Alleen voor ambtsdragers...
VDM | 2 reacties | 22-02-2016 | 10:03
“Ambtsdragers zijn vaak de grootste vijanden van Christus en Zijn volk.” Als een predikant dit in zijn preek zegt, wordt het tijd voor zelfreflectie. Het is waar dat de grootste tegenstand tegen Jezus en Zijn bediening -tijdens Zijn omwandeling op aarde- in eerste instantie en in hoofdzaak werd gevonden bij de joodse leidslieden: de overpriesters, oudsten en Schriftgeleerden. Het waren ook de overpriesters en ouderlingen (familiehoofden) die Jezus met zwaarden en stokken gevangen namen in Getsémané (Matt. 26:47) en vervolgens het volk ophitsten om Hem te laten kruisigen. Maar goed, dat was vroeger...
Of toch niet? Want als dat zo is, waarom dan deze uitspraak van de dominee in de onvoltooid tegenwoordige tijd? En waarom dan de vele vragen op Refoweb over predikanten, ouderlingen en diakenen met soms dictatoriaal gedrag of het heersen over de gewetens van gemeenteleden? Kortom, blijkbaar is het probleem van 2000 jaar geleden nog steeds razend actueel in een aantal gemeenten.
Daarom, ambtsbroeders, laten we de hand maar eens in eigen boezem steken... Ben ik zelf in alle opzichten een beeld van Christus? Ben ik bereid om in navolging van mijn Meester de voeten te wassen van anderen, in plaats van hun oren? Heb ik Hem liever dan al het andere in mijn leven... en daardoor ook de gemeente en mijn naaste? Ben ik bereid om als dienaar des Woords, in alle eenvoud datzelfde Woord de gemeente aan het hart te drukken, met de klem van geloof en bekering? En met dezelfde ruime nodiging als Christus dat ook deed? “Komt allen (niemand uitgezonderd) tot Mij die vermoeid en belast zijn...” (Matt. 11:28-30). Ben ik zelf wel in Christus en neem ik daarom ook deel aan de gedachtenismaaltijd? Of probeer ik daar juist anderen, met wat voor argumenten dan ook, bij vandaan te houden?
Broeders, laten we onszelf nu eens spiegelen aan het Woord. Willen we heersen en regeren, of willen we dienstbaar zijn? Gaat het ons om de leer en de (eigen) eer, of om de Heer(e)? De liefde is bereid om wederzijds voor elkaar te buigen, ondanks traditie en gewoonten. De liefde bindt ons ook (of juist!) aan het Woord, maakt gunnend en nederig. Bovenal, de liefde nodigt allen -met lek en gebrek- in de gemeente tot het heil: ruim, onvoorwaardelijk en welmenend.
“...Wil ik weten wie ik ben? Dan moet Gods Woord de spiegel zijn, waar ik mijn hart uit ken.” En zo worden vrome vijanden met God verzoend.
?? Ik mag hopen dat dit een verzinsel is?