Botsing tussen hemel en aarde
Buitenman | 2 reacties | 08-01-2015 | 14:54
“Zou men aannemen dat godsdienst uitsluitend over de verlossing van individuen gaat, dan kon men het godsdienstige leven feitelijk wel beperken tot een verborgen, onzichtbare omgang tussen het persoonlijk geweten en God. De menselijke geschiedenis zou daarvoor dan niet van belang zijn. De hoofdstroom van het christendom heeft deze benadering echter altijd verdacht gevonden, namelijk verdacht van ketterij.”
“Zowel het jodendom als het christendom, behalve enkele kleine zijstromingen, geloofden altijd in de goedheid van het natuurlijke leven en de menselijke geschiedenis, zij het wel een relatieve en een afgeleide goedheid. Deze houding vond haar bevestiging in de christelijke leer van de vleeswording Gods en in de leer van de opstanding van het lichaam en de ziel ten leven.”
Dit citaat is van Leszek Kolakowski, oorspronkelijk afkomstig uit het rooms-katholieke Polen en kenner van de kerkgeschiedenis. Hij stelt dat heel de geschiedenis van het christelijk denken beheerst wordt door de vraag hoe het heilige en het aardse zich tot elkaar zullen verhouden, oftewel door pogingen om te voorkomen dat het heilige zich door het aardse zou laten beïnvloeden. De ene richting zocht het antwoord in de theocratie, de andere in de ascetische afzijdigheid van de christenen ten opzichte van het wereldleven. De katholieken streefden een zekere harmonie na tussen het kerkelijk en het wereldlijk terrein.
“Maar elke oplossing is utopisch”, zo besluit Kolakowski. Zelfs de theocratische oplossing zou alleen maar een schijn van orde kunnen opleveren. Het is allemaal maar krakkemikkig, onzeker en voorlopig. “De botsing tussen hemel en aarde is een werkelijke botsing.” Zo eindigt het slothoofdstuk van het boek Religion (1982) waarin deze filosoof bewijst dat het moderne atheïsme geen enkele intellectuele voorsprong heeft op het denken dat uitgaat van het bestaan van God.
Zowel de christelijke afzijdigheid als de theocratie zijn dus niet toereikend: christenen kunnen niet uit de wereld vluchten maar moeten deelhebben aan de menselijke geschiedenis met haar wel en wee. Ze moeten hun portie doen en hun portie dragen. Voor de grootste troost daarin moeten we misschien terug naar het eerste citaat waar sprake is van de vleeswording Gods en de opstanding van lichaam en ziel.
Christus, de Zoon Gods, de tweede Persoon in het Goddelijk wezen, heeft op aarde bij ons mensen gewoond en heeft met en voor ons geleden. Is er een heerlijker troost ten aanzien van het menselijk tekort denkbaar? En als er al zoveel troost ligt in het Kerstverhaal - hoeveel te meer in Pasen en de opstanding! Beide geven volop hoop aan en voor het aardse leven, niet alleen het onze persoonlijk, maar ook in meer algemene zin. Wie dat beaamt, staat in de traditie van de kerk van alle tijden en alle plaatsen.
"Maar alleen die Hem aangeomen hebben, heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden, die in Zijn Naam geloven."
(Joh 1:11)