstig verdeelde gereformeerde gezindte er nog een schisma bij krijgt en de donateurs massaal hun beurs dichtritsen. Ondertussen draait het geruchtencircuit overuren. Waar de één beweert dat de innige liefde tussen Klein en de stichting Jijdaar! mede oorzaak van de breuk is, ontkennen intimi dit weer met klem. Weer een ander noemt de belangenverstrengeling van Klein tussen RO en zijn eigen bedrijf Doornburgh Events -organisator van de reformatorische familiedagen- als oorzaak. Maar ook daarvan lijkt geen sprake.
Wie in het RD-interview goed tussen de regels doorleest wordt duidelijk dat de ex-directeur zich groen en geel ergert aan de amateuristische mentaliteit bij de Reformatorische Omroep; vrijwilligers die zich vlak voor een uitzending zonder geldige reden afmelden. Maar ook de professionaliseringsslag die Klein wil maken en waar de huidige medewerkers niet aan kunnen of willen voldoen. En wie de jonge ondernemer een beetje kent, weet dat hij geen genoegen neemt met halfbakken productie. Tenenkrommend treurig is die soms: programmering die niet doorgaat vanwege een teamvergadering of ziekte van een presentator. En natuurlijk diepte-interviews met vragen als: “Is het erg dat het aantal verkeersdoden is gestegen?”
Maar ja, talent kost nu eenmaal geld en zolang de Raad van Toezicht het wel prima vindt zo, blijft de RO een dorsende (of is het dorstige?) os met manke poten.
Dat het lijk ooit uit de kast rolt en de stolp van de giertank dendert, is zeker. Dit soort geheimpjes zijn in het reformatorische wereldje net zo veilig als een mekkerende geit op de Afrikaanse savanne tussen een roedel uitgehongerde leeuwen.
Geachte Omega! Ik sluit mijn neus niet voor stanken, maar ik bestrijd de stank bij voorkeur bij de bron (als het op mijn pad komt). Ik zoek de stank echter niet op en ik bestrijd de stank ook niet door ze te verspreiden. dat is mijn punt. En ja, de stank komt in dit geval tot mij door toedoen van de columnist en het doet me deugd dat er hier meer reactanten zijn die hun neus naar vergelijkbare normen hebben gekalibreerd.
Een volgende metafoor maakt gewag van het feit dat ik de rommel niet wezenlijk zou opruimen maar daarvoor een plaatsje heb gereserveerd onder het vloerkleed.
Waarde Omega! uit hoofde van mijn professie heb ik enige ervaring met het realiseren van stof arme ruimten. Je krijgt het stof in de meeste gevallen niet goed verwijderd met een bezem. Met een bezem zwaaien betekent meestal dat het vuil zich verplaatst en het middel derhalve erger is dan de kwaal. Stof moet op een subtiele wijze ( bij voorbaat met een zacht vochtige doek of met een kleefband) worden opgenomen, zodanig dat de omgeving er zo min mogelijk van merkt. Vertaalt u de excegese van deze metafoor naar de onderhavige casus en hoewel in sommige kringen het vergeestelijken van ongeestelijke zaken als een kwalijke zaak wordt aangemerkt acht ik dat het beeld in dit geval stof tot nadenken geeft.
je verwijzing naar de openbare terechtwijzingen van de apostelen in hun pastorale brieven zijn van een andere orde en deze verwijzing kan mij dus niet overtuigen. Ik heb je in eerdere mailings aangegeven welke Bijbelgedeelten m.i. wel op situaties als deze van toepassing zouden zijn die het tegendeel van onze wijze van reageren vragen.
Je slotopmerking suggereert een terechtwijzing. Stel je gerust, ook ik denk er precies zo over. Blijft ons zeer (!) fundamenteel verschil van inzicht hoe een dwalende herder moet worden terecht gewezen. Ook dat verloopt m.i. langs de lijnen van Mt 18 en dat begint toch echt in een één op één gesprek.
In de omgeving waar ik me bevindt, de gereformeerde gezindte (en het evangelische wereldje vormt daarop geen uitzondering), is er echter volop stank. Of je het nu zoekt of niet. Het ontstaat vanzelf door het doen en laten van mensen. Zonden, noemt de Bijbel dat. Dat valt niet subtiel schoon te maken met een vochtige doek, hoewel velen daar wel hun best voor doen. Dat kan ook niet bedekt worden met een deksel of vloerkleed, maar alleen met het bloed van Christus. Zo lang dat niet gebeurt hanteren we allerlei zinloze lapmiddelen.
Je zegt dat de openbare pastorale brieven van de apostelen van een andere orde zijn. Ik mis de exegese van waarom dat zo is. Maar goed, ik kan me daar zelf ook wel wat bij voorstellen, althans wat betreft de geestelijke boodschap er achter. Niet als het gaat om het openbaren en onthullen van het probleem. Het eerste dat wij namelijk doen in onze achterban als het gaat om stank -om deze metafoor maar even aan te houden- is ontkennen dat het stinkt en het tweede als vervolg daarop: het bedekken er van. Ruiken, ontkennen en zwijgen. En wat er dan gebeurt weet David ons te vertellen: “Toen ik zweeg, werden mijn beenderen verouderd, in mijn brullen den gansen dag.”
Wat de columnist in dit geval doet is niets anders dan de via de media bekende feiten bundelen en dat aanvullen met de wandelgangen. De humoristische wijze waarop dit gebeurt kan ik in ieder geval zeer waarderen. In ons aller lijfblad doet columnist Jan van Klinken niet anders. Ja, zelfs mijn zeer gewaardeerde broeder dr. W. Fieret trok in zijn bespreking van het boek over de scheuring van ’53 (RD, 6-1) nogal gewaagde en suggestieve cq retorische conclusies. En is de evolutietheorie niet op dezelfde wijze tot stand gekomen? Kortom, zelfs op wetenschappelijk vlak is het leggen van onbewijsbare verbanden niet ongebruikelijk. Ik mis daar alleen de zelfspot.
Nogmaals, openbare zonden dienen in het openbaar behandeld te worden. In Matt. 18:15 gaat het om een persoonlijke kwestie tussen twee broeders. Dus de verwijzing naar die tekst gaat in deze zaak niet op.
Je gelijk is ook niet afhankelijk van het aantal medestanders. Ik zal je daarvan een aardig rekenvoorbeeld geven. Ik lees onder deze column kritische opmerkingen van zo’n vijf personen. Het zijn in algemene zin vrijwel altijd tegenstanders van iets of iemand die als eerste -of zelfs voornamelijk- reageren. Dat is een bekend fenomeen in medialand. Volgens Refoweb telt deze site jaarlijks ruim 1 miljoen unieke bezoekers. Laten we de huidige vijf actievoerders nu eens delen door de 1 miljoen die zich rond deze column rustig hebben gehouden, dan komen we uit op een percentage van 0,000005. Afgerond op twee cijfers achter de komma is dat 0,00 bezwaarden. Het lijkt me dat je daar de verkiezingen niet mee wint ;-)
- 1
- 2